Jurisprudentie staatsrecht:
Meerenberg, ECLI:NL:HR:1879:1
In het Meerenberg-arrest kreeg het krankzinnigengesticht Meerenberg een boete
op basis van een koninklijk besluit (KB) zonder wettelijke grondslag. De vraag
was of de Koning zelfstandig algemene verbindende voorschriften (AVV’s) mocht
vaststellen. Meerenberg vocht de boete aan, wat leidde tot een juridisch geschil
dat uiteindelijk via cassatie bij de Hoge Raad belandde.
De overheid stelde dat de Koning traditioneel deze bevoegdheid had, terwijl
Meerenberg betoogde dat regels alleen met een wettelijke basis mogen worden
opgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat de Koning geen autonome regelgevende
bevoegdheid heeft en alleen AVV’s mag uitvaardigen als er een wettelijke
grondslag voor is. Dit bevestigde het legaliteitsbeginsel: de overheid mag alleen
handelen als de wet dit toestaat.
Dit arrest had een grote invloed op het staatsrecht: het versterkte de
wetgevende macht van het parlement en maakte duidelijk dat regelgeving altijd
een wettelijke basis moet hebben, wat een fundamenteel uitgangspunt werd in
de Nederlandse rechtsorde.
Arubaanse verkiezingsafspraak, ECLI:NL:HR:1988:AD0506
De Partido Democratico Arubano (P.D.A.) sloot een overeenkomst waarin werd
bepaald dat een zetel in de Eilandsraad toebehoorde aan de partij. Twee gekozen
leden, Oduber en Thijssen, verlieten echter de partij en werden volgens de
overeenkomst verplicht hun zetel op te geven.
De zaak draaide om de vraag of een politieke partij haar leden kan dwingen hun
zetel af te staan bij verlies van het partijlidmaatschap. Het Hof oordeelde dat dit
in strijd is met het vrije mandaat, dat Statenleden het recht geeft hun zetel te
behouden ongeacht fractiebinding of partijlidmaatschap. De Hoge Raad
bevestigde dit en verklaarde de overeenkomst nietig, omdat alleen de
Staatsregeling bepaalt in welke gevallen een Statenlid moet aftreden. Dit arrest
bevestigt dat politieke partijen geen juridische controle hebben over zetels in de
volksvertegenwoordiging.
Art. 67 lid 3 GW (leden stemmen zonder last, hieruit vloeit het vrije
mandaat voort)
Guldemond/Noordwijkerhout, ECLI:NL:HR:1915:AG1773
Het Guldemond/Noordwijkerhout-arrest draait om de vraag of de burgerlijke
rechter mag oordelen over bestuurshandelingen van bestuursorganen. De
gemeente Noordwijkerhout blokkeerde een vaarsloot op het privéterrein van
Guldemond, waarop hij de gemeente dagvaardde. De gemeente stelde dat de
burgerlijke rechter niet bevoegd was, omdat het ging om een bestuurshandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de bevoegdheid van de burgerlijke rechter afhangt
van het voorwerp van geschil (objectum-litis leer), oftewel het recht waarop de
eiser zich beroept, en niet van het recht waarop de verweerder zich verdedigt. In
dit geval beriep Guldemond zich op zijn eigendomsrecht, omdat hij door het zand
, de sloot niet meer kon gebruiken. Omdat dit een burgerlijk recht betreft, was de
burgerlijke rechter bevoegd. Dit arrest bevestigde dat de burgerlijke rechter mag
oordelen over bestuurshandelingen wanneer de eiser bescherming zoekt op
grond van het burgerlijk recht.
Grenstractaat Aken, ECLI: ECLI:NL:HR:1919:126
In deze zaak ging het om een landbouwer die werd beschuldigd van het
vervoeren van rogge tussen Nederland en Duitsland zonder de vereiste
documenten, zoals een paspoort. Hij beriep zich op het tractaat van Aken uit
1816, dat volgens hem het recht gaf om goederen vrij te vervoeren tussen zijn
eigendommen aan beide zijden van de grens. De rechtsvraag was of de
Nederlandse rechter volkenrecht (internationaal recht) of nationaal recht (via de
transformatieleer) zou toepassen bij de beoordeling van dit geval.
De Hoge Raad oordeelde dat het tractaat van Aken recht gaf aan de landbouwer
om de goederen te vervoeren, mits deze werden aangegeven bij de douane. Het
tractaat had dubbele werking: enerzijds was Nederland gebonden tegenover de
vreemde mogendheid (Duitsland), anderzijds gaf het aan de gemengde eigenaar
het recht om goederen te vervoeren tussen de eigendommen aan beide zijden
van de grens, zonder belemmeringen.
De Hoge Raad vernietigde het eerdere arrest van het gerechtshof en bevestigde
de geldigheid van het tractaat als internationaal recht. De rechter toepaste het
verdragsrecht in zijn volkenrechtelijke hoedanigheid, wat betekent dat verdragen
direct effect kunnen hebben in de nationale rechtsorde zonder dat deze eerst
hoeven te worden omgezet in nationaal recht.
De uitspraak bevestigde dat Nederland al vóór de grondwetsherziening van 1953
een monistisch stelsel hanteerde, waarbij internationaal recht direct in de
nationale rechtsorde wordt doorgewerkt. Het tractaat van Aken had dus directe
werking en de Nederlandse rechter was verplicht dit verdragsrecht toe te passen.
Het arrest benadrukt ook dat, tenzij de tekst van een nationale wet dat
uitdrukkelijk voorschrijft, de wetgever niet eenzijdig van een verdrag mag
afwijken. Dit vormt de basis voor de verdragsconforme interpretatie van de wet.
- Dit arrest laat zien dat Nederland een monistische staat is, waarbij
internationaal recht automatisch doorwerkt in de nationale rechtsorde,
zonder dat een afzonderlijke omzetting in nationaal recht nodig is
Van den Bergh, ECLI:NL:HR:1961:AG2059
Professor Van den Bergh, een voormalig Kamerlid, protesteerde tegen de
verlaging van zijn pensioen nadat de Algemene Ouderdomswet was ingevoerd.
Hij betoogde dat de wet die deze verlaging regelde, niet volgens de
grondwettelijke procedure (vereiste tweederdemeerderheid) tot stand was
gekomen. Van den Bergh stelde dat de wet die zijn pensioen verlaagde, niet
volgens de juiste grondwettelijke procedure tot stand was gekomen, met name
de vereiste tweederdemeerderheid in de Eerste Kamer.
De Hoge Raad verwierp het beroep van Van den Bergh en oordeelde dat het
toetsingsverbod zich uitstrekt tot zowel de inhoud als de totstandkoming van
wetten. Dit betekent dat alleen de wetgever zelf kan beoordelen of een wet in
overeenstemming met de Grondwet tot stand is gekomen. Als uit de Handelingen
Meerenberg, ECLI:NL:HR:1879:1
In het Meerenberg-arrest kreeg het krankzinnigengesticht Meerenberg een boete
op basis van een koninklijk besluit (KB) zonder wettelijke grondslag. De vraag
was of de Koning zelfstandig algemene verbindende voorschriften (AVV’s) mocht
vaststellen. Meerenberg vocht de boete aan, wat leidde tot een juridisch geschil
dat uiteindelijk via cassatie bij de Hoge Raad belandde.
De overheid stelde dat de Koning traditioneel deze bevoegdheid had, terwijl
Meerenberg betoogde dat regels alleen met een wettelijke basis mogen worden
opgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat de Koning geen autonome regelgevende
bevoegdheid heeft en alleen AVV’s mag uitvaardigen als er een wettelijke
grondslag voor is. Dit bevestigde het legaliteitsbeginsel: de overheid mag alleen
handelen als de wet dit toestaat.
Dit arrest had een grote invloed op het staatsrecht: het versterkte de
wetgevende macht van het parlement en maakte duidelijk dat regelgeving altijd
een wettelijke basis moet hebben, wat een fundamenteel uitgangspunt werd in
de Nederlandse rechtsorde.
Arubaanse verkiezingsafspraak, ECLI:NL:HR:1988:AD0506
De Partido Democratico Arubano (P.D.A.) sloot een overeenkomst waarin werd
bepaald dat een zetel in de Eilandsraad toebehoorde aan de partij. Twee gekozen
leden, Oduber en Thijssen, verlieten echter de partij en werden volgens de
overeenkomst verplicht hun zetel op te geven.
De zaak draaide om de vraag of een politieke partij haar leden kan dwingen hun
zetel af te staan bij verlies van het partijlidmaatschap. Het Hof oordeelde dat dit
in strijd is met het vrije mandaat, dat Statenleden het recht geeft hun zetel te
behouden ongeacht fractiebinding of partijlidmaatschap. De Hoge Raad
bevestigde dit en verklaarde de overeenkomst nietig, omdat alleen de
Staatsregeling bepaalt in welke gevallen een Statenlid moet aftreden. Dit arrest
bevestigt dat politieke partijen geen juridische controle hebben over zetels in de
volksvertegenwoordiging.
Art. 67 lid 3 GW (leden stemmen zonder last, hieruit vloeit het vrije
mandaat voort)
Guldemond/Noordwijkerhout, ECLI:NL:HR:1915:AG1773
Het Guldemond/Noordwijkerhout-arrest draait om de vraag of de burgerlijke
rechter mag oordelen over bestuurshandelingen van bestuursorganen. De
gemeente Noordwijkerhout blokkeerde een vaarsloot op het privéterrein van
Guldemond, waarop hij de gemeente dagvaardde. De gemeente stelde dat de
burgerlijke rechter niet bevoegd was, omdat het ging om een bestuurshandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de bevoegdheid van de burgerlijke rechter afhangt
van het voorwerp van geschil (objectum-litis leer), oftewel het recht waarop de
eiser zich beroept, en niet van het recht waarop de verweerder zich verdedigt. In
dit geval beriep Guldemond zich op zijn eigendomsrecht, omdat hij door het zand
, de sloot niet meer kon gebruiken. Omdat dit een burgerlijk recht betreft, was de
burgerlijke rechter bevoegd. Dit arrest bevestigde dat de burgerlijke rechter mag
oordelen over bestuurshandelingen wanneer de eiser bescherming zoekt op
grond van het burgerlijk recht.
Grenstractaat Aken, ECLI: ECLI:NL:HR:1919:126
In deze zaak ging het om een landbouwer die werd beschuldigd van het
vervoeren van rogge tussen Nederland en Duitsland zonder de vereiste
documenten, zoals een paspoort. Hij beriep zich op het tractaat van Aken uit
1816, dat volgens hem het recht gaf om goederen vrij te vervoeren tussen zijn
eigendommen aan beide zijden van de grens. De rechtsvraag was of de
Nederlandse rechter volkenrecht (internationaal recht) of nationaal recht (via de
transformatieleer) zou toepassen bij de beoordeling van dit geval.
De Hoge Raad oordeelde dat het tractaat van Aken recht gaf aan de landbouwer
om de goederen te vervoeren, mits deze werden aangegeven bij de douane. Het
tractaat had dubbele werking: enerzijds was Nederland gebonden tegenover de
vreemde mogendheid (Duitsland), anderzijds gaf het aan de gemengde eigenaar
het recht om goederen te vervoeren tussen de eigendommen aan beide zijden
van de grens, zonder belemmeringen.
De Hoge Raad vernietigde het eerdere arrest van het gerechtshof en bevestigde
de geldigheid van het tractaat als internationaal recht. De rechter toepaste het
verdragsrecht in zijn volkenrechtelijke hoedanigheid, wat betekent dat verdragen
direct effect kunnen hebben in de nationale rechtsorde zonder dat deze eerst
hoeven te worden omgezet in nationaal recht.
De uitspraak bevestigde dat Nederland al vóór de grondwetsherziening van 1953
een monistisch stelsel hanteerde, waarbij internationaal recht direct in de
nationale rechtsorde wordt doorgewerkt. Het tractaat van Aken had dus directe
werking en de Nederlandse rechter was verplicht dit verdragsrecht toe te passen.
Het arrest benadrukt ook dat, tenzij de tekst van een nationale wet dat
uitdrukkelijk voorschrijft, de wetgever niet eenzijdig van een verdrag mag
afwijken. Dit vormt de basis voor de verdragsconforme interpretatie van de wet.
- Dit arrest laat zien dat Nederland een monistische staat is, waarbij
internationaal recht automatisch doorwerkt in de nationale rechtsorde,
zonder dat een afzonderlijke omzetting in nationaal recht nodig is
Van den Bergh, ECLI:NL:HR:1961:AG2059
Professor Van den Bergh, een voormalig Kamerlid, protesteerde tegen de
verlaging van zijn pensioen nadat de Algemene Ouderdomswet was ingevoerd.
Hij betoogde dat de wet die deze verlaging regelde, niet volgens de
grondwettelijke procedure (vereiste tweederdemeerderheid) tot stand was
gekomen. Van den Bergh stelde dat de wet die zijn pensioen verlaagde, niet
volgens de juiste grondwettelijke procedure tot stand was gekomen, met name
de vereiste tweederdemeerderheid in de Eerste Kamer.
De Hoge Raad verwierp het beroep van Van den Bergh en oordeelde dat het
toetsingsverbod zich uitstrekt tot zowel de inhoud als de totstandkoming van
wetten. Dit betekent dat alleen de wetgever zelf kan beoordelen of een wet in
overeenstemming met de Grondwet tot stand is gekomen. Als uit de Handelingen