Samenvatting module 2
Thema 1 - Vermoeidheid
De samenstelling van bloed en de functies van plasma, erytrocyten, trombocyten en leukocyten
Bloed is een vloeibaar bindweefsel dat een cruciale rol speelt in verschillende fysiologische processen, waaronder transport,
regulatie en bescherming. Het bestaat uit twee hoofdcomponenten: plasma en cellulaire elementen. Plasma maakt ongeveer
55% uit van het bloedvolume en bestaat voornamelijk uit water (ongeveer 90%), opgeloste stoffen zoals elektrolyten,
voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen en plasma-eiwitten. De plasma-eiwitten, zoals albumine, globuline en fibrinogeen,
hebben specifieke functies. Albumine behoudt de colloïd-osmotische druk en transporteert vetzuren en hormonen. Globulines
zijn betrokken bij het transport van lipiden en immuunglobulinen, terwijl fibrinogeen een essentiële rol speelt in de
bloedstolling.
De cellulaire componenten van het bloed vormen ongeveer 45% van het bloedvolume en omvatten erytrocyten (rode
bloedcellen), leukocyten (witte bloedcellen) en trombocyten (bloedplaatjes). Erytrocyten (Normaal M: 4.2-5.5 V: 3.7-5)
hebben als belangrijkste functie het transport van zuurstof en kooldioxide via hemoglobine (geeft aan de erythrocyten (dus aan
bloed) zijn rode kleur). Hemoglobine (normaal M: 8.6-10.7 V: 7.4-8.6) bindt zuurstof aan het ijzeratoom in de haemgroep, wat
het mogelijk maakt zuurstof van de longen naar de weefsels te transporteren. Erytrocyten worden in het rode beenmerg
geproduceerd en hebben een levensduur van ongeveer 120 dagen. Na hun afbraak in de milt, lever en beenmerg, worden
componenten zoals ijzer gerecycled.
Leukocyten (normaal 4-10) zijn essentieel voor de afweer van het lichaam tegen infecties en vreemde stoffen. Ze omvatten
verschillende subtypes, zoals neutrofielen, die bacteriën fagocyteren, eosinofielen, die betrokken zijn bij parasitaire infecties en
allergische reacties, en basofielen, die histamine vrijgeven tijdens allergische reacties. Daarnaast spelen monocyten, die zich
ontwikkelen tot macrofagen, een rol in de fagocytose van pathogenen, terwijl lymfocyten betrokken zijn bij specifieke
immuunresponsen, met B-cellen die antistoffen produceren en T-cellen die verantwoordelijk zijn voor de celgemedieerde
immuniteit. Trombocyten (normaal circa 150 – 450) zijn bloedplaatjes die cruciaal zijn voor het initiëren van bloedstolling en het
herstel van beschadigde bloedvaten. Wanneer een bloedvat beschadigd is, hechten trombocyten zich aan de vaatwand en
aggregeren om een tijdelijke plug te vormen, wat voorkomt dat er te veel bloed verloren gaat. Ze zijn betrokken bij de
verschillende stadia van de hemostase, van vasoconstrictie tot de vorming van een fibrinenetwerk.
De productie van al deze bloedcellen, een proces dat hematopoëse wordt genoemd, vindt plaats in het rode beenmerg en
wordt gereguleerd door groeifactoren zoals erytropoëtine (EPO), dat de productie van erytrocyten stimuleert, en
trombopoëtine (TPO), dat de productie van trombocyten bevordert. Lymfocyten rijpen gedeeltelijk in het beenmerg en in de
thymus. Erytropoëse wordt voornamelijk gestimuleerd door hypoxie, oftewel een lage zuurstofspanning in het bloed, wat leidt
tot een verhoogde productie van erytrocyten om de zuurstofvoorziening te verbeteren. Bloed heeft ook belangrijke fysische
eigenschappen, zoals een licht basische pH tussen 7,35 en 7,45, een gemiddelde temperatuur van 38°C en een viscositeit die de
bloedstroom beïnvloedt. Een ander belangrijk aspect van bloed is de rol van de hemoglobine-zuurstofdissociatiecurve, die het
effect van verschillende fysiologische omstandigheden, zoals pH en kooldioxide-niveaus, op de zuurstofbindingscapaciteit van
hemoglobine beschrijft.
De vorming van bloedcellen
De vorming van bloedcellen, of hematopoëse, is een complex proces dat plaatsvindt in het rode beenmerg. Dit proces omvat de
ontwikkeling van de verschillende cellulaire componenten van het bloed, waaronder
erytrocyten (rode bloedcellen), leukocyten (witte bloedcellen) en trombocyten
(bloedplaatjes), uit pluripotente hematopoëtische stamcellen. De regulatie van
hematopoëse is een nauwkeurig afgestemd mechanisme waarbij diverse groeifactoren en
hormonen een cruciale rol spelen.
o Erytropoëtine (EPO) stimuleert de productie van erytrocyten in reactie op lage
zuurstofspanning.
o Trombopoëtine (TPO) reguleert de vorming van trombocyten door het
stimuleren van megakaryocyten.
o Colony-Stimulating Factors (CSF's) bevorderen de vorming van verschillende
soorten witte bloedcellen, zoals granulocyten en monocyten.
o Interleukinen en andere cytokinen spelen ook een rol in het bevorderen van de
rijping en differentiatie van specifieke bloedcellen.
In situaties van verhoogde behoefte, zoals bij infecties, bloedverlies of hypoxie, kan de
productie van bloedcellen aanzienlijk worden verhoogd door een verhoogde afgifte van
deze groeifactoren.
,Erytropoëse: De vorming van erytrocyten
Erytrocyten, de rode bloedcellen, zijn verantwoordelijk voor het transport van zuurstof (O₂) en kooldioxide (CO₂) door het
lichaam. Ze worden voornamelijk gevormd in het rode beenmerg, waar de pluripotente stamcellen zich differentiëren tot
erytroïde voorlopercellen. Dit proces wordt gereguleerd door het hormoon erytropoëtine (EPO), dat voornamelijk door de
nieren wordt geproduceerd in reactie op een verminderde zuurstofspanning (hypoxie). Erytrocyten ondergaan verschillende
stadia van rijping:
o Pluripotente stamcel: De basiscel in het beenmerg die zich kan differentiëren tot diverse bloedceltypen.
o Burst-forming unit-erytrocyt (BFU-e): De voorlopercel die zich verder ontwikkelt onder invloed van EPO.
o Colony-forming unit-erytrocyt (CFU-e): De cellen die gevoeliger worden voor EPO en beginnen met de productie van
hemoglobine.
o Pro-erytroblast: De eerste cel in het proces die zichtbaar is onder de microscoop en begint met de synthese van
hemoglobine.
o Erytroblasten: Gedurende de verschillende fasen (basofiel, polychromatisch en orthochromatisch) neemt de
hoeveelheid hemoglobine in de cellen toe. In de laatste fase wordt de celkern uitgestoten.
o Reticulocyt: Een bijna rijpe erytrocyt, die nog wat organellen bevat, zoals RNA en ribosomen. Deze cel wordt in de
bloedbaan afgegeven en ontwikkelt zich binnen 1-2 dagen tot een volwassen erytrocyt.
o Als je reticulocyten in het bloed meet doe je dit om te begrijpen of het beenmerg goed functioneert
o Een hoog reticulocyten getal betekent → Veel jonge erytrocyten, adequate reactie beenmerg op anemie
Leukopoëse: De vorming van leukocyten
Leukocyten, of witte bloedcellen, zijn essentieel voor de immuunrespons. Ze beschermen
het lichaam tegen infecties en andere pathogenen. De differentiatie van leukocyten begint
ook in het beenmerg, waar hematopoëtische stamcellen zich ontwikkelen tot verschillende
soorten voorlopercellen die uiteindelijk rijpe leukocyten zullen vormen. Er zijn vijf
belangrijke typen leukocyten:
o Neutrofielen: Deze cellen zijn de belangrijkste fagocyten en spelen een sleutelrol
bij de afweer tegen bacteriële infecties.
o Eosinofielen: Betrokken bij de afweer tegen parasieten en allergische reacties.
o Basofielen: Deze cellen komen vrij tijdens allergische reacties en spelen een rol in
de ontstekingsrespons door histamine en heparine af te geven.
o Monocyten: Deze cellen migreren naar weefsels en differentiëren daar in
macrofagen, die pathogenen en celresten opruimen.
o Lymfocyten: Bestaan uit B-cellen (voor de productie van antistoffen), T-cellen (voor
de celgemedieerde immuunrespons) en NK-cellen (voor de vernietiging van
abnormale cellen, zoals kankercellen).
Trombopoëse: De vorming van trombocyten
Trombocyten, of bloedplaatjes, spelen een cruciale rol in de bloedstolling. Ze worden
gevormd uit megakaryocyten, die uit de hematopoëtische stamcellen in het beenmerg
ontstaan. Deze megakaryocyten fragmenteren in kleinere stukjes, die vervolgens de
bloedplaatjes vormen. Het proces wordt gereguleerd door trombopoëtine (TPO), een
hormoon dat voornamelijk door de lever wordt geproduceerd.
De afbraak van oude of beschadigde bloedcellen vindt plaats in de milt, lever en beenmerg. Erytrocyten worden afgebroken
door macrofagen, waarbij hemoglobine wordt gesplitst in ijzer, globine (dat wordt afgebroken tot aminozuren) en bilirubine (dat
via de gal wordt uitgescheiden). De hergebruikte componenten, zoals ijzer, worden opgeslagen of opnieuw gebruikt in de
aanmaak van nieuwe bloedcellen.
,De begrippen BSE, trombocytopenie, trombocytose, leukocytopenie, leukocytose, linksverschuiving en rechtsverschuiving en de
klinische betekenis ervan
o BSE (Bloedbezinkingssnelheid) is een maat voor de snelheid waarmee erytrocyten (rode bloedcellen) in een buis met
bloed zakken. Een verhoogde BSE is vaak een indicatie van ontsteking, infectie, of auto-immuunziekten. De verhoogde
snelheid wordt veroorzaakt door een verhoging van bepaalde plasma-eiwitten, zoals fibrinogeen, die ontstekingen en
infecties weerspiegelen.
o Trombocytopenie verwijst naar een verlaagd aantal trombocyten (bloedplaatjes) in het bloed, wat kan leiden tot een
verhoogd risico op bloedingen en blauwe plekken. Dit kan veroorzaakt worden door een verminderde productie van
trombocyten in het beenmerg, verhoogde afbraak (zoals bij auto-immuunziekten), of verhoogd verbruik tijdens
stollingsprocessen.
o Trombocytose is het tegenovergestelde van trombocytopenie en verwijst naar een verhoogd aantal trombocyten. Dit
kan wijzen op een reactie op een ontsteking, infectie, of andere aandoeningen zoals maligniteiten (bijvoorbeeld
myeloproliferatieve aandoeningen), maar kan ook gezien worden na een operatie of bij bloedverlies. De verhoogde
trombocyten kunnen het risico op trombose verhogen.
o Leukocytopenie is een verlaagd aantal leukocyten (witte bloedcellen), wat het immuunsysteem verzwakt en een
verhoogd risico op infecties met zich meebrengt. Dit kan veroorzaakt worden door verschillende aandoeningen, zoals
virale infecties, beenmergaandoeningen, of het gebruik van chemotherapie of immunosuppressiva.
o Leukocytose verwijst naar een verhoogd aantal leukocyten, vaak een teken van infectie, ontsteking, of maligniteit. Het
is een typisch kenmerk bij bacteriële infecties, auto-immuunziekten of bloedziekten zoals leukemie.
o Linksverschuiving verwijst naar de aanwezigheid van onrijpe neutrofielen (een type witte bloedcel) in het bloed. Dit
gebeurt vaak als reactie op acute infecties, waarbij het beenmerg meer witte bloedcellen aanmaakt om de infectie te
bestrijden. De "verschuiving" komt door het verhoogde aantal jonge cellen (myelocyten of metamyelocyten) in de
circulatie, die normaal gesproken in het beenmerg blijven.
o Rechtsverschuiving daarentegen beschrijft een toename van oudere, rijpere neutrofielen, vaak in combinatie met een
afname van de normale granulocyten. Dit kan wijzen op chronische infecties of andere langdurige
ontstekingsaandoeningen. Het kan ook voorkomen bij vergiftigingen of andere pathologieën die invloed hebben op het
bloedbeeld.
De pathofysiologie en etiologie van anemie
Anemie is een aandoening die gekarakteriseerd wordt door een verlaagd niveau van hemoglobine of een tekort aan rode
bloedcellen (erytrocyten) in het bloed. Dit kan leiden tot verminderde zuurstoftransportcapaciteit, wat resulteert in symptomen
zoals vermoeidheid, bleke huid, kortademigheid, duizeligheid, en in ernstige gevallen hartfalen. De pathofysiologie en etiologie
van anemie zijn uiteenlopend en kunnen verschillende oorzaken hebben, afhankelijk van de aard van de aandoening.
Anemie kan ontstaan (pathofysiologie) door drie hoofdmechanismen:
o Verminderde productie van erytrocyten: Dit kan het gevolg zijn van een tekort aan essentiële bouwstoffen zoals ijzer,
vitamine B12, foliumzuur, of een verminderde werking van het beenmerg, zoals bij aplastische anemie of myelofibrose.
Erytrocyten worden geproduceerd in het rode beenmerg, waar hematopoëtische stamcellen zich ontwikkelen tot rijpe
bloedcellen. De productie van erytrocyten wordt voornamelijk gestimuleerd door het hormoon erythropoëtine (EPO),
geproduceerd door de nieren als reactie op hypoxie (lage zuurstofspanning).
o Verhoogde afbraak van erytrocyten (hemolyse): Anemie kan ook optreden als gevolg van een versnelde vernietiging
van rode bloedcellen, bijvoorbeeld bij auto-immuunziekten (zoals hemolytische anemie), infecties, of genetische
aandoeningen zoals sikkelcelanemie. Bij hemolytische anemie is er een toename van het aantal reticulocyten, omdat
het beenmerg probeert om het verlies van erytrocyten te compenseren.
o Verlies van erytrocyten: Acuut of chronisch bloedverlies door verwondingen, maagdarmbloedingen, of zware
menstruatie kan leiden tot anemie. Chronisch bloedverlies kan ook leiden tot ijzergebrek, wat de productie van nieuwe
erytrocyten verder bemoeilijkt.
De oorzaken (etiologie) van anemie kunnen verder worden gecategoriseerd in verschillende groepen:
o IJzergebreksanemie: De meest voorkomende vorm van anemie, meestal veroorzaakt door onvoldoende ijzerinname via
de voeding, slechte absorptie van ijzer in het maagdarmkanaal, of verhoogde ijzerbehoefte (zoals bij zwangerschap of
zware menstruatie). IJzer is essentieel voor de aanmaak van hemoglobine, dat zuurstof bindt in de erytrocyten.
o Vitamine B12- of foliumzuurdeficiëntie: Beide vitaminen zijn cruciaal voor de productie en rijping van erytrocyten. Een
tekort aan vitamine B12 of foliumzuur leidt tot macrocytaire anemie, waarbij de rode bloedcellen groter zijn dan
normaal (macrocytair) en minder effectief zuurstof transporteren.
o Chronische ziekten: Anemie kan ook het gevolg zijn van chronische aandoeningen zoals nierinsufficiëntie, kanker, of
infecties. Bij chronische ziekten is de productie van erytrocyten vaak verlaagd door de inflammatoire processen die de
werking van erythropoëtine verstoren.
o Genetische aandoeningen: Ziekten zoals thalassemie of sikkelcelanemie zijn erfelijk en kunnen leiden tot anemie door
abnormale hemoglobinestructuren die de levensduur van de rode bloedcellen verkorten.
o Thalassemie is een erfelijke bloedziekte waarbij het lichaam onvoldoende of abnormale hemoglobine
aanmaakt waardoor het te snel wordt afgebroken. De ernst varieert van mild (drager, weinig klachten) tot
ernstig (vereist regelmatige bloedtransfusies).
Er zijn twee hoofdtypen: Alpha-thalassemie (tekort aan alfa-globineketens) en Beta-thalassemie (tekort aan
beta-globineketens)
, o Sikkelcelanemie is een erfelijke bloedziekte waarbij rode bloedcellen een abnormale, sikkelvormige structuur
aannemen door een mutatie in het hemoglobine-gen (HbS). Deze afwijking veroorzaakt:
§ Verminderde zuurstoftransportcapaciteit: De sikkelcellen zijn minder efficiënt in het vervoeren van
zuurstof.
§ Verminderde flexibiliteit: Sikkelcellen klonteren samen en blokkeren kleine bloedvaten, wat leidt tot
pijnlijke crises, orgaanschade en complicaties zoals beroertes.
§ Snelle afbraak van rode bloedcellen: Een gezonde rode bloedcel leeft 120 dagen, een sikkelcel maar
30 dagen). Dit veroorzaakt chronische bloedarmoede.
o Aplastische anemie: Dit is een zeldzamere aandoening waarbij het beenmerg zijn vermogen om bloedcellen te
produceren verliest. Dit kan worden veroorzaakt door een auto-immuunreactie, infecties, of blootstelling aan toxische
stoffen zoals bepaalde medicijnen of chemotherapie.
o Hemorragische anemie: Acute of chronische bloedingen door trauma, gastro-intestinale bloeding, of gynaecologische
aandoeningen kunnen leiden tot verlies van erytrocyten en resulteren in anemie.
Het klinisch beeld (met klachten symptomen, klinische parameters, kenmerkende lab-uitslagen en verloop) van anemie
Labaanvraag bij vermoeden van anemie en de meest voorkomende oorzaken in-/uit te sluiten
Anemie is geen diagnose maar een symptoom van een onderliggende ziekte welke verder onderzocht dient te worden. Het
klinische beeld van anemie kan sterk variëren afhankelijk van de onderliggende oorzaak. De ernst van de klachten hangt af van
de snelheid van het ontstaan en de mate van bloedarmoede. Veel voorkomende symptomen zijn:
o Vermoeidheid: Het gevolg van een verminderde zuurstofvoorziening naar weefsels.
o Bleekheid: Als gevolg van de verminderde erytrocytenaantallen, vaak zichtbaar in de conjunctiva en huid.
o Dyspneu: Kortademigheid bij inspanning, vaak door de verminderde capaciteit van het bloed om zuurstof te vervoeren.
o Tachycardie: Als reactie op het lage zuurstofniveau wordt het hart sneller om de bloedcirculatie te verbeteren.
o Duizeligheid of flauwvallen: Als gevolg van verminderde zuurstofvoorziening naar de hersenen.
Anemie wordt gediagnosticeerd op basis van bloedonderzoek.
Belangrijke laboratoriumparameters zijn:
o Hemoglobine (Hb): Een verlaagd hemoglobinegehalte is
indicatief voor anemie.
o Hematocriet (Ht): Dit is het percentage van het
bloedvolume dat bestaat uit erytrocyten. Een verlaagde
hematocriet is typisch voor anemie.
o MCV (Mean Corpuscular Volume): De gemiddelde
grootte van de erytrocyten. Bij anemie kan het MCV
helpen bij het identificeren van het type anemie:
o Microcytair (laag MCV <80): Vaak veroorzaakt
door ijzergebrek of thalassemie.
o Normocytair (normaal MCV 80-100): Te vinden
bij anemie door chronische ziekten of acute
bloedingen.
o Macrocytair (hoog MCV >100): Vaak door
vitamine B12- of foliumzuurdeficiëntie.
o MCH: Gemiddelde hoeveelheid Hb per cel. MCHC: Gemiddelde Hb-concentratie per cel
o Reticulocytenaantal: Dit geeft aan hoe snel het beenmerg nieuwe erytrocyten produceert. Een verhoogd
reticulocytenaantal kan wijzen op acute bloedingen of hemolytische anemie.
o Erytrocyten: Rode bloedcellen in aantal per liter
o Ferritine: Lage ferritinewaarden wijzen op ijzergebrek, terwijl normale of verhoogde ferritinewaarden kunnen wijzen op
anemie door chronische ziekte.
o Vitamine B12 en foliumzuur: Deficiëntie in deze vitamines kan macrocytair gerelateerde anemieën veroorzaken.
o IJzer en transferrine (Transporteiwit van ijzer in plasma): Spelen een cruciale rol bij het zuurstoftransport in het lichaam
en zijn essentieel voor de diagnose van ijzergebrek.
Kenmerkende labuitslagen
o IJzergebreksanemie: Lage serumijzer, lage ferritine, verhoogd transferrine, en een verlaagd MCV.
o Vitamine B12- of foliumzuurdeficiëntie: Verhoogd MCV en lage niveaus van vitamine B12 of foliumzuur.
o Anemie door chronische ziekte: Normocytaire anemie met normale of verhoogde ferritinewaarden, maar lage
serumijzer en transferrine.
Thema 1 - Vermoeidheid
De samenstelling van bloed en de functies van plasma, erytrocyten, trombocyten en leukocyten
Bloed is een vloeibaar bindweefsel dat een cruciale rol speelt in verschillende fysiologische processen, waaronder transport,
regulatie en bescherming. Het bestaat uit twee hoofdcomponenten: plasma en cellulaire elementen. Plasma maakt ongeveer
55% uit van het bloedvolume en bestaat voornamelijk uit water (ongeveer 90%), opgeloste stoffen zoals elektrolyten,
voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen en plasma-eiwitten. De plasma-eiwitten, zoals albumine, globuline en fibrinogeen,
hebben specifieke functies. Albumine behoudt de colloïd-osmotische druk en transporteert vetzuren en hormonen. Globulines
zijn betrokken bij het transport van lipiden en immuunglobulinen, terwijl fibrinogeen een essentiële rol speelt in de
bloedstolling.
De cellulaire componenten van het bloed vormen ongeveer 45% van het bloedvolume en omvatten erytrocyten (rode
bloedcellen), leukocyten (witte bloedcellen) en trombocyten (bloedplaatjes). Erytrocyten (Normaal M: 4.2-5.5 V: 3.7-5)
hebben als belangrijkste functie het transport van zuurstof en kooldioxide via hemoglobine (geeft aan de erythrocyten (dus aan
bloed) zijn rode kleur). Hemoglobine (normaal M: 8.6-10.7 V: 7.4-8.6) bindt zuurstof aan het ijzeratoom in de haemgroep, wat
het mogelijk maakt zuurstof van de longen naar de weefsels te transporteren. Erytrocyten worden in het rode beenmerg
geproduceerd en hebben een levensduur van ongeveer 120 dagen. Na hun afbraak in de milt, lever en beenmerg, worden
componenten zoals ijzer gerecycled.
Leukocyten (normaal 4-10) zijn essentieel voor de afweer van het lichaam tegen infecties en vreemde stoffen. Ze omvatten
verschillende subtypes, zoals neutrofielen, die bacteriën fagocyteren, eosinofielen, die betrokken zijn bij parasitaire infecties en
allergische reacties, en basofielen, die histamine vrijgeven tijdens allergische reacties. Daarnaast spelen monocyten, die zich
ontwikkelen tot macrofagen, een rol in de fagocytose van pathogenen, terwijl lymfocyten betrokken zijn bij specifieke
immuunresponsen, met B-cellen die antistoffen produceren en T-cellen die verantwoordelijk zijn voor de celgemedieerde
immuniteit. Trombocyten (normaal circa 150 – 450) zijn bloedplaatjes die cruciaal zijn voor het initiëren van bloedstolling en het
herstel van beschadigde bloedvaten. Wanneer een bloedvat beschadigd is, hechten trombocyten zich aan de vaatwand en
aggregeren om een tijdelijke plug te vormen, wat voorkomt dat er te veel bloed verloren gaat. Ze zijn betrokken bij de
verschillende stadia van de hemostase, van vasoconstrictie tot de vorming van een fibrinenetwerk.
De productie van al deze bloedcellen, een proces dat hematopoëse wordt genoemd, vindt plaats in het rode beenmerg en
wordt gereguleerd door groeifactoren zoals erytropoëtine (EPO), dat de productie van erytrocyten stimuleert, en
trombopoëtine (TPO), dat de productie van trombocyten bevordert. Lymfocyten rijpen gedeeltelijk in het beenmerg en in de
thymus. Erytropoëse wordt voornamelijk gestimuleerd door hypoxie, oftewel een lage zuurstofspanning in het bloed, wat leidt
tot een verhoogde productie van erytrocyten om de zuurstofvoorziening te verbeteren. Bloed heeft ook belangrijke fysische
eigenschappen, zoals een licht basische pH tussen 7,35 en 7,45, een gemiddelde temperatuur van 38°C en een viscositeit die de
bloedstroom beïnvloedt. Een ander belangrijk aspect van bloed is de rol van de hemoglobine-zuurstofdissociatiecurve, die het
effect van verschillende fysiologische omstandigheden, zoals pH en kooldioxide-niveaus, op de zuurstofbindingscapaciteit van
hemoglobine beschrijft.
De vorming van bloedcellen
De vorming van bloedcellen, of hematopoëse, is een complex proces dat plaatsvindt in het rode beenmerg. Dit proces omvat de
ontwikkeling van de verschillende cellulaire componenten van het bloed, waaronder
erytrocyten (rode bloedcellen), leukocyten (witte bloedcellen) en trombocyten
(bloedplaatjes), uit pluripotente hematopoëtische stamcellen. De regulatie van
hematopoëse is een nauwkeurig afgestemd mechanisme waarbij diverse groeifactoren en
hormonen een cruciale rol spelen.
o Erytropoëtine (EPO) stimuleert de productie van erytrocyten in reactie op lage
zuurstofspanning.
o Trombopoëtine (TPO) reguleert de vorming van trombocyten door het
stimuleren van megakaryocyten.
o Colony-Stimulating Factors (CSF's) bevorderen de vorming van verschillende
soorten witte bloedcellen, zoals granulocyten en monocyten.
o Interleukinen en andere cytokinen spelen ook een rol in het bevorderen van de
rijping en differentiatie van specifieke bloedcellen.
In situaties van verhoogde behoefte, zoals bij infecties, bloedverlies of hypoxie, kan de
productie van bloedcellen aanzienlijk worden verhoogd door een verhoogde afgifte van
deze groeifactoren.
,Erytropoëse: De vorming van erytrocyten
Erytrocyten, de rode bloedcellen, zijn verantwoordelijk voor het transport van zuurstof (O₂) en kooldioxide (CO₂) door het
lichaam. Ze worden voornamelijk gevormd in het rode beenmerg, waar de pluripotente stamcellen zich differentiëren tot
erytroïde voorlopercellen. Dit proces wordt gereguleerd door het hormoon erytropoëtine (EPO), dat voornamelijk door de
nieren wordt geproduceerd in reactie op een verminderde zuurstofspanning (hypoxie). Erytrocyten ondergaan verschillende
stadia van rijping:
o Pluripotente stamcel: De basiscel in het beenmerg die zich kan differentiëren tot diverse bloedceltypen.
o Burst-forming unit-erytrocyt (BFU-e): De voorlopercel die zich verder ontwikkelt onder invloed van EPO.
o Colony-forming unit-erytrocyt (CFU-e): De cellen die gevoeliger worden voor EPO en beginnen met de productie van
hemoglobine.
o Pro-erytroblast: De eerste cel in het proces die zichtbaar is onder de microscoop en begint met de synthese van
hemoglobine.
o Erytroblasten: Gedurende de verschillende fasen (basofiel, polychromatisch en orthochromatisch) neemt de
hoeveelheid hemoglobine in de cellen toe. In de laatste fase wordt de celkern uitgestoten.
o Reticulocyt: Een bijna rijpe erytrocyt, die nog wat organellen bevat, zoals RNA en ribosomen. Deze cel wordt in de
bloedbaan afgegeven en ontwikkelt zich binnen 1-2 dagen tot een volwassen erytrocyt.
o Als je reticulocyten in het bloed meet doe je dit om te begrijpen of het beenmerg goed functioneert
o Een hoog reticulocyten getal betekent → Veel jonge erytrocyten, adequate reactie beenmerg op anemie
Leukopoëse: De vorming van leukocyten
Leukocyten, of witte bloedcellen, zijn essentieel voor de immuunrespons. Ze beschermen
het lichaam tegen infecties en andere pathogenen. De differentiatie van leukocyten begint
ook in het beenmerg, waar hematopoëtische stamcellen zich ontwikkelen tot verschillende
soorten voorlopercellen die uiteindelijk rijpe leukocyten zullen vormen. Er zijn vijf
belangrijke typen leukocyten:
o Neutrofielen: Deze cellen zijn de belangrijkste fagocyten en spelen een sleutelrol
bij de afweer tegen bacteriële infecties.
o Eosinofielen: Betrokken bij de afweer tegen parasieten en allergische reacties.
o Basofielen: Deze cellen komen vrij tijdens allergische reacties en spelen een rol in
de ontstekingsrespons door histamine en heparine af te geven.
o Monocyten: Deze cellen migreren naar weefsels en differentiëren daar in
macrofagen, die pathogenen en celresten opruimen.
o Lymfocyten: Bestaan uit B-cellen (voor de productie van antistoffen), T-cellen (voor
de celgemedieerde immuunrespons) en NK-cellen (voor de vernietiging van
abnormale cellen, zoals kankercellen).
Trombopoëse: De vorming van trombocyten
Trombocyten, of bloedplaatjes, spelen een cruciale rol in de bloedstolling. Ze worden
gevormd uit megakaryocyten, die uit de hematopoëtische stamcellen in het beenmerg
ontstaan. Deze megakaryocyten fragmenteren in kleinere stukjes, die vervolgens de
bloedplaatjes vormen. Het proces wordt gereguleerd door trombopoëtine (TPO), een
hormoon dat voornamelijk door de lever wordt geproduceerd.
De afbraak van oude of beschadigde bloedcellen vindt plaats in de milt, lever en beenmerg. Erytrocyten worden afgebroken
door macrofagen, waarbij hemoglobine wordt gesplitst in ijzer, globine (dat wordt afgebroken tot aminozuren) en bilirubine (dat
via de gal wordt uitgescheiden). De hergebruikte componenten, zoals ijzer, worden opgeslagen of opnieuw gebruikt in de
aanmaak van nieuwe bloedcellen.
,De begrippen BSE, trombocytopenie, trombocytose, leukocytopenie, leukocytose, linksverschuiving en rechtsverschuiving en de
klinische betekenis ervan
o BSE (Bloedbezinkingssnelheid) is een maat voor de snelheid waarmee erytrocyten (rode bloedcellen) in een buis met
bloed zakken. Een verhoogde BSE is vaak een indicatie van ontsteking, infectie, of auto-immuunziekten. De verhoogde
snelheid wordt veroorzaakt door een verhoging van bepaalde plasma-eiwitten, zoals fibrinogeen, die ontstekingen en
infecties weerspiegelen.
o Trombocytopenie verwijst naar een verlaagd aantal trombocyten (bloedplaatjes) in het bloed, wat kan leiden tot een
verhoogd risico op bloedingen en blauwe plekken. Dit kan veroorzaakt worden door een verminderde productie van
trombocyten in het beenmerg, verhoogde afbraak (zoals bij auto-immuunziekten), of verhoogd verbruik tijdens
stollingsprocessen.
o Trombocytose is het tegenovergestelde van trombocytopenie en verwijst naar een verhoogd aantal trombocyten. Dit
kan wijzen op een reactie op een ontsteking, infectie, of andere aandoeningen zoals maligniteiten (bijvoorbeeld
myeloproliferatieve aandoeningen), maar kan ook gezien worden na een operatie of bij bloedverlies. De verhoogde
trombocyten kunnen het risico op trombose verhogen.
o Leukocytopenie is een verlaagd aantal leukocyten (witte bloedcellen), wat het immuunsysteem verzwakt en een
verhoogd risico op infecties met zich meebrengt. Dit kan veroorzaakt worden door verschillende aandoeningen, zoals
virale infecties, beenmergaandoeningen, of het gebruik van chemotherapie of immunosuppressiva.
o Leukocytose verwijst naar een verhoogd aantal leukocyten, vaak een teken van infectie, ontsteking, of maligniteit. Het
is een typisch kenmerk bij bacteriële infecties, auto-immuunziekten of bloedziekten zoals leukemie.
o Linksverschuiving verwijst naar de aanwezigheid van onrijpe neutrofielen (een type witte bloedcel) in het bloed. Dit
gebeurt vaak als reactie op acute infecties, waarbij het beenmerg meer witte bloedcellen aanmaakt om de infectie te
bestrijden. De "verschuiving" komt door het verhoogde aantal jonge cellen (myelocyten of metamyelocyten) in de
circulatie, die normaal gesproken in het beenmerg blijven.
o Rechtsverschuiving daarentegen beschrijft een toename van oudere, rijpere neutrofielen, vaak in combinatie met een
afname van de normale granulocyten. Dit kan wijzen op chronische infecties of andere langdurige
ontstekingsaandoeningen. Het kan ook voorkomen bij vergiftigingen of andere pathologieën die invloed hebben op het
bloedbeeld.
De pathofysiologie en etiologie van anemie
Anemie is een aandoening die gekarakteriseerd wordt door een verlaagd niveau van hemoglobine of een tekort aan rode
bloedcellen (erytrocyten) in het bloed. Dit kan leiden tot verminderde zuurstoftransportcapaciteit, wat resulteert in symptomen
zoals vermoeidheid, bleke huid, kortademigheid, duizeligheid, en in ernstige gevallen hartfalen. De pathofysiologie en etiologie
van anemie zijn uiteenlopend en kunnen verschillende oorzaken hebben, afhankelijk van de aard van de aandoening.
Anemie kan ontstaan (pathofysiologie) door drie hoofdmechanismen:
o Verminderde productie van erytrocyten: Dit kan het gevolg zijn van een tekort aan essentiële bouwstoffen zoals ijzer,
vitamine B12, foliumzuur, of een verminderde werking van het beenmerg, zoals bij aplastische anemie of myelofibrose.
Erytrocyten worden geproduceerd in het rode beenmerg, waar hematopoëtische stamcellen zich ontwikkelen tot rijpe
bloedcellen. De productie van erytrocyten wordt voornamelijk gestimuleerd door het hormoon erythropoëtine (EPO),
geproduceerd door de nieren als reactie op hypoxie (lage zuurstofspanning).
o Verhoogde afbraak van erytrocyten (hemolyse): Anemie kan ook optreden als gevolg van een versnelde vernietiging
van rode bloedcellen, bijvoorbeeld bij auto-immuunziekten (zoals hemolytische anemie), infecties, of genetische
aandoeningen zoals sikkelcelanemie. Bij hemolytische anemie is er een toename van het aantal reticulocyten, omdat
het beenmerg probeert om het verlies van erytrocyten te compenseren.
o Verlies van erytrocyten: Acuut of chronisch bloedverlies door verwondingen, maagdarmbloedingen, of zware
menstruatie kan leiden tot anemie. Chronisch bloedverlies kan ook leiden tot ijzergebrek, wat de productie van nieuwe
erytrocyten verder bemoeilijkt.
De oorzaken (etiologie) van anemie kunnen verder worden gecategoriseerd in verschillende groepen:
o IJzergebreksanemie: De meest voorkomende vorm van anemie, meestal veroorzaakt door onvoldoende ijzerinname via
de voeding, slechte absorptie van ijzer in het maagdarmkanaal, of verhoogde ijzerbehoefte (zoals bij zwangerschap of
zware menstruatie). IJzer is essentieel voor de aanmaak van hemoglobine, dat zuurstof bindt in de erytrocyten.
o Vitamine B12- of foliumzuurdeficiëntie: Beide vitaminen zijn cruciaal voor de productie en rijping van erytrocyten. Een
tekort aan vitamine B12 of foliumzuur leidt tot macrocytaire anemie, waarbij de rode bloedcellen groter zijn dan
normaal (macrocytair) en minder effectief zuurstof transporteren.
o Chronische ziekten: Anemie kan ook het gevolg zijn van chronische aandoeningen zoals nierinsufficiëntie, kanker, of
infecties. Bij chronische ziekten is de productie van erytrocyten vaak verlaagd door de inflammatoire processen die de
werking van erythropoëtine verstoren.
o Genetische aandoeningen: Ziekten zoals thalassemie of sikkelcelanemie zijn erfelijk en kunnen leiden tot anemie door
abnormale hemoglobinestructuren die de levensduur van de rode bloedcellen verkorten.
o Thalassemie is een erfelijke bloedziekte waarbij het lichaam onvoldoende of abnormale hemoglobine
aanmaakt waardoor het te snel wordt afgebroken. De ernst varieert van mild (drager, weinig klachten) tot
ernstig (vereist regelmatige bloedtransfusies).
Er zijn twee hoofdtypen: Alpha-thalassemie (tekort aan alfa-globineketens) en Beta-thalassemie (tekort aan
beta-globineketens)
, o Sikkelcelanemie is een erfelijke bloedziekte waarbij rode bloedcellen een abnormale, sikkelvormige structuur
aannemen door een mutatie in het hemoglobine-gen (HbS). Deze afwijking veroorzaakt:
§ Verminderde zuurstoftransportcapaciteit: De sikkelcellen zijn minder efficiënt in het vervoeren van
zuurstof.
§ Verminderde flexibiliteit: Sikkelcellen klonteren samen en blokkeren kleine bloedvaten, wat leidt tot
pijnlijke crises, orgaanschade en complicaties zoals beroertes.
§ Snelle afbraak van rode bloedcellen: Een gezonde rode bloedcel leeft 120 dagen, een sikkelcel maar
30 dagen). Dit veroorzaakt chronische bloedarmoede.
o Aplastische anemie: Dit is een zeldzamere aandoening waarbij het beenmerg zijn vermogen om bloedcellen te
produceren verliest. Dit kan worden veroorzaakt door een auto-immuunreactie, infecties, of blootstelling aan toxische
stoffen zoals bepaalde medicijnen of chemotherapie.
o Hemorragische anemie: Acute of chronische bloedingen door trauma, gastro-intestinale bloeding, of gynaecologische
aandoeningen kunnen leiden tot verlies van erytrocyten en resulteren in anemie.
Het klinisch beeld (met klachten symptomen, klinische parameters, kenmerkende lab-uitslagen en verloop) van anemie
Labaanvraag bij vermoeden van anemie en de meest voorkomende oorzaken in-/uit te sluiten
Anemie is geen diagnose maar een symptoom van een onderliggende ziekte welke verder onderzocht dient te worden. Het
klinische beeld van anemie kan sterk variëren afhankelijk van de onderliggende oorzaak. De ernst van de klachten hangt af van
de snelheid van het ontstaan en de mate van bloedarmoede. Veel voorkomende symptomen zijn:
o Vermoeidheid: Het gevolg van een verminderde zuurstofvoorziening naar weefsels.
o Bleekheid: Als gevolg van de verminderde erytrocytenaantallen, vaak zichtbaar in de conjunctiva en huid.
o Dyspneu: Kortademigheid bij inspanning, vaak door de verminderde capaciteit van het bloed om zuurstof te vervoeren.
o Tachycardie: Als reactie op het lage zuurstofniveau wordt het hart sneller om de bloedcirculatie te verbeteren.
o Duizeligheid of flauwvallen: Als gevolg van verminderde zuurstofvoorziening naar de hersenen.
Anemie wordt gediagnosticeerd op basis van bloedonderzoek.
Belangrijke laboratoriumparameters zijn:
o Hemoglobine (Hb): Een verlaagd hemoglobinegehalte is
indicatief voor anemie.
o Hematocriet (Ht): Dit is het percentage van het
bloedvolume dat bestaat uit erytrocyten. Een verlaagde
hematocriet is typisch voor anemie.
o MCV (Mean Corpuscular Volume): De gemiddelde
grootte van de erytrocyten. Bij anemie kan het MCV
helpen bij het identificeren van het type anemie:
o Microcytair (laag MCV <80): Vaak veroorzaakt
door ijzergebrek of thalassemie.
o Normocytair (normaal MCV 80-100): Te vinden
bij anemie door chronische ziekten of acute
bloedingen.
o Macrocytair (hoog MCV >100): Vaak door
vitamine B12- of foliumzuurdeficiëntie.
o MCH: Gemiddelde hoeveelheid Hb per cel. MCHC: Gemiddelde Hb-concentratie per cel
o Reticulocytenaantal: Dit geeft aan hoe snel het beenmerg nieuwe erytrocyten produceert. Een verhoogd
reticulocytenaantal kan wijzen op acute bloedingen of hemolytische anemie.
o Erytrocyten: Rode bloedcellen in aantal per liter
o Ferritine: Lage ferritinewaarden wijzen op ijzergebrek, terwijl normale of verhoogde ferritinewaarden kunnen wijzen op
anemie door chronische ziekte.
o Vitamine B12 en foliumzuur: Deficiëntie in deze vitamines kan macrocytair gerelateerde anemieën veroorzaken.
o IJzer en transferrine (Transporteiwit van ijzer in plasma): Spelen een cruciale rol bij het zuurstoftransport in het lichaam
en zijn essentieel voor de diagnose van ijzergebrek.
Kenmerkende labuitslagen
o IJzergebreksanemie: Lage serumijzer, lage ferritine, verhoogd transferrine, en een verlaagd MCV.
o Vitamine B12- of foliumzuurdeficiëntie: Verhoogd MCV en lage niveaus van vitamine B12 of foliumzuur.
o Anemie door chronische ziekte: Normocytaire anemie met normale of verhoogde ferritinewaarden, maar lage
serumijzer en transferrine.