Algemeen
De student kan na het behalen van deze module: het kunnen aangeven,
uitleggen, toelichten en beschrijven van:
- De morfologie en functie van epitheelweefsel
- De morfologie en functie van bindweefsel
- De morfologie en functie van spierweefsel en bloedvaten
- De morfologie en functie van zenuwweefsel
De leeruitkomsten zijn per werkcollege beschreven
WC/PT 01
De student kan:
- Verschillende typen epitheel herkennen, beschrijven en aangeven waar de
verschillende typen epitheel voorkomen
- De functies van de verschillende typen epitheel beschrijven, inclusief het
basaalmembraan
- De verschillen en overeenkomsten tussen de verschillende typen klieren
beschrijven en aangeven waar deze voorkomen
- Verschillende typen celverbindingen herkennen, beschrijven en aangeven
wat hun functie is
- Verschillende typen oppervlakte specialisaties herkennen, beschrijven,
aangeven wat hun functie is en waar ze voorkomen
Weefseltypen:
o Epitheelweefsel
o Bindweefsel
o Spierweefsel
o Zenuwweefsel
Basaalmembraan bestaat uit:
o Lamina basalis: bestaat uit collageen en proteoglycanen.
o Lamina reticularis: bestaat uit collageen en vezels.
o Lamina basalis en lamina reticularis zijn met elkaar verbonden via
ankervezels.
Functies basaalmembraan:
o Hechting
o Filteren voor uitwisselen van macromoleculen tussen
epitheelweefsel en bindweefsel
o Reguleren celdeling en differentiatie
Epitheliale cellen hechten aan de basale zijde van basaalmembraan.
o Tegenover de basale zijde ligt de apicale zijde.
o De zijkant van de cellen wordt de laterale zijde genoemd
Epitheelcellen zijn aan de laterale zijde met elkaar verbonden door
verschillende verbindingsstructuren:
o Apicale zijde: gap junction
Communicatiekanalen tussen de epitheelcellen, maken
uitwisseling van laagmoleculaire stoffen mogelijk
Gap junctions kunnen erg snel gevormd worden en ook weer
snel verdwijnen
o Onder de gap junction bevindt zich een adherens junction
, Bestaan uit celadhesiemoleculen waardoor
plasmamembranen van 2 buurcellen verbonden kunnen
worden.
o Als laatste verbindingsstructuur is er een tight junction
Zorgen voor de afsluiting van intercellulaire ruimtes en
voorkomen dat macromoleculen zich vrij tussen het epitheel
door kunnen verplaatsen.
Oppervlakte specialisaties epitheel:
o Microvilli: opgebouwd uit actine filamenten.
Functie: vergroting van het oppervlak.
Eenlagig epitheel bevatten microvilli.
o Stereociliën: langer dan microvilli, en vertakt.
Functie: absorptie, in organen met zintuigfuncties: sensorisch
o Ciliën: trilharen, kunnen een slagbeweging maken
Slijm naar buiten transporteren.
o Flagellen: komen enkel voor op spermatozoa
Functie: maken beweging van de cel mogelijk.
Typen epitheel:
o Bedekkend epitheel: bestaat uit 1 of meerdere lagen epitheelcellen.
Te onderscheiden door vorm en het aantal cellagen
Plaveiselepitheel, komt voor op de huid, mondholte,
slokdarm, vagina, anus, hoornvlies en longen:
Eenlagig: bestaat uit een enkele laag van afgeplatte
cellen, zuurstof kan opgenomen worden, CO2 kan
afgegeven worden
Meerlagig: komt voor in de huid, dient voor
bescherming. Aan de basale zijde zijn de cellen rond,
meer richting het oppervlak bevinden zich platte
cellen.
Verhoornend meerlagig: de buitenste laag is
verhoornd.
o Weerstand tegen slijtage, voorkomen
waterverlies, bescherming.
Functie: opname en transport
Kubisch epiteel, komt voor in de nierbuizen, kleine klieren,
eierstokken, schildklier, alvleesklier en lever:
Eenlagig en meerlagig
Functie: bedekking/secretie
Cilindrisch epitheel, komt voor in het maag- darmkanaal,
galblaas, bronchiën, baarmoeder, eileider en sommige delen
van de urinewegen:
Eenlagig: is belangrijk bij de absorptie van
voedingsstoffen, komt niet meerlagig voor.
Bevat slijmbekercellen, deze verminderen wrijving
tussen cellen en darminhoud.
Cilindrisch epitheel in de darm bevat microvilli, dit
zorgt voor oppervlakte vergroting.
Overgangsepitheel, komt voor in de nierbekken, urineleiders,
blaas en plasbuis:
De student kan na het behalen van deze module: het kunnen aangeven,
uitleggen, toelichten en beschrijven van:
- De morfologie en functie van epitheelweefsel
- De morfologie en functie van bindweefsel
- De morfologie en functie van spierweefsel en bloedvaten
- De morfologie en functie van zenuwweefsel
De leeruitkomsten zijn per werkcollege beschreven
WC/PT 01
De student kan:
- Verschillende typen epitheel herkennen, beschrijven en aangeven waar de
verschillende typen epitheel voorkomen
- De functies van de verschillende typen epitheel beschrijven, inclusief het
basaalmembraan
- De verschillen en overeenkomsten tussen de verschillende typen klieren
beschrijven en aangeven waar deze voorkomen
- Verschillende typen celverbindingen herkennen, beschrijven en aangeven
wat hun functie is
- Verschillende typen oppervlakte specialisaties herkennen, beschrijven,
aangeven wat hun functie is en waar ze voorkomen
Weefseltypen:
o Epitheelweefsel
o Bindweefsel
o Spierweefsel
o Zenuwweefsel
Basaalmembraan bestaat uit:
o Lamina basalis: bestaat uit collageen en proteoglycanen.
o Lamina reticularis: bestaat uit collageen en vezels.
o Lamina basalis en lamina reticularis zijn met elkaar verbonden via
ankervezels.
Functies basaalmembraan:
o Hechting
o Filteren voor uitwisselen van macromoleculen tussen
epitheelweefsel en bindweefsel
o Reguleren celdeling en differentiatie
Epitheliale cellen hechten aan de basale zijde van basaalmembraan.
o Tegenover de basale zijde ligt de apicale zijde.
o De zijkant van de cellen wordt de laterale zijde genoemd
Epitheelcellen zijn aan de laterale zijde met elkaar verbonden door
verschillende verbindingsstructuren:
o Apicale zijde: gap junction
Communicatiekanalen tussen de epitheelcellen, maken
uitwisseling van laagmoleculaire stoffen mogelijk
Gap junctions kunnen erg snel gevormd worden en ook weer
snel verdwijnen
o Onder de gap junction bevindt zich een adherens junction
, Bestaan uit celadhesiemoleculen waardoor
plasmamembranen van 2 buurcellen verbonden kunnen
worden.
o Als laatste verbindingsstructuur is er een tight junction
Zorgen voor de afsluiting van intercellulaire ruimtes en
voorkomen dat macromoleculen zich vrij tussen het epitheel
door kunnen verplaatsen.
Oppervlakte specialisaties epitheel:
o Microvilli: opgebouwd uit actine filamenten.
Functie: vergroting van het oppervlak.
Eenlagig epitheel bevatten microvilli.
o Stereociliën: langer dan microvilli, en vertakt.
Functie: absorptie, in organen met zintuigfuncties: sensorisch
o Ciliën: trilharen, kunnen een slagbeweging maken
Slijm naar buiten transporteren.
o Flagellen: komen enkel voor op spermatozoa
Functie: maken beweging van de cel mogelijk.
Typen epitheel:
o Bedekkend epitheel: bestaat uit 1 of meerdere lagen epitheelcellen.
Te onderscheiden door vorm en het aantal cellagen
Plaveiselepitheel, komt voor op de huid, mondholte,
slokdarm, vagina, anus, hoornvlies en longen:
Eenlagig: bestaat uit een enkele laag van afgeplatte
cellen, zuurstof kan opgenomen worden, CO2 kan
afgegeven worden
Meerlagig: komt voor in de huid, dient voor
bescherming. Aan de basale zijde zijn de cellen rond,
meer richting het oppervlak bevinden zich platte
cellen.
Verhoornend meerlagig: de buitenste laag is
verhoornd.
o Weerstand tegen slijtage, voorkomen
waterverlies, bescherming.
Functie: opname en transport
Kubisch epiteel, komt voor in de nierbuizen, kleine klieren,
eierstokken, schildklier, alvleesklier en lever:
Eenlagig en meerlagig
Functie: bedekking/secretie
Cilindrisch epitheel, komt voor in het maag- darmkanaal,
galblaas, bronchiën, baarmoeder, eileider en sommige delen
van de urinewegen:
Eenlagig: is belangrijk bij de absorptie van
voedingsstoffen, komt niet meerlagig voor.
Bevat slijmbekercellen, deze verminderen wrijving
tussen cellen en darminhoud.
Cilindrisch epitheel in de darm bevat microvilli, dit
zorgt voor oppervlakte vergroting.
Overgangsepitheel, komt voor in de nierbekken, urineleiders,
blaas en plasbuis: