Acne samenvatting week 4 t/m 7
Leerdoelen;
1. De student kan bestanddelen van bloed benoemen en beschrijven hoe het afweersysteem
werkt.
2. De student kan bacteriële en virale infecties herkennen en omschrijven
Hoorcollege week 4; bloed, afweer en huidinfecties
Samenstelling bloed;
Bloedcellen 45%
Bloedplasma 55%
Samenstelling van plasma bestaat uit:
- 90% water, elektrolyten; (natrium, kalium, calcium magnesium, chloor en
bicacarbonaat), eiwitten, stoffen die tijdelijk in het bloed zitten.
Bloedcellen 3 soorten:
1. Leukocyten= de witte bloedcellen
2. Erytrocyten= rode bloedcellen
3. Trombocyten= bloedplaatjes, zijn eigenlijk geen cellen maar afgesnoerde deeltjes van
een cel.
Erytrocyten
Bouw= biconcave (dubbelholle schijfjes) schijfjes zonder celkern
Functie= zuurstoftransport dmv binding van zuurstof aan de rode bloedkleurstof hemoglobine
(hb), dit wordt gebonden door eiwitten.
Productie= wordt geproduceerd in het rode beenmerg
Afbraak= gebeurd in de milt en de lever
Trombocyten
Bouw= onregelmatige, grillige vorm
Functie= bloedstolling; hemostase hoe werkt het?
- Capillair en trombocyten zijn beschadigd
- Eerste propvorming door trombocyten
- Fibrinedraden vangen bloedcellen en veroorzaken bloedstolling
,Productie= in rood beenmerg vanuit megakarocyten= reuskernige cellen
Leukocyten
- Vormveranderlijke cellen
- Worden gemaakt in beenmerg en lymfatisch weefsel
- Leukodiapese; leukocyten bewegen zich door de capillairwand heen
Type leukocyten; garnulocyten en monocyten, en lymfocyten
Functie bij de afweer;
A-specifiek afweer= niet gericht op een bepaalde, ziekteverwekker en is aangeboren
Specifieke afweer= gericht op een bepaalde ziekteverwekker
Dit is belangrijk!
Neutrofiele granulocyten
Bouw= grote gelobde kern
Functie= fagocytose
Productie= rode beenmerg
Eosinofiele granulocyten
Bouw= grote gelobde kern
Functie= enzymen maken om parasieten mee aan te vallen
Productie= in het rode beenmerg
,Monocyten
Bouw= groot, c vormige kern
Functie= veranderen in macrofagen; fagocytose
Productie= in het rode beenmerg
Lymfocyten
Bouw= kleine cel met een grote kern
Functie= zorgen voor de specifieke afweer=immuniteit
Productie= in rode beenmerg en lymfatisch weefsel
= B lymfocyt= bcel
= T-lymfocyt= tcel
Specifieke versus, aspecifieke afweer
Je lichaam heeft; een algemene aspecifieke aangeboren weerstand die tegen alle antigenen is
gericht, een verworven specifieke weerstand, die tegen bepaalde antigenen is gericht.
Antigenen= zijn lichaamsvreemde stoffen zoals; bacteriën, virussen en cellen.
Wat gebeurd er wanneer pathogenen ons lichaam bedreigen?
Fysieke barriére 1e afweerlinie
Huid:
- Intacte huid
- Lage ph van de huid, waardoor bacteriedodend effect
- Huidflora
, Slijmvliezen= heel zuur
- Lysozym= bacteriedodend bijv in traanvocht
- Maagzuur in de maag
Inwendige niet-specifieke immuniteiet=2e afweerlinie
- Aspecifieke afweer bewaakt voortdurend het lichaam tegen pathogenen
Macrofagen; fagocytose van pathogenen
Neutrofiele granulocyten; fagocytose van pathogenen
Eosinofiele granulocyten; enzymen tegen parasieten
Naturelkiller-cellen; dit zijn T-lymfocyten die geïnfecteerde cellen opruimen
Eiwitten; interferon, complementsysteem
Ontstekingsreactie en koorts
Specifieke afweer= 3e afweerlinie
- Specifieke afweer
Wordt geactiveerd door de T helper lymfocyt
Deze activeert de B lymfocyten; deze veranderen in de plasmacellen die
immunoglobulines maken; humorale afweer
Deze activeert de cytotoxische T- lymfocyten; deze ruimen door een specifiek m.o.
geïnfecteerde cellen op
Deze bevordert het ontstaan van geheugen cellen
Specifieke afweer= immuniteit
2 soorten:
1. Humorale immuniteit
Door middel van immunoglobulines
Gemaakt door plasmacellen (ontstaan uit de B-lymfocyten)
De lg zijn gericht tegen vooral virussen, bacteriën en toxines
Tegelijk worden geheugen B-lymfocyten gemaakt
2. Cellulaire immuniteit
Door middel van cytotoxische T-lymfocyten
Deze richten zich tegen vreemde cellen en door virus geïnfecteerde cellen
Tegelijk worden geheugen T-lymfocyten gemaakt
Dus specifieke afweer= humorale immuniteit; B-lymfocyten die immunoglobulines tegen
antigenen aanmaken en cellulaire immuniteit; T-lymfocyten die geïnfecteerde en abnormale
lichaamscellen aanvallen.
Primaire immuunreactie
- Treedt op bij 1e contact met een antigeen
- Duurt 3-6 dagen
- De persoon kan ziek worden
- Er worden immunoglobulines of cytotoxische T-lymfocyten gemaakt om de antigenen
te bestrijden
Leerdoelen;
1. De student kan bestanddelen van bloed benoemen en beschrijven hoe het afweersysteem
werkt.
2. De student kan bacteriële en virale infecties herkennen en omschrijven
Hoorcollege week 4; bloed, afweer en huidinfecties
Samenstelling bloed;
Bloedcellen 45%
Bloedplasma 55%
Samenstelling van plasma bestaat uit:
- 90% water, elektrolyten; (natrium, kalium, calcium magnesium, chloor en
bicacarbonaat), eiwitten, stoffen die tijdelijk in het bloed zitten.
Bloedcellen 3 soorten:
1. Leukocyten= de witte bloedcellen
2. Erytrocyten= rode bloedcellen
3. Trombocyten= bloedplaatjes, zijn eigenlijk geen cellen maar afgesnoerde deeltjes van
een cel.
Erytrocyten
Bouw= biconcave (dubbelholle schijfjes) schijfjes zonder celkern
Functie= zuurstoftransport dmv binding van zuurstof aan de rode bloedkleurstof hemoglobine
(hb), dit wordt gebonden door eiwitten.
Productie= wordt geproduceerd in het rode beenmerg
Afbraak= gebeurd in de milt en de lever
Trombocyten
Bouw= onregelmatige, grillige vorm
Functie= bloedstolling; hemostase hoe werkt het?
- Capillair en trombocyten zijn beschadigd
- Eerste propvorming door trombocyten
- Fibrinedraden vangen bloedcellen en veroorzaken bloedstolling
,Productie= in rood beenmerg vanuit megakarocyten= reuskernige cellen
Leukocyten
- Vormveranderlijke cellen
- Worden gemaakt in beenmerg en lymfatisch weefsel
- Leukodiapese; leukocyten bewegen zich door de capillairwand heen
Type leukocyten; garnulocyten en monocyten, en lymfocyten
Functie bij de afweer;
A-specifiek afweer= niet gericht op een bepaalde, ziekteverwekker en is aangeboren
Specifieke afweer= gericht op een bepaalde ziekteverwekker
Dit is belangrijk!
Neutrofiele granulocyten
Bouw= grote gelobde kern
Functie= fagocytose
Productie= rode beenmerg
Eosinofiele granulocyten
Bouw= grote gelobde kern
Functie= enzymen maken om parasieten mee aan te vallen
Productie= in het rode beenmerg
,Monocyten
Bouw= groot, c vormige kern
Functie= veranderen in macrofagen; fagocytose
Productie= in het rode beenmerg
Lymfocyten
Bouw= kleine cel met een grote kern
Functie= zorgen voor de specifieke afweer=immuniteit
Productie= in rode beenmerg en lymfatisch weefsel
= B lymfocyt= bcel
= T-lymfocyt= tcel
Specifieke versus, aspecifieke afweer
Je lichaam heeft; een algemene aspecifieke aangeboren weerstand die tegen alle antigenen is
gericht, een verworven specifieke weerstand, die tegen bepaalde antigenen is gericht.
Antigenen= zijn lichaamsvreemde stoffen zoals; bacteriën, virussen en cellen.
Wat gebeurd er wanneer pathogenen ons lichaam bedreigen?
Fysieke barriére 1e afweerlinie
Huid:
- Intacte huid
- Lage ph van de huid, waardoor bacteriedodend effect
- Huidflora
, Slijmvliezen= heel zuur
- Lysozym= bacteriedodend bijv in traanvocht
- Maagzuur in de maag
Inwendige niet-specifieke immuniteiet=2e afweerlinie
- Aspecifieke afweer bewaakt voortdurend het lichaam tegen pathogenen
Macrofagen; fagocytose van pathogenen
Neutrofiele granulocyten; fagocytose van pathogenen
Eosinofiele granulocyten; enzymen tegen parasieten
Naturelkiller-cellen; dit zijn T-lymfocyten die geïnfecteerde cellen opruimen
Eiwitten; interferon, complementsysteem
Ontstekingsreactie en koorts
Specifieke afweer= 3e afweerlinie
- Specifieke afweer
Wordt geactiveerd door de T helper lymfocyt
Deze activeert de B lymfocyten; deze veranderen in de plasmacellen die
immunoglobulines maken; humorale afweer
Deze activeert de cytotoxische T- lymfocyten; deze ruimen door een specifiek m.o.
geïnfecteerde cellen op
Deze bevordert het ontstaan van geheugen cellen
Specifieke afweer= immuniteit
2 soorten:
1. Humorale immuniteit
Door middel van immunoglobulines
Gemaakt door plasmacellen (ontstaan uit de B-lymfocyten)
De lg zijn gericht tegen vooral virussen, bacteriën en toxines
Tegelijk worden geheugen B-lymfocyten gemaakt
2. Cellulaire immuniteit
Door middel van cytotoxische T-lymfocyten
Deze richten zich tegen vreemde cellen en door virus geïnfecteerde cellen
Tegelijk worden geheugen T-lymfocyten gemaakt
Dus specifieke afweer= humorale immuniteit; B-lymfocyten die immunoglobulines tegen
antigenen aanmaken en cellulaire immuniteit; T-lymfocyten die geïnfecteerde en abnormale
lichaamscellen aanvallen.
Primaire immuunreactie
- Treedt op bij 1e contact met een antigeen
- Duurt 3-6 dagen
- De persoon kan ziek worden
- Er worden immunoglobulines of cytotoxische T-lymfocyten gemaakt om de antigenen
te bestrijden