Kennislijn
Mensbeelden: beelden zoals je ze tegenkomt in de manier waarop er
over mensen gesproken wordt.
Kenmerken autonome mensbeeld: vrijheid, zelfstandigheid,
zelfredzaamheid, zelfontplooiing, mensen maken eigen beslissingen en
autonomie.
Grootste bedreiging voor deze mens: inmenging
Kenmerken zorgende mensbeeld: verbondenheid, betrokkenheid,
verantwoordelijkheid, concreetheid, contextualiteit en zorg
Grootste bedreiging voor deze mens: verlatenheid
Autonoom mensbeeld Zorgend mensbeeld
Waarde: Waarde:
onafhankelijk, vrij zelfstandigheid verbondenheid,
verantwoordelijkheid (naar andere
toe), betrokkenheid
Grootste bedreiging: Grootste bedreiging:
inmenging/bemoeienis verlatenheid (alleen zijn)
Zelf beslissingen nemen: Ja Zelf beslissingen nemen: anderen
nodig
Zelf handelen: Zelf handelen:
Ja, ook als het mis gaat nee, gedrag in interactie met
omgeving
Mensbeeld vanuit Hobbes: mens is kwaad. In een natuurstaat ontstaat
een oorlog van ieder tegen ieder (burgeroorlog)
Mensbeeld vanuit Rousseau: mens is goed. In een natuurstaat zijn we
allemaal vrij. We zijn empathisch en delen als een ander minder heeft.
Veel welvaart in deze tijd.
Recht: alle regels die er in een samenleving bestaan
Filosofie: een activiteit waarbij je steeds de waarheid wilt zoeken door
denken en redeneren. Filosofie is meer denkend en geen vast antwoord
(geen grafieken/nummers)
Sociologie: mensen wetenschappen. Het analyseren van gedrag in
groepen en in de samenleving. Het gedrag verklaren van groepen in de
samenleving.
Inrichting van de staat:
Nachtwakersstaat (1850 – 1945) -> verzuiling -> secularisering
Verzorgingsstaat (1945 – 2013)
Participatiesamenleving (2013 – heden?)
, Nachtwakersstaat: heel weinig overheidsbemoeienis. Terug naar de
basis alleen aan wetten houden. Politie treedt alleen op bij bijv.
vechtpartijen. Er werd gezorgd voor veiligheid op straat. Geen zorg voor
mensen of wetgeving. Er zorgt niemand voor je.
Verzorgingsstaat: de overheid garandeert zorg van wieg tot graf. De
staat zorgt heel veel voor jou. Super veel sociale wetgeving. Er wordt
gezorgd voor een verpleeghuis, uitkering.
Veel meer afhankelijk en kost heel veel geld dat zijn nadelen van een
verzorgingsstaat. Probleem is vergrijzing.
Participatiesamenleving: meedoen! Participeren, werken en bijdragen!
Van iedereen die dat kan wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen
voor zijn/haar eigen leven en omgeving
Strenge wetgeving rondom uitkering, toeslagen.
Invloedrijke maatschappelijke veranderingen: ontzuiling en
secularisering
Verzuiling: de zorg wordt binnen de zuilen geregeld. Het vormen van
bepaalde groepen: algemeen liberaal, protestant, katholiek, socialist.
Ontzuiling: de zuilen worden verwijderd (wegvallen). Vanaf jaren 60
vallen zuilen weg.
De samenleving nu is ontzuild.
Secularisering: de invloed van de kerk neemt af.
Paradigma: manier van kijken naar een bepaald maatschappelijk
vraagstuk (door een andere bril kijken)
Door de tijd heen verschillende gedachte over thema’s/
vraagstukken
Paradigmashift: dat we in de overgang zitten naar een ander paradigma
(de manier van kijken veranderd)
Zorgmodellen:
1. Defect paradigma (1950 – 1960) -> medisch model (kijken wat de
mens niet kan)
mensen met beperkingen, patiënt, verzorgen/behandelen, instituut,
segregatie
2. Ontwikkelingsparadigma (1960 - 1970) -> ontwikkelingsmodel
(kijken wat de mens nog wel kan en wat die kan leren) pedagogisch
model
mens met mogelijkheden, leerling, trainen/ontwikkelen, speciale
voorzieningen in de samenleving, normalisatie/integratie
3. Ontwikkelingsparadigma (1970 – 1980) -> interactioneel
model/relationeel model
huizen werden gezelliger, mensen mochten voorkeur geven, relaties
ontstonden (knuffels geven en betere band tussen leraar en leerling)
4. Burgerschapsparadigma (1990 – heden) -> burgerschapsmodel
mens met rechten en plichten, burger, ondersteunen, gewone
voorzieningen in de samenleving, inclusie (mensen leven in de
gewone samenleving ook al ben je beperkt en gaan ervan uit dat je
gewoon mee kan draaien)
Mensbeelden: beelden zoals je ze tegenkomt in de manier waarop er
over mensen gesproken wordt.
Kenmerken autonome mensbeeld: vrijheid, zelfstandigheid,
zelfredzaamheid, zelfontplooiing, mensen maken eigen beslissingen en
autonomie.
Grootste bedreiging voor deze mens: inmenging
Kenmerken zorgende mensbeeld: verbondenheid, betrokkenheid,
verantwoordelijkheid, concreetheid, contextualiteit en zorg
Grootste bedreiging voor deze mens: verlatenheid
Autonoom mensbeeld Zorgend mensbeeld
Waarde: Waarde:
onafhankelijk, vrij zelfstandigheid verbondenheid,
verantwoordelijkheid (naar andere
toe), betrokkenheid
Grootste bedreiging: Grootste bedreiging:
inmenging/bemoeienis verlatenheid (alleen zijn)
Zelf beslissingen nemen: Ja Zelf beslissingen nemen: anderen
nodig
Zelf handelen: Zelf handelen:
Ja, ook als het mis gaat nee, gedrag in interactie met
omgeving
Mensbeeld vanuit Hobbes: mens is kwaad. In een natuurstaat ontstaat
een oorlog van ieder tegen ieder (burgeroorlog)
Mensbeeld vanuit Rousseau: mens is goed. In een natuurstaat zijn we
allemaal vrij. We zijn empathisch en delen als een ander minder heeft.
Veel welvaart in deze tijd.
Recht: alle regels die er in een samenleving bestaan
Filosofie: een activiteit waarbij je steeds de waarheid wilt zoeken door
denken en redeneren. Filosofie is meer denkend en geen vast antwoord
(geen grafieken/nummers)
Sociologie: mensen wetenschappen. Het analyseren van gedrag in
groepen en in de samenleving. Het gedrag verklaren van groepen in de
samenleving.
Inrichting van de staat:
Nachtwakersstaat (1850 – 1945) -> verzuiling -> secularisering
Verzorgingsstaat (1945 – 2013)
Participatiesamenleving (2013 – heden?)
, Nachtwakersstaat: heel weinig overheidsbemoeienis. Terug naar de
basis alleen aan wetten houden. Politie treedt alleen op bij bijv.
vechtpartijen. Er werd gezorgd voor veiligheid op straat. Geen zorg voor
mensen of wetgeving. Er zorgt niemand voor je.
Verzorgingsstaat: de overheid garandeert zorg van wieg tot graf. De
staat zorgt heel veel voor jou. Super veel sociale wetgeving. Er wordt
gezorgd voor een verpleeghuis, uitkering.
Veel meer afhankelijk en kost heel veel geld dat zijn nadelen van een
verzorgingsstaat. Probleem is vergrijzing.
Participatiesamenleving: meedoen! Participeren, werken en bijdragen!
Van iedereen die dat kan wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen
voor zijn/haar eigen leven en omgeving
Strenge wetgeving rondom uitkering, toeslagen.
Invloedrijke maatschappelijke veranderingen: ontzuiling en
secularisering
Verzuiling: de zorg wordt binnen de zuilen geregeld. Het vormen van
bepaalde groepen: algemeen liberaal, protestant, katholiek, socialist.
Ontzuiling: de zuilen worden verwijderd (wegvallen). Vanaf jaren 60
vallen zuilen weg.
De samenleving nu is ontzuild.
Secularisering: de invloed van de kerk neemt af.
Paradigma: manier van kijken naar een bepaald maatschappelijk
vraagstuk (door een andere bril kijken)
Door de tijd heen verschillende gedachte over thema’s/
vraagstukken
Paradigmashift: dat we in de overgang zitten naar een ander paradigma
(de manier van kijken veranderd)
Zorgmodellen:
1. Defect paradigma (1950 – 1960) -> medisch model (kijken wat de
mens niet kan)
mensen met beperkingen, patiënt, verzorgen/behandelen, instituut,
segregatie
2. Ontwikkelingsparadigma (1960 - 1970) -> ontwikkelingsmodel
(kijken wat de mens nog wel kan en wat die kan leren) pedagogisch
model
mens met mogelijkheden, leerling, trainen/ontwikkelen, speciale
voorzieningen in de samenleving, normalisatie/integratie
3. Ontwikkelingsparadigma (1970 – 1980) -> interactioneel
model/relationeel model
huizen werden gezelliger, mensen mochten voorkeur geven, relaties
ontstonden (knuffels geven en betere band tussen leraar en leerling)
4. Burgerschapsparadigma (1990 – heden) -> burgerschapsmodel
mens met rechten en plichten, burger, ondersteunen, gewone
voorzieningen in de samenleving, inclusie (mensen leven in de
gewone samenleving ook al ben je beperkt en gaan ervan uit dat je
gewoon mee kan draaien)