100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Aantekeningen, samenvatting, jurisprudentie en oefenvragen Materieel Strafrecht OU

Beoordeling
-
Verkocht
2
Pagina's
122
Geüpload op
16-05-2025
Geschreven in
2024/2025

In dit document zijn al mijn aantekeningen van het vak Materieel Strafrecht te vinden. Daarnaast heb ik een samenvatting opgenomen, jurisprudentie uitgewerkt en zijn alle oefenvragen die beschikbaar waren opgenomen.












Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Heel boek samengevat?
Ja
Geüpload op
16 mei 2025
Aantal pagina's
122
Geschreven in
2024/2025
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

Materieel strafrecht
Open Universiteit
Aantekeningen




Leereenheid 1: de objectieve zijde van een strafbaar feit

,De objectieve zijde van het strafbare feit
Een delictsomschrijving bevat altijd objectieve bestanddelen (o.a. de
delictgedraging) en, waar het misdrijven betreft, veelal ook subjectieve
bestanddelen. In deze leereenheid zullen wij ons richten op de objectieve zijde
van een strafbaar feit. De subjectieve zijde komt aan bod in leereenheid 2. De
voorgeschreven jurisprudentie en digitale teksten bij deze leereenheid betreffen
de strafrechtelijke causaliteit en wederrechtelijkheid.

Leerstuk van de strafrechtelijke causaliteit
Bij materiële delicten, concrete gevaarzettingsdelicten en door gevolg
gekwalificeerde delicten moet een causaal verband worden vastgesteld tussen
de delictgedraging en het delictgevolg. De vraag die daarbij centraal staat is de
volgende: ‘wanneer kan gezegd worden dat een (voor bewezenverklaring van
een bepaald delict vereist) gevolg door een (door de verdachte gestelde)
gedraging is veroorzaakt?’ Het (strafrechtelijk) leerstuk van de causaliteit is met
name ontwikkeld in de jurisprudentie. Daarbij zijn naar de tijd verschillende
heersende theorieën te herkennen. Hoewel verschillende theorieën niet meer als
heersend worden gezien, werken die “oude” theorieën regelmatig door in het
huidige in de rechtspraak toegepast criterium van ‘de redelijke toerekening’.
Bestudering van de historische ontwikkelingen in de jurisprudentie en kennis van
die “oude” theorieën is dan ook van belang om tot een goed begrip en goede
toepassing van het leerstuk te komen.
Voormelde vraag naar oorzaak en gevolg wordt gesteld binnen
een strafrechtelijke context. Deze laatste toevoeging is belangrijk omdat we
anders terechtkomen in een oeverloze keten van bijvoorbeeld
natuurwetenschappelijke causale verbanden. Hoewel andere wetenschappelijke
disciplines regelmatig dienstig zijn aan een feitelijke invulling van causaliteit in
concrete rechtszaken, gaat het uiteindelijk om een specifiek strafrechtelijk
oordeel van de rechter. En dat oordeel heeft een belangrijke normatieve
component (verdient de verdachte het om gezien zijn gedraging en de
omstandigheden waaronder die is begaan, strafrechtelijk aansprakelijk gesteld te
worden?). Dit leidt ook tot een sterk casuïstische invulling van de causaliteit in
de rechtspraak: de omstandigheden van het geval zijn sterk bepalend.

Wederrechtelijkheid
In Inleiding Strafrecht heeft u kennis genomen van het in de strafrechtelijke
dogmatiek gemaakt onderscheid tussen elementen en bestanddelen, en van de
structuur van het strafbaar feit. Uit het daar door u bestudeerde
arrest Veearts blijkt dat wederrechtelijkheid een element is van een strafbaar
feit. Wederrechtelijkheid is daarmee een ongeschreven voorwaarde voor
strafrechtelijke aansprakelijkheid; dat is met name relevant voor delicten
waarvoor geldt dat wederrechtelijkheid niet expliciet is opgenomen in de
delictsomschrijving.
In het arrest Veearts ging het om een uitbraak van mond- en klauwzeer waarbij
een veearts – de latere verdachte – niet besmette koeien in contact had
gebracht met besmet vee. De niet besmette koeien waren op dat moment niet
melkgevend. De veearts wist dat als niet melkgevende koeien mond- en
klauwzeer oplopen, de ziekte bij hen veel minder ernstig verloopt en deze koeien
ook minder besmettelijk zijn voor ander vee. Redelijkerwijs kon worden
aangenomen dat de niet besmette koeien op enig moment de ziekte zouden
oplopen. Hij handelde dus louter preventief, naar juist veterinair inzicht en in lijn
met de strekking van de bepaling uit de Veewet waarvan hij werd verdacht die te
hebben overtreden. Hij had gehandeld ‘als een goed veearts betaamt’. Hoewel
de betreffende strafbepaling niet het bestanddeel ‘wederrechtelijk’ bevatte, kon

,de veearts toch met succes een beroep doen op het ontbreken van de
wederrechtelijkheid, hetgeen leidde tot een ontslag van alle rechtsvervolging,
OVAR. Behalve dat de HR hiermee het bestaan van wederrechtelijkheid als
element bevestigde, erkende hij ook als buitenwettelijke rechtvaardigingsgrond
het ‘ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid’.
Dat betekent dat ook als “wederrechtelijk” niet als bestanddeel is opgenomen in
de delictsomschrijving, alsnog de wederrechtelijkheid aan een bepaalde
gedraging kan komen te ontvallen. Het tenlastegelegde kan dan ook worden
bewezen, maar een geslaagd beroep op een rechtvaardigingsgrond doet de
wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit alsnog wegvallen.
Wederrechtelijkheid kan worden gedefinieerd als ‘strijd met het objectieve recht’.
Er is een bepaalde norm overschreden: dit kan gaan om een norm van behoren,
van maatschappelijke betamelijkheid, van gebruik en gewoonte, geschreven of
ongeschreven normen: het gehele objectieve recht, dus alle normen die in de
betreffende samenleving op een bepaald moment gelden. Die normen kunnen
onder meer een morele of civielrechtelijke oorsprong hebben, of hun oorsprong
vinden in hetgeen binnen een bepaalde context (denk aan een bedrijfstak) als
norm wordt beschouwd. Bij strafrechtelijke wederrechtelijkheid gaat het
vervolgens om een beperkte categorie binnen dat geheel aan
onrechtmatigheden. Immers, niet alle in bijvoorbeeld de geldende moraal of het
civiele recht als afkeurenswaardige beschouwde gedragingen (of nalaten) zijn
strafbaar gesteld. Uit het vervuld hebben van de delictsomschrijving volgt
doorgaans het oordeel dat sprake is van strafrechtelijke wederrechtelijkheid. In
uitzonderingsgevallen tast een succesvol beroep op een rechtvaardigingsgrond
die in beginsel gegeven (en dus niet afzonderlijk te bewijzen) wederrechtelijkheid
aan. Ten aanzien van delicten waarbij wederrechtelijkheid als bestanddeel in de
delictsomschrijving (en tenlastelegging) is opgenomen dient zich de vraag aan
welke betekenis dat te bewijzen bestanddeel toekomt, dus wat in die
strafbepaling onder het begrip wederrechtelijkheid moet worden verstaan. Van
Veen heeft in dit verband de leer van de facetwederrechtelijkheid ontwikkeld (zie
de digitale tekst 1.3). De Hullu laat zich kritisch uit over de plausibiliteit van deze
leer. Ook in de rechtspraak zijn voorbeelden te vinden van arresten die erop
wijzen dat deze leer in de rechtspraktijk niet zomaar en ten aanzien van alle
delicten wordt gevolgd (Arrest Dreigbrief).

1.1. Causaliteit
Onderlinge verhouding causaliteitstheorieën
Voorbeeld 1: Levi is na een week hard werken aan de lopende band op de
inpakafdeling van de koekjesfabriek JABO hard toe aan wat ontspanning. Hij
besluit naar discotheek Kinky te gaan om zich eens flink te laten ‘vollopen’. Voor
de zekerheid steekt hij een groot zakmes bij zich. Je weet maar nooit ...! Na zijn
gebruikelijke warming-up (2 pilsjes en een lijntje coke) begint hij aardig in de
stemming te komen. Op dat moment komt een goede vriendin van hem, Imra,
innig gearmd met de hem bekende Dex binnen. Hoewel Imra hem een week
geleden nog duidelijk heeft proberen te maken dat zij niets voelt voor een meer
dan oppervlakkige relatie met hem, heeft Levi de hoop niet opgegeven. Hij voelt
een vlaag van jaloezie opkomen. De hieruit voortvloeiende boosheid projecteert
hij op Dex. Hij zal deze sukkel weleens mores leren. Na een half uur ziet hij Dex
naar het toilet gaan. Levi springt van zijn barkruk en loopt achter zijn rivaal aan.
Voor het toilet tikt hij de nietsvermoedende Dex op zijn schouder en steekt hem
vervolgens met een mes in diens hals en buik. Dex roept om hulp en stort
vervolgens hevig bloedend ter aarde. De toegesnelde barkeeper verleent eerste
hulp en laat een ambulance bellen. 3 minuten later is deze ter plaatse en Dex
wordt met spoed en in kritieke toestand naar het ziekenhuis gebracht. Hier wordt

, onmiddellijk besloten om hem te opereren. Na een operatie van 2 uur lijkt het
levensgevaar verdwenen. Anderhalve dag later overlijdt Dex toch. Sectie wijst uit
dat de chirurg te weinig hechtingen aan de slagader heeft aangebracht,
waardoor de wond weer is opengegaan. Kan Levi veroordeeld worden ter zake
van doodslag (art. 287 Sr)?
De vaststelling dat Levi met opzet heeft gehandeld, is niet voldoende om tot
kwalificering van de gedraging onder artikel 287 Sr te komen. Er moet eveneens
worden vastgesteld dat de messteken de oorzaak zijn geweest van de dood van
Dex. Indien de chirurg betere hechtingen had aangebracht, was Dex misschien
nog in leven geweest. Er kan dus ook geredeneerd worden dat de
(onzorgvuldige) wijze van hechten door de chirurg de oorzaak van de dood is
geweest, of misschien de onzorgvuldige controle door het verplegend personeel.
De relevantie van dit probleem wordt duidelijker indien we de casus veranderen:
Voorbeeld 2: Dex wordt door Levi in een discotheek opzettelijk met een mes in
zijn hals en buik gestoken. Hevig bloedend en in kritieke toestand wordt hij met
een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Op een druk kruispunt botst de
ambulance echter frontaal op een tegenligger. Dex wordt uit de ambulance
geslingerd en overlijdt ter plaatse. Kan Levi veroordeeld worden ter zake van
doodslag (art. 287 Sr)?
Om tot vaststelling van de strafrechtelijk relevante causaliteit te komen zijn in
het verleden verschillende causaliteitstheorieën geformuleerd die in deze
leereenheid worden behandeld.
Volgens de leer van de conditio sine qua non (CSQN) wordt elke gedraging die
niet weggedacht kan worden zonder dat het gevolg wegvalt, als strafrechtelijk
relevante veroorzaker van een gevolg gezien. Zowel de gedraging van Levi als
die van de chirurg kan niet worden weggedacht zonder dat het gevolg - het
overlijden van Dex - wegvalt. Hieruit volgt direct de moeilijkheid van gebruik van
de leer van de CSQN in het strafrecht: vaak is sprake van een veelheid aan niet
weg te te denken factoren. De keer van CSQN maakt geen keuze tussen die
veelheid aan factoren en is dus weinig selectief in het aanwijzen van de
strafrechtelijk relevante oorzaak.
In de causa proxima-theorie wordt de strafrechtelijke aansprakelijkheid gezocht
in het meest rechtstreekse verband tussen de gedraging en het gevolg. Alleen
die gedraging die in tijd het dichtst staat bij het uiteindelijke gevolg, is
strafrechtelijk relevant. In de causa proxima-leer geldt dus als veroorzaker van
het gevolg de meest nabije niet weg te denken gedraging. Toegepast op
voorbeelden 1 en 2 zou Levi niet strafrechtelijk aansprakelijk gesteld kunnen
worden voor de dood van Dex. Dat kan vanuit een maatschappelijk normatief
oogpunt als problematisch worden ervaren.
In de voorzienbaarheidsleer (ook wel adequatietheorie genoemd) staat de
voorzienbaarheid voor de verdachte van (de kans op) een bepaald gevolg
centraal. Wat naar algemene ervaringsregels een typisch gevolg is, is meestal
ook goed voorzienbaar. In deze theorie wordt de dader alleen voor die gevolgen
van zijn gedrag strafrechtelijk aansprakelijk gesteld, waarvan het intreden in het
algemeen (dus in abstracte zin) waarschijnlijk of voorzienbaar was. Het probleem
van toepassing van deze theorie in het strafrecht is de soms vergaande
objectivering van hetgeen als voorzienbaar heeft gegolden. Niet wordt immers
uitgegaan van hetgeen de verdachte daadwerkelijk heeft voorzien; aangesloten
wordt bij een criteriumfiguur van 'de gemiddelde mens'. Door die objectivering
kan een gevolg voorzienbaar worden geoordeeld dat door de verdachte -
subjectief gezien - in het geheel niet was voorzien. Dit kan tot onredelijke
uitkomsten leiden.
Aan de hand van de leer van de redelijke toerekening – de heersende leer zoals
die volgt uit de meest recente jurisprudentie van de HR – wordt beoordeeld of

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
De reputatie van een verkoper is gebaseerd op het aantal documenten dat iemand tegen betaling verkocht heeft en de beoordelingen die voor die items ontvangen zijn. Er zijn drie niveau’s te onderscheiden: brons, zilver en goud. Hoe beter de reputatie, hoe meer de kwaliteit van zijn of haar werk te vertrouwen is.
JoostJansenOU Open Universiteit
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
17
Lid sinds
6 maanden
Aantal volgers
0
Documenten
10
Laatst verkocht
1 week geleden

2,5

2 beoordelingen

5
0
4
1
3
0
2
0
1
1

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen