Les 1
Filosofie: Filosofie gaat over nadenken over grote vragen waar niet altijd één juist antwoord op
is. Het onderzoekt het “onbekende” en helpt ons kritisch te denken over de wereld om ons heen.
- Wat is een rechtvaardige samenleving? → Hoe kunnen we regels en wetten zo maken dat ze
eerlijk zijn voor iedereen?
- Wat is goed hulpverlenen? → Wanneer help je iemand écht en wanneer neem je juist te veel
over?
- Wat is de betekenis van normen en waarden? Waarom vinden we sommige dingen normaal en
andere dingen niet?
Sociologie: Sociologie kijkt juist naar hoe de samenleving écht functioneert en hoe mensen zich
gedragen in groepen. Het probeert gedrag te verklaren op basis van maatschappelijke invloeden
- Hoe leven wij samen? → Welke patronen zien we in het dagelijks leven? Bijvoorbeeld: waarom
gedragen mensen zich anders in een groep dan alleen?
- Hoe is onze samenleving opgebouwd? Wat zijn de rollen van gezin, school, werk en overheid?
Hoe beïnvloeden ze ons gedrag?
- Hoe verandert onze samenleving?
Kort gezegd: Sociologie kijkt naar hoe mensen zich in groepen gedragen, welke invloeden ze
ondergaan en hoe de samenleving verandert.
Recht: Een verzamelnaam voor alle regels die er bestaan. Er staat wat je wel en niet moet doen.
Recht moet ervoor zorgen dat mensen goed kunnen samenleven met elkaar.
Manieren om recht te ordenen:
Wetten: Alle geschreven normen. (Wij bepalen de mensen die wetten gaan maken, je moet
verkozen worden door het volk).
Jurisprudentie: de uitspraak van een rechter.
Gewoonte recht: De gewoonte, wat is gewoon en normaal om te doen in een samenleving.
(Voorbeeld: opstaan in de bus of trein voor een zwangere vrouw of ouder iemand).
Verdrag: meer dan 2 landen hebben iets afgesproken en dat komt dan in een verdrag. Verdragen
zijn belangrijker dan onze nationale wet.
Hoe het recht geordend kan worden:
burgerlijk recht: te maken met 2 burgers die tegen over elkaar staan. (Sociaal werker en client,
ouder en kind, werkgever en werknemer).
Strafrecht: overheid heeft de regels bedacht en mag de burgers alleen straRen. Rechtsregels
tussen de overheid en de burger.
Bestuursrecht: Regels waarbij de overheid de samenleving/burger juist wil helpen.
Dienstverlenende overheid. (Voorbeeld: uitkering aanvragen)
Staatsrecht: Daar hebben burgers wat minder mee te maken. Schrijft de overheid voor zichzelf
om Nederlands te regelen en te beschermen (Voorbeeld: grondwet).
,Internationaal recht: Alle rechtsregels die gelden tussen twee of meer landen (Voorbeeld:
levenslang gevangenisstraf, door Europese wetgeving).
Mensbeeld: Hoe de mens is vanuit jouw gezien. Idee, voorstelling van het mens-zijn.
Autonoom mensbeeld:
-Mensen zijn zelfstandig en vrij en kunnen over hun eigen leven beslissen
- Vrijheid is belangrijker dan solidariteit
- Grootste bedreiging voor mensen met een autonoom mensbeeld: inmenging in de
bestaansvrijheid
- Onafhankelijkheid, vrijheid en zo min mogelijk belemmeringen daarin. Overheid moet zo min
mogelijk regels hebben je moet het zelfstandig kunnen doen. Als je iets fout doet heb je het zelf
gedaan, is dus je eigen schuld. Je moet daar individueel voor gestraft worden. Als je een goed
bedrijf hebt heb jij dat gedaan, dan moet je trots zijn op jezelf.
Zorgend mensbeeld:
- Mensen zijn sociaal en relationeel. Ze zijn betrokken bij elkaar.
- De zorg voor jezelf en voor elkaar staat centraal.
- De context is essentieel.
- De grootste bedreiging is: verlaten worden.
Mensbeeld vanuit Hobbes:
- De mens is vanuit nature slecht
- Jaloezie, strijden en streven naar zelfbehoud in communicatie met schaarste leiden tot een
oorlog van allen tegen allen.
- Mensen gaan relaties aan puur uit eigen belang, niemand is te vertrouwen.
Oplossing: Sociaal contract (om veiligheid te garanderen).
Mensbeeld vanuit Rousseau:
- De mens is van nature goed
- De mens is een (sociaal) gevoelswezen.
- De mens is vrij van regels en onafhankelijk van andere.
- Er is geen maatschappelijke ongelijkheid.
- Wetten en regels kan je aan de kant schuiven, want de mens is van nature goed en wil niks
slechts doen.
, Les 2
Paradigma: Een complex geheel van opvattingen, methoden en vraagstellingen dat het
gemeenschap van een bepaalt tijdvlak een idee geeft van wat de belangrijke vragen zijn en hoe
die opgelost moeten worden.
- Een denkkader van de samenleving gevoed door de wetenschap.
Paradigma shift: een paradigma verschuiving. Een ontwikkeling die leidt tot ene volstrekt ander
beeld van de werkelijkheid. Na strijd (voor en tegen) een wissel van zienswijze op een bepaald
onderwerpt in een bepaalde tijd.
Verlichting (1650 tot 1800):
- Het was een intellectuele en culturele beweging in Europa die zich richtte op redelijkheid,
wetenschap, vrijheid en vooruitgang.
- Belangrijke filosofen uit deze periode waren onder andere:
John Locke (vrijheid en rechten van het individu)
Jean-Jacques Rousseau (maatschappelijk contract, volkssoevereiniteit)
Immanuel Kant ("Durf te denken!" – autonomie en rationaliteit)
Medisch model (1800 tot 1950): we gaan ze in een bed leggen ver weg in een instituut, een
dekentje, geven voeding, orden, regelmaat, reinheid. Alle bedden staan allemaal naast elkaar.
Vooral gericht op ziekte en genezing. Patiënten hadden geen zeggenschap. – defectparadigma
Defectparadigma (1800-1950/1960, medisch model):
Mensvisie: mens met beperkingen
Status: patiënt
Begeleiding: verzorgen/behandelen
Plaats: instituut
Maatschappelijke houding: je wordt uit een samenleving getrokken en in een aparte voorziening
gestopt.
Nachtwakerstaat (1850-1945 WO2):
- “Wakers in de nacht”.
- De staat waakt, geen zorgen bieden, geen ondersteuning, zorg op straat maar niet achter de
deur.
- Industrialisatie (1850-1900). Industriële revolutie 1850.
- Urbanisatie à mensen gaan van dorp naar een stad.
- Kinderarbeid, geen inmenging van overheid.
- Armoede en ziekte
à Sociale kwestie -> daar moeten we misschien iets aan doen!? -> eerste sociale wetten
Verzuiling van de Nederlandse samenleving (1880-1960):
- Katholieke zuil, protestantse zuil, arbeider zuil, algemene zuil.
- Zorg in eigen zuil.