Hoorcollege 1 (Introduction)
● Definities van criminaliteit zijn sociaal geconstrueerd en veranderen met de tijd en per
locatie/cultuur. Uitzonderingen: lawful execution & self-defence
● Key concerns: security, control en risk
● Doelen van straffen: retribution (vergelding), incapacitation (prevention) en deterrence
(afschrikking)
○ Onderzoek suggereert dat straf geen afschrikmiddel is
● “Boven de wet”: soevereine immuniteit, diplomatieke immuniteit, immuniteit van openbaar
belang voor politie-informanten, zaken mbt de nationale veiligheid
● Mens Rea: state of mind, Actus Reus: the act/event/omission
● Mental health and criminal responsibility (in NL)
○ Ten tijde van het misdrijf, ontwikkelingsachterstand OF mental disorder
○ Causaal verband tussen achterstand/disorder en het plegen van de misdrijf
○ Verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het misdrijf vanwege de
achterstand/disorder
→ Diminished responsibility = lagere straf
Thema 1 - Eyewitness Memory
Hoorcollege 2
● Geheugen wordt beïnvloed door externe bronnen
○ Encoding conditions: hoe lang kon je het moment zien, was het donker, was je
dronken etc.
○ Information after the event: misinformation effect
○ Retrieval conditions: zou kunnen helpen om witness terug te brengen naar plaats
van misdrijf
○ Witness’s schema's: hoe de getuige naar de wereld kijkt (overtuigingen)
● Memory trace: gecodeerde opslagherinnering van wat er is gebeurd
● Witness characteristics
○ Geslacht: geen effect
○ Leeftijd: heel jong en heel oud doen het slechter
○ Intelligentie: geen effect
○ Ras: geen effect
○ Persoonlijkheid: niet veel onderzoek
● Cross-race effect: own race faces were 1.40 times more likely to be correctly identified and
1.56 times less likely to be falsely identified than were other-race faces
○ Effect less strong as encoding time increases
○ Possible explanations
- Utilitarian hypothesis: less exposure to, and interaction with, racial
minorities
- Cognitive disregard: less attention paid to other races
- Perceptual expertise hypothesis: focus on characteristics that are helpful
for identification of same-race faces, but not other-race faces
- Depth of processing may vary
- Representational system may be optimal for identifying same-race
faces
● Confidence of eyewitness; depends on accuracy
○ Repeated testing increases confidence but not accuracy
● Accurate identification tends to be quicker than misidentifications (prevents intentional
deliberation and relative judgment)
● Misinformation effect: existing memories can be distorted when exposed to misleading
information
○ Retroactive interference: information after the fact distorts memory
1
, ● Imagination inflation: imaging an event creates a false memory for that event
○ Mere exposure can lead to imagination inflation
● Reality monitoring: discriminating memories of internally generated information from
memories of externally derived information
● Stress and memory: empirical research shows varied results, lab experiments more mixed
results
● Yerkes-Dodson Law
● Flashbulb memories: the recall of very specific images or details surrounding a vivid, rare, or
significant personal event of which the details may or may not be accurate
○ Results experiment: both memories decayed over time, but the 9/11 memories
remained more vivid and perceived as more accurate. Proximity to the event not
associated with accuracy, but with confidence in accuracy
● Weapon focus: the presence of a weapon reduces the chances that the eyewitness can
identify the holder of the weapon
○ Arousal/threat hypothesis: physiological or emotional arousal narrows the
attentional beam
○ Unusual item hypothesis: the cognitive demands inherent in processing an usual
object that is incongruent with the schema representing the visual scene
● Eyewitness identification is reliable if the proper procedures are in place
Literatuur 1 (Blandón-Gitlin et al., 2019)
● Alle herinneringen zijn constructief en reconstructief
● Misinformation effect: getuigen kunnen door suggestieve invloeden worden gemanipuleerd
om onjuiste details te rapporteren
● Factoren in memory distortion en false memories
1) Post-event information
● Co-witness influence → memory conformity
● Questioning witnesses: forced confabulation effect (herhaaldelijk dezelfde
vraag stellen aan getuigen kan de indruk wekken dat het eerste antwoord
niet goed is of dat de getuige verkeerd is → false memories)
● Visuals (foto’s en video’s)
2) Retention interval (interval tussen gebeurtenis en moment van verklaring afleggen):
hoe langer het interval, hoe waarschijnlijker het is dat de verklaring vervormingen
bevat
3) Imagination/visualization: imagination inflation → herhaaldelijk visualiseren,
nadenken en speculeren over een gebeurtenis kan gedetailleerde beelden creëren
die valse overtuigingen versterken
4) Event plausibility: als een gebeurtenis onwaarschijnlijk lijkt en de getuige minder
relevante kennis heeft, is het minder waarschijnlijk dat de gebeurtenis als valse
herinnering wordt geaccepteerd
5) Inconsistency within and across interviews
● Cognitieve processen in memory errors en false memories
1) Source memory errors: source memory judgment → beslissen of een herinnering
afkomstig is van een echte ervaring of van externe bronnen
2) Fuzzy-trace theory: er worden twee soorten geheugensporen gecreëerd wanneer
een getuige een gebeurtenis ervaart
2
, ○ Verbal/verbatim geheugen: gedetailleerde herinnering van het daadwerkelijke
voorval (vervaagt sneller)
○ Gistgeheugen: algemene interpretatie van wat er gebeurde (bevat minder
details en kan vervormd raken)
3) Individual differences: mensen met lage intelligentie of slechte waarneming zijn
gevoeliger voor misinformatie
● Cognitive Interview (CI) en National Institute of Child Health and Human Development
protocol (NICHD) → helpen kans op misinformatie en valse herinneringen te verkleinen door
rekening te houden met geheugenmogelijkheiden en -beperkingen, en gedachten en emoties
○ Opbouwen van rapport en getuige-gerichte benadering
○ Gebruik van vraagtypes die nauwkeurigheid bevorderen en meer details opleveren
- Mentaal plaatsen in tijd en context van gebeurtenis
- Open vragen stellen
- Vervolgvragen om gedetailleerde antwoorden te krijgen
- Inoculation effect: deelnemers zijn beter bestand tegen misleidende
informatie
○ Bieden enige flexibiliteit in gebruik van geheugenophaaltechnieken (tekenen,
gebeurtenis in omgekeerde volgorde beschrijven, etc.)
→ Nadeel: veel training en tijd
● Self-Administered Interview (SAI): wordt door getuige zelf ingevuld ter plaatse, meestal
direct na het kritieke evenement
● Source memory error: wanneer er overlap is tussen echte en valse herinneringen
Literatuur 2 (Fawcett et al., 2013)
● Weapon-focus effect: afname in geheugenprestaties voor gebeurtenissen die samenhangen
met de aanwezigheid van een wapen of ongewoon object
● Arousal/threat hypothesis: aanwezigheid van een wapen leidt tot verhoogde fysiologische
opwinding, waardoor de aandacht zich richt op het wapen en de herinnering aan perifere
details van het misdrijf afneemt
○ Beoordeling: beperkte ondersteuning → methoden die gebruikt worden om opwinding
op te wekken + problematische definities van opwinding
● Unusual item hypothesis: wapens worden in veel contexten als ongewoon beschouwd,
waardoor ze incongruent zijn met de schema’s die geactiveerd worden door gewone visuele
scènes → perifere details worden niet goed onthouden
○ Beoordeling: treedt ook op bij andere ongebruikelijke objecten (salient feature
focus/object saliency effect) → ondersteund
● Laboratorium- en simulatieonderzoek laten meestal veelbelovende resultaten zien, actual
crimes niet
○ Mogelijke verklaringen voor ontbreken weapon focus effect in actual crimes
- Wapens laten criminelen kwetsbaar voelen → handelen minder voorzichtig →
blijven langer op plaats delict/dichter bij ooggetuigen
- Echte misdrijven zijn te complex, met te veel andere invloeden
● Resultaten: aanwezigheid van een wapen heeft een matig effect op het geheugen van
ooggetuigen, maar er zit veel variatie in onderzoeksresultaten
○ Retention interval: hoe langer het interval, hoe kleiner het effect
- Blijkt onduidelijk hoe dit kan
○ Threat: het effect is groter in bedreigende situaties dan in
niet-bedreigende situaties
○ Exposure duration: het effect is het sterkst bij een gemiddelde
exposure tijd
○ Study type: weapon focus effect is in alle typen studies
significant aanwezig
3
● Definities van criminaliteit zijn sociaal geconstrueerd en veranderen met de tijd en per
locatie/cultuur. Uitzonderingen: lawful execution & self-defence
● Key concerns: security, control en risk
● Doelen van straffen: retribution (vergelding), incapacitation (prevention) en deterrence
(afschrikking)
○ Onderzoek suggereert dat straf geen afschrikmiddel is
● “Boven de wet”: soevereine immuniteit, diplomatieke immuniteit, immuniteit van openbaar
belang voor politie-informanten, zaken mbt de nationale veiligheid
● Mens Rea: state of mind, Actus Reus: the act/event/omission
● Mental health and criminal responsibility (in NL)
○ Ten tijde van het misdrijf, ontwikkelingsachterstand OF mental disorder
○ Causaal verband tussen achterstand/disorder en het plegen van de misdrijf
○ Verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het misdrijf vanwege de
achterstand/disorder
→ Diminished responsibility = lagere straf
Thema 1 - Eyewitness Memory
Hoorcollege 2
● Geheugen wordt beïnvloed door externe bronnen
○ Encoding conditions: hoe lang kon je het moment zien, was het donker, was je
dronken etc.
○ Information after the event: misinformation effect
○ Retrieval conditions: zou kunnen helpen om witness terug te brengen naar plaats
van misdrijf
○ Witness’s schema's: hoe de getuige naar de wereld kijkt (overtuigingen)
● Memory trace: gecodeerde opslagherinnering van wat er is gebeurd
● Witness characteristics
○ Geslacht: geen effect
○ Leeftijd: heel jong en heel oud doen het slechter
○ Intelligentie: geen effect
○ Ras: geen effect
○ Persoonlijkheid: niet veel onderzoek
● Cross-race effect: own race faces were 1.40 times more likely to be correctly identified and
1.56 times less likely to be falsely identified than were other-race faces
○ Effect less strong as encoding time increases
○ Possible explanations
- Utilitarian hypothesis: less exposure to, and interaction with, racial
minorities
- Cognitive disregard: less attention paid to other races
- Perceptual expertise hypothesis: focus on characteristics that are helpful
for identification of same-race faces, but not other-race faces
- Depth of processing may vary
- Representational system may be optimal for identifying same-race
faces
● Confidence of eyewitness; depends on accuracy
○ Repeated testing increases confidence but not accuracy
● Accurate identification tends to be quicker than misidentifications (prevents intentional
deliberation and relative judgment)
● Misinformation effect: existing memories can be distorted when exposed to misleading
information
○ Retroactive interference: information after the fact distorts memory
1
, ● Imagination inflation: imaging an event creates a false memory for that event
○ Mere exposure can lead to imagination inflation
● Reality monitoring: discriminating memories of internally generated information from
memories of externally derived information
● Stress and memory: empirical research shows varied results, lab experiments more mixed
results
● Yerkes-Dodson Law
● Flashbulb memories: the recall of very specific images or details surrounding a vivid, rare, or
significant personal event of which the details may or may not be accurate
○ Results experiment: both memories decayed over time, but the 9/11 memories
remained more vivid and perceived as more accurate. Proximity to the event not
associated with accuracy, but with confidence in accuracy
● Weapon focus: the presence of a weapon reduces the chances that the eyewitness can
identify the holder of the weapon
○ Arousal/threat hypothesis: physiological or emotional arousal narrows the
attentional beam
○ Unusual item hypothesis: the cognitive demands inherent in processing an usual
object that is incongruent with the schema representing the visual scene
● Eyewitness identification is reliable if the proper procedures are in place
Literatuur 1 (Blandón-Gitlin et al., 2019)
● Alle herinneringen zijn constructief en reconstructief
● Misinformation effect: getuigen kunnen door suggestieve invloeden worden gemanipuleerd
om onjuiste details te rapporteren
● Factoren in memory distortion en false memories
1) Post-event information
● Co-witness influence → memory conformity
● Questioning witnesses: forced confabulation effect (herhaaldelijk dezelfde
vraag stellen aan getuigen kan de indruk wekken dat het eerste antwoord
niet goed is of dat de getuige verkeerd is → false memories)
● Visuals (foto’s en video’s)
2) Retention interval (interval tussen gebeurtenis en moment van verklaring afleggen):
hoe langer het interval, hoe waarschijnlijker het is dat de verklaring vervormingen
bevat
3) Imagination/visualization: imagination inflation → herhaaldelijk visualiseren,
nadenken en speculeren over een gebeurtenis kan gedetailleerde beelden creëren
die valse overtuigingen versterken
4) Event plausibility: als een gebeurtenis onwaarschijnlijk lijkt en de getuige minder
relevante kennis heeft, is het minder waarschijnlijk dat de gebeurtenis als valse
herinnering wordt geaccepteerd
5) Inconsistency within and across interviews
● Cognitieve processen in memory errors en false memories
1) Source memory errors: source memory judgment → beslissen of een herinnering
afkomstig is van een echte ervaring of van externe bronnen
2) Fuzzy-trace theory: er worden twee soorten geheugensporen gecreëerd wanneer
een getuige een gebeurtenis ervaart
2
, ○ Verbal/verbatim geheugen: gedetailleerde herinnering van het daadwerkelijke
voorval (vervaagt sneller)
○ Gistgeheugen: algemene interpretatie van wat er gebeurde (bevat minder
details en kan vervormd raken)
3) Individual differences: mensen met lage intelligentie of slechte waarneming zijn
gevoeliger voor misinformatie
● Cognitive Interview (CI) en National Institute of Child Health and Human Development
protocol (NICHD) → helpen kans op misinformatie en valse herinneringen te verkleinen door
rekening te houden met geheugenmogelijkheiden en -beperkingen, en gedachten en emoties
○ Opbouwen van rapport en getuige-gerichte benadering
○ Gebruik van vraagtypes die nauwkeurigheid bevorderen en meer details opleveren
- Mentaal plaatsen in tijd en context van gebeurtenis
- Open vragen stellen
- Vervolgvragen om gedetailleerde antwoorden te krijgen
- Inoculation effect: deelnemers zijn beter bestand tegen misleidende
informatie
○ Bieden enige flexibiliteit in gebruik van geheugenophaaltechnieken (tekenen,
gebeurtenis in omgekeerde volgorde beschrijven, etc.)
→ Nadeel: veel training en tijd
● Self-Administered Interview (SAI): wordt door getuige zelf ingevuld ter plaatse, meestal
direct na het kritieke evenement
● Source memory error: wanneer er overlap is tussen echte en valse herinneringen
Literatuur 2 (Fawcett et al., 2013)
● Weapon-focus effect: afname in geheugenprestaties voor gebeurtenissen die samenhangen
met de aanwezigheid van een wapen of ongewoon object
● Arousal/threat hypothesis: aanwezigheid van een wapen leidt tot verhoogde fysiologische
opwinding, waardoor de aandacht zich richt op het wapen en de herinnering aan perifere
details van het misdrijf afneemt
○ Beoordeling: beperkte ondersteuning → methoden die gebruikt worden om opwinding
op te wekken + problematische definities van opwinding
● Unusual item hypothesis: wapens worden in veel contexten als ongewoon beschouwd,
waardoor ze incongruent zijn met de schema’s die geactiveerd worden door gewone visuele
scènes → perifere details worden niet goed onthouden
○ Beoordeling: treedt ook op bij andere ongebruikelijke objecten (salient feature
focus/object saliency effect) → ondersteund
● Laboratorium- en simulatieonderzoek laten meestal veelbelovende resultaten zien, actual
crimes niet
○ Mogelijke verklaringen voor ontbreken weapon focus effect in actual crimes
- Wapens laten criminelen kwetsbaar voelen → handelen minder voorzichtig →
blijven langer op plaats delict/dichter bij ooggetuigen
- Echte misdrijven zijn te complex, met te veel andere invloeden
● Resultaten: aanwezigheid van een wapen heeft een matig effect op het geheugen van
ooggetuigen, maar er zit veel variatie in onderzoeksresultaten
○ Retention interval: hoe langer het interval, hoe kleiner het effect
- Blijkt onduidelijk hoe dit kan
○ Threat: het effect is groter in bedreigende situaties dan in
niet-bedreigende situaties
○ Exposure duration: het effect is het sterkst bij een gemiddelde
exposure tijd
○ Study type: weapon focus effect is in alle typen studies
significant aanwezig
3