Week 1: Natuurrecht en rechtspositivisme
1. Wat is het verschil tussen wettigheid en legitimiteit?
Er is sprake van wettigheid indien het in overeenstemming is met de wet. Er is sprake van
legitimiteit indien het in overeenstemming is met principes van rechtvaardigheid.
2. Wat is het verschil tussen positief recht en natuurrecht?
Positief recht is recht dat door bepaalde instanties tot stand komt en met dreiging van
dwanguitoefening wordt gehandhaafd. De veronderstellingen hierbij zijn een politieke
orde, een rechtsorde met instituten en ambtsdragers, wetgevingsprocedures en
codificatie. Natuurrecht is de natuur als teleologische orde, waarin bepaalde waarden of
ideeën immanent zouden zijn. Hierbij is een centraal vraagstuk wanneer we
gerechtvaardigd zijn in het opschorten van gehoorzaamheid aan wetten, waarbij dus een
onderscheid wordt gemaakt in wettigheid en legitimiteit. Antigone is hier een voorbeeld
van en theoterrorisme wordt gezien als gevaar.
3. Wat zijn natuurwetten?
Natuurwetten zijn hogere wetten die op zichzelf bestaan, ze zijn onveranderlijk en
universeel. De eigenschappen van natuurwetten zijn absolute geldigheid, natuur als
rechtsbron, menselijk redeneren als kennisinstrument, kritische test als doel en
speculatieve, teleologische en metafysische ideeën als inhoud. Finnis is het niet eens
met de kritische test en Stammler stelt dat een natuurwet kan veranderen en dus niet
absoluut is.
4. Wie is Aquino en welke invloed had hij op het natuurrecht?
Aquino zag de natuur als teleologische orde met inherente waarden of ideeën, waarbij
alle dingen in de natuur een doel hebben (zoals ook Aristoteles dit stelde). Het universele
streven naar doelen vormt een eeuwige wet: de lex aeterna. Doelgerichtheid vereist een
sturend intellect: God (goddelijke doelmatigheid). De mens onderscheidt zich door zijn
redeneervermogen en vrijheid die de mens een plek in de lex aeterna geeft: lex naturalis.
Aquino opperde ook het primair natuurrecht, waarbij hij de volgende principes
onderstreepte: zoeken naar de waarheid over God, leven in een gemeenschap met
anderen, de vereniging van man en vrouw in het huwelijk en de opvoeding van kinderen.
Dit komt niet overeen met de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, waarin ‘self-
evident truths’ beschreven staan en duidelijk is wat de goddelijke wil is. Aquino beschrijft
meer hoe men moet leven.
Het positieve recht is volgens Aquino een bundeling van conclusies die getrokken
worden uit de algemene voorschriften van het natuurrecht. Het natuurrecht is dan dus
de basis waaruit het positieve recht wordt gevormd. Natuurrecht is volgens Aquino een
maatstaf voor het positieve recht, het positieve recht is dus pas geldig als deze de toets
van het natuurrecht doorstaat.
5. Wat zijn drie algemene kritiekpunten op de klassieke natuurwet?
De klassieke natuurwet gaat niet samen met de methodologie van exacte
wetenschappen. De Theorie van Vormen (de ideeënleer van Plato) lijkt onwerkelijk.
Wettelijk positivisme waarbij wettigheid boven legitimiteit staat.
, 6. Wat zijn de hoofdbezwaren van Kelsen op de natuurwet?
Allereerst stelt Kelsen dat uit de natuur geen normen zijn de herleiden, je kunt geen
normatieve principes uit feitelijke omstandigheden afleiden. Er zou een strikte scheiding
zijn tussen Sein en Sollen, waarbij de natuur nooit de bron van een norm kan zijn. Ook
stelt Kelsen dat de principes van natuurrecht praktisch nutteloos zijn: Leerformeln. De
universeel geldende natuurwetsprincipes zijn inhoudsloos en kunnen elke regeling
rechtvaardigen. Tot slot stelt Kelsen dat de normatieve principes van irrationele aard zijn
en gereduceerd zijn tot uitdrukkingen van emotie. Gerechtigheid is relatief in plaats van
absoluut. Deze hoofdbezwaren leiden tot een relativistische visie op recht en moraal.
7. Wat zegt Hart over het eerste bezwaar van Kelsen?
Hart erkent dat de scheiding van recht en moraal, Sein en Sollen, kenmerkend is voor
rechtspositivisme, maar dat dit niet betekent dat men verplicht is om loyaliteit aan
kwaadaardige wetgeving te prediken. Het is dus mogelijk om een bepaald systeem van
normen een wet te noemen maar dat het zo’n verwerpelijke wet is dat er een verplichting
bestaat om deze niet te gehoorzamen.
8. Wat is het verschil tussen Hart en Ott?
Volgens Hart moeten rechters zich strikt aan de geldende wet houden en mogen rechters
zich dus niet laten leiden door morele overwegingen als zij een beslissing nemen. Ott
stelt dat de rechter moet kunnen afwijken van de wet om een rechtvaardige beslissing te
nemen en kiest dus voor natuurrechtelijk denken.
9. Waaruit bestaat het alternatief voor natuurrecht?
Normen op basis van feitelijke situaties moeten vermeden worden, er moet gezocht
worden naar een concrete basis voor positief recht en tot slot moet er een
traditionalistischere benadering zijn in plaats van een meer rationele benadering.
10. Wat is het cultuurrecht en welke denkers horen hierbij?
Perelman, Hayek en Larenz pleiten voor een gematigde versie van het natuurrecht: het
cultuurrecht. Hierbij komen wetten tot stand door de culturele gemeenschap als geheel
en niet door individuen: de normatieve consensus. Daarnaast zijn de normen en
waarden tot op een zekere hoogte plaats- en tijdgebonden. De fundamentele
mensenrechten behoren tot het cultuurrecht, aangezien dit een normatieve consensus
is over de basiswaarden van westerse constitutionele staten.
De kenmerken van cultuurrecht zijn dat de vermenging van feiten en normen vermijdbaar
is, praktisch denken over de grondslagen van het recht, een bescheiden kader, de rol van
rechtsbeginselen en mensenrechten en een rechtsorde als rechtscultuur.
11. Het legaliteitsbeginsel bestaat uit een aantal aspecten. Allereerst lex scripta, het
beginsel dat een wet geschreven moet zijn. Daarnaast het verbod op terugwerkende
kracht, wat betekent dat en wet ten tijde van het voorval bekend moest zijn. Dan lex
certa: het bepaaldheidsgebod, wat inhoud dat de burger de wet moet kennen. Dit
beginsel valt uiteen in twee delen: toegankelijkheid en kwaliteit. Tot slot de begrensde
interpretatievrijheid van de rechter. Volgens het HvJ in HvJ: Beoordelingsruimte nationale
strafrechter dienen het legaliteitsbeginsel en het lex-certabeginsel in acht genomen te
worden; de uitleg moet redelijkerwijs voorzienbaar zijn (r.o. 50, 51). Hier is de
rechtszekerheid in het bijzonder mee gediend.