Module 2: Rechtspersoonlijkheid – Staten en
internationale organisaties
Informatie van Brightspace
Introductie
Binnenlandse rechtssystemen kennen een breed scala aan rechtssubjecten:
burgers, buitenlanders, rechtspersonen en overheidsinstellingen. In Nederland is
het duidelijk wie rechtssubjectiviteit bezit, maar het internationaal recht bevat
geen geschreven bepaling die eenduidig vaststelt wie rechtssubjectiviteit bezit.
Rechtssubjectiviteit is, zoals Nollkaemper aangeeft, een status die het
mogelijk maakt om deel te nemen aan het rechtsverkeer. Maar dan moet
wel eerst bepaald worden welke entiteit rechtssubjectiviteit bezit.
Staten, internationale organisaties en individuen hebben allemaal
internationale rechtssubjectiviteit oftewel rechtspersoonlijkheid, maar de inhoud
van hun rechtsbevoegdheid (de rechten en plichten die zij feitelijk dragen, hun
vermogen om te werken in de internationale rechtsorde) en de manier waarop zij
hun juridische status verkrijgen en uitoefenen varieert per rechtssubject. In deze
leereenheid wordt aandacht besteed aan de twee belangrijkste rechtssubjecten
in het internationale recht: de staat en internationale organisaties. Er wordt
eerst gekeken naar de voorwaarden waaraan een staat moet voldoen om de
status van staat te krijgen in het internationaal recht. Vervolgens wordt de actor
'internationale organisaties' besproken.
2.1 Staten
Ondanks het feit dat niet-statelijke actoren een steeds belangrijkere rol gaan
spelen in de internationale rechtsorde, wordt de staat nog steeds beschouwd als
het belangrijkste rechtssubject in dit stelsel. Vanwege die belangrijke rol die de
staat in dit systeem speelt, besteden we er in deze module aandacht aan. De
volgende vraag komt aan de orde: wanneer is een entiteit onder internationaal
recht een staat?
Staten, internationale organisaties en individuen hebben allemaal internationale
rechtspersoonlijkheid. Internationale rechtspersoonlijkheid is een internationaal
publiekrechtelijke status op basis waarvan:
internationale rechten en plichten kunnen worden verkregen;
andere internationale persoonlijkheden aansprakelijk kunnen worden
gesteld;
internationale rechtsbetrekkingen kunnen worden aangegaan.
Kortom, internationale rechtspersoonlijkheid houdt in dat men beschikt over
rechten en plichten onder internationaal recht en over de capaciteit om deze af
te dwingen. Staten bezitten de meest volledige vorm van deze
rechtspersoonlijkheid. Bovendien kunnen staten, bijvoorbeeld door middel van
verdragen en/of gewoonten, beperkte internationale rechtspersoonlijkheid
verlenen aan andere actoren. Op basis hiervan hebben internationale
organisaties en individuen rechten en plichten verkregen onder internationaal
recht. Echter, de rechten en plichten van deze laatste zijn niet onbeperkt en ze
zijn afhankelijk van de instemming van staten.
Maar wanneer is een staat onder internationaal recht een staat? Om antwoord op
deze vraag te krijgen, wordt verwezen naar het Verdrag van Montevideo inzake
,de rechten en plichten van staten van 1933. Dit verdrag, dat is uitgekristalliseerd
naar gewoonterecht, wordt beschouwd als het uitgangspunt om te beoordelen of
een entiteit voldoet aan de criteria om een staat te zijn (i.e. om een staat te
hebben). Deze zijn niet uitputtend, maar ze worden universeel geaccepteerd als
de minimumcriteria voor de soevereiniteit. Er zijn drie feitelijke
(bestaans)voorwaarden:
1. Vaste bevolking: een staat moet beschikken over een stabiele
kernpopulatie met een sterke band of loyaliteit aan de staat, meestal in de
vorm van een nationaliteit. Staten kunnen heel verschillend zijn: Nauru
heeft bijvoorbeeld minder dan 10.000 inwoners, terwijl China en India
miljarden hebben. Een bevolking kan ook nomadisch zijn, op voorwaarde
dat zij sterke banden heeft met het gebied in kwestie (zie het ICJ-advies
van 1975 in de Westelijke Sahara).
2. Gedefinieerd grondgebied: een staat moet wettig ononderbroken bezit
en controle over een bepaald kerngebied hebben. Dit sluit entiteiten uit die
slechts tijdelijk territorium besturen, zoals rebellengroepen. Het sluit ook
entiteiten uit die grondbezit hebben verkregen door middel van een
onwettige gewapende macht of annexatie (zie bijvoorbeeld de Turkse
Republiek Noord-Cyprus of Rhodesië). De status van staat wordt niet
ontkend alleen omdat bepaalde grenzen van een land worden betwist of
niet volledig worden erkend door andere staten (zie bijvoorbeeld Israël).
Het IGH heeft duidelijk gemaakt dat er geen internationale rechtsregel
bestaat waarbij de landgrenzen van een staat volledig moeten worden
afgebakend (1969 Noordzee-continentaal plat bij het ICJ).
3. (Effectief) gezagsstructuur: een staat heeft een geheel van instellingen
die publiek gezag uitoefenen over de daarop wonende bevolking.
Internationaal recht zegt niets over de wijze waarop een staat
georganiseerd moet worden. Als een entiteit lid wil worden van een
internationale organisatie of verdrag dan kunnen er wel eisen gesteld
worden aan de interne organisatie van een staat.
Het Verdrag van Montevideo noemt nog een vierde voorwaarde, namelijk (4) het
vermogen om buitenlandse betrekkingen aan te gaan. Echter, dit is geen
zelfstandig element, want zoals Nollkaemper aangeeft, volgt dit uit de
aanwezigheid van de eerste drie voorwaarden.
Erkenning
Erkenning is een eenzijdige handeling waarbij een staat aanvaardt dat een
nieuwe entiteit voldoet aan de vereisten voor staatsvorming en daarom de status
van zelfstandige staat toekomt’ (Nollkaemper p. 83)
Declaratoire theorie:
- Erkenning is geen voorwaarde voor de totstandkoming van een nieuwe
Staat. Door erkenning verklaren andere Staten alleen dat een entiteit
voldoet aan de feitelijke voorwaarden om een Staat te zijn. De niet-
erkenning belet niet het ontstaan van een nieuwe Staat.
- De declaratoire functie van erkenning vindt zijn weerslag in de
rechtspraak.
Constitutieve theorie:
, - Erkenning is een voorwaarde voor het ontstaan van een nieuwe Staat.
Deze theorie werd in het verleden aangehangen omdat het internationale
recht beschouwd werd als iets tussen Europese Staten. Nieuwe Staten
moesten in dat stelsel worden toegelaten.
- Erkenning is wel juridisch relevant:
o Bewijskracht dat Staten aan de feitelijke kenmerken voldoen indien daar
discussie over is.
o Geeft betekenis aan de rechtssubjectiviteit (pas na erkenning zal een Staat
echt rechtsbetrekkingen aan kunnen gaan).
Correctief effect (als een entiteit nog niet aan de feitelijke kenmerken voldoet, zal
erkenning helpen om bijvoorbeeld effectief gezag te vestigen
Volgens Nollkaemper is het bij de beoordeling relevant of een entiteit de
voornaamste kenmerken van een staat bezit, omdat:
het praktische betekenis geeft aan de rechtssubjectiviteit van een staat;
het een correctief effect heeft.
Staten kunnen op verschillende manieren tot stand komen:
Afscheiding
Een georganiseerde groep die op het grondgebied van een bestaande Staat
effectief gezag uitoefent, kan zich onder bijzondere omstandigheden (recht op
externe zelfbeschikking in geval van kolonisatie of onderworpenheid van een volk
aan externe bezettingsmacht), of met instemming van de ‘moederstaat’
afscheiden van een bestaande Staat en daarmee een nieuwe Staat vormen.
‘Originele Staat’ blijft bestaan, maar haar territorium wordt kleiner.
Voorbeeld: Sudan en Zuid-Sudan in 2011.
Ontbinding
Een bestaande Staat valt uiteen in twee of meer nieuwe Staten.
Voorbeeld: Socialistische Republiek Joegoslavië in 1992.
Aaneensluiting
Twee varianten: absorptie (een Staat sluit zich aan bij een andere Staat) en
samensmelting (twee Staten vormen samen één nieuwe Staat).
Voorbeeld van absorptie (NB: werkelijk was dit een illegale annexatie): De Krim
en Rusland in 2014
Verovering levert geen geldige titel meer op: een Staat komt in principe niet tot
stand.
Rechtsgevolgen van het vormen van een nieuwe Staat
Voortzetting:
Als een bestaande Staat uiteenvalt, kan een van de entiteiten de
rechtssubjectiviteit van de oude Staat voortzetten.
De nieuwe Staat neemt alle rechten en verplichtingen van de oude Staat over.
Opvolging indien er geen sprake is van voortzetting:
Soms worden de rechtsgevolgen bepaald bij verdrag naar aanleiding van het
uiteenvallen van een Staat of de afscheiding van een Staat.
internationale organisaties
Informatie van Brightspace
Introductie
Binnenlandse rechtssystemen kennen een breed scala aan rechtssubjecten:
burgers, buitenlanders, rechtspersonen en overheidsinstellingen. In Nederland is
het duidelijk wie rechtssubjectiviteit bezit, maar het internationaal recht bevat
geen geschreven bepaling die eenduidig vaststelt wie rechtssubjectiviteit bezit.
Rechtssubjectiviteit is, zoals Nollkaemper aangeeft, een status die het
mogelijk maakt om deel te nemen aan het rechtsverkeer. Maar dan moet
wel eerst bepaald worden welke entiteit rechtssubjectiviteit bezit.
Staten, internationale organisaties en individuen hebben allemaal
internationale rechtssubjectiviteit oftewel rechtspersoonlijkheid, maar de inhoud
van hun rechtsbevoegdheid (de rechten en plichten die zij feitelijk dragen, hun
vermogen om te werken in de internationale rechtsorde) en de manier waarop zij
hun juridische status verkrijgen en uitoefenen varieert per rechtssubject. In deze
leereenheid wordt aandacht besteed aan de twee belangrijkste rechtssubjecten
in het internationale recht: de staat en internationale organisaties. Er wordt
eerst gekeken naar de voorwaarden waaraan een staat moet voldoen om de
status van staat te krijgen in het internationaal recht. Vervolgens wordt de actor
'internationale organisaties' besproken.
2.1 Staten
Ondanks het feit dat niet-statelijke actoren een steeds belangrijkere rol gaan
spelen in de internationale rechtsorde, wordt de staat nog steeds beschouwd als
het belangrijkste rechtssubject in dit stelsel. Vanwege die belangrijke rol die de
staat in dit systeem speelt, besteden we er in deze module aandacht aan. De
volgende vraag komt aan de orde: wanneer is een entiteit onder internationaal
recht een staat?
Staten, internationale organisaties en individuen hebben allemaal internationale
rechtspersoonlijkheid. Internationale rechtspersoonlijkheid is een internationaal
publiekrechtelijke status op basis waarvan:
internationale rechten en plichten kunnen worden verkregen;
andere internationale persoonlijkheden aansprakelijk kunnen worden
gesteld;
internationale rechtsbetrekkingen kunnen worden aangegaan.
Kortom, internationale rechtspersoonlijkheid houdt in dat men beschikt over
rechten en plichten onder internationaal recht en over de capaciteit om deze af
te dwingen. Staten bezitten de meest volledige vorm van deze
rechtspersoonlijkheid. Bovendien kunnen staten, bijvoorbeeld door middel van
verdragen en/of gewoonten, beperkte internationale rechtspersoonlijkheid
verlenen aan andere actoren. Op basis hiervan hebben internationale
organisaties en individuen rechten en plichten verkregen onder internationaal
recht. Echter, de rechten en plichten van deze laatste zijn niet onbeperkt en ze
zijn afhankelijk van de instemming van staten.
Maar wanneer is een staat onder internationaal recht een staat? Om antwoord op
deze vraag te krijgen, wordt verwezen naar het Verdrag van Montevideo inzake
,de rechten en plichten van staten van 1933. Dit verdrag, dat is uitgekristalliseerd
naar gewoonterecht, wordt beschouwd als het uitgangspunt om te beoordelen of
een entiteit voldoet aan de criteria om een staat te zijn (i.e. om een staat te
hebben). Deze zijn niet uitputtend, maar ze worden universeel geaccepteerd als
de minimumcriteria voor de soevereiniteit. Er zijn drie feitelijke
(bestaans)voorwaarden:
1. Vaste bevolking: een staat moet beschikken over een stabiele
kernpopulatie met een sterke band of loyaliteit aan de staat, meestal in de
vorm van een nationaliteit. Staten kunnen heel verschillend zijn: Nauru
heeft bijvoorbeeld minder dan 10.000 inwoners, terwijl China en India
miljarden hebben. Een bevolking kan ook nomadisch zijn, op voorwaarde
dat zij sterke banden heeft met het gebied in kwestie (zie het ICJ-advies
van 1975 in de Westelijke Sahara).
2. Gedefinieerd grondgebied: een staat moet wettig ononderbroken bezit
en controle over een bepaald kerngebied hebben. Dit sluit entiteiten uit die
slechts tijdelijk territorium besturen, zoals rebellengroepen. Het sluit ook
entiteiten uit die grondbezit hebben verkregen door middel van een
onwettige gewapende macht of annexatie (zie bijvoorbeeld de Turkse
Republiek Noord-Cyprus of Rhodesië). De status van staat wordt niet
ontkend alleen omdat bepaalde grenzen van een land worden betwist of
niet volledig worden erkend door andere staten (zie bijvoorbeeld Israël).
Het IGH heeft duidelijk gemaakt dat er geen internationale rechtsregel
bestaat waarbij de landgrenzen van een staat volledig moeten worden
afgebakend (1969 Noordzee-continentaal plat bij het ICJ).
3. (Effectief) gezagsstructuur: een staat heeft een geheel van instellingen
die publiek gezag uitoefenen over de daarop wonende bevolking.
Internationaal recht zegt niets over de wijze waarop een staat
georganiseerd moet worden. Als een entiteit lid wil worden van een
internationale organisatie of verdrag dan kunnen er wel eisen gesteld
worden aan de interne organisatie van een staat.
Het Verdrag van Montevideo noemt nog een vierde voorwaarde, namelijk (4) het
vermogen om buitenlandse betrekkingen aan te gaan. Echter, dit is geen
zelfstandig element, want zoals Nollkaemper aangeeft, volgt dit uit de
aanwezigheid van de eerste drie voorwaarden.
Erkenning
Erkenning is een eenzijdige handeling waarbij een staat aanvaardt dat een
nieuwe entiteit voldoet aan de vereisten voor staatsvorming en daarom de status
van zelfstandige staat toekomt’ (Nollkaemper p. 83)
Declaratoire theorie:
- Erkenning is geen voorwaarde voor de totstandkoming van een nieuwe
Staat. Door erkenning verklaren andere Staten alleen dat een entiteit
voldoet aan de feitelijke voorwaarden om een Staat te zijn. De niet-
erkenning belet niet het ontstaan van een nieuwe Staat.
- De declaratoire functie van erkenning vindt zijn weerslag in de
rechtspraak.
Constitutieve theorie:
, - Erkenning is een voorwaarde voor het ontstaan van een nieuwe Staat.
Deze theorie werd in het verleden aangehangen omdat het internationale
recht beschouwd werd als iets tussen Europese Staten. Nieuwe Staten
moesten in dat stelsel worden toegelaten.
- Erkenning is wel juridisch relevant:
o Bewijskracht dat Staten aan de feitelijke kenmerken voldoen indien daar
discussie over is.
o Geeft betekenis aan de rechtssubjectiviteit (pas na erkenning zal een Staat
echt rechtsbetrekkingen aan kunnen gaan).
Correctief effect (als een entiteit nog niet aan de feitelijke kenmerken voldoet, zal
erkenning helpen om bijvoorbeeld effectief gezag te vestigen
Volgens Nollkaemper is het bij de beoordeling relevant of een entiteit de
voornaamste kenmerken van een staat bezit, omdat:
het praktische betekenis geeft aan de rechtssubjectiviteit van een staat;
het een correctief effect heeft.
Staten kunnen op verschillende manieren tot stand komen:
Afscheiding
Een georganiseerde groep die op het grondgebied van een bestaande Staat
effectief gezag uitoefent, kan zich onder bijzondere omstandigheden (recht op
externe zelfbeschikking in geval van kolonisatie of onderworpenheid van een volk
aan externe bezettingsmacht), of met instemming van de ‘moederstaat’
afscheiden van een bestaande Staat en daarmee een nieuwe Staat vormen.
‘Originele Staat’ blijft bestaan, maar haar territorium wordt kleiner.
Voorbeeld: Sudan en Zuid-Sudan in 2011.
Ontbinding
Een bestaande Staat valt uiteen in twee of meer nieuwe Staten.
Voorbeeld: Socialistische Republiek Joegoslavië in 1992.
Aaneensluiting
Twee varianten: absorptie (een Staat sluit zich aan bij een andere Staat) en
samensmelting (twee Staten vormen samen één nieuwe Staat).
Voorbeeld van absorptie (NB: werkelijk was dit een illegale annexatie): De Krim
en Rusland in 2014
Verovering levert geen geldige titel meer op: een Staat komt in principe niet tot
stand.
Rechtsgevolgen van het vormen van een nieuwe Staat
Voortzetting:
Als een bestaande Staat uiteenvalt, kan een van de entiteiten de
rechtssubjectiviteit van de oude Staat voortzetten.
De nieuwe Staat neemt alle rechten en verplichtingen van de oude Staat over.
Opvolging indien er geen sprake is van voortzetting:
Soms worden de rechtsgevolgen bepaald bij verdrag naar aanleiding van het
uiteenvallen van een Staat of de afscheiding van een Staat.