Paragraaf 1 De huid en bescherming
De huid beschermt het lichaam tegen invloeden van buiten. De huid bestaat uit twee
delen, de opperhuid en de lederhuid. De opperhuid bestaat uit twee lagen, de
hoornlaag en de kiemlaag. De hoornlaag bestaat uit dode, verhoornde
epitheelcellen. De hoornlaag beschermt tegen beschadiging, uitdroging en infecties.
Aan de buitenkant slijt de hoornlaag steeds af, op plekken waar dit sneller gebeurt,
wordt de hoornlaag extra dik (eelt).
De kiemlaag bestaat uit levende epitheelcellen. De onderste laag cellen van de
kiemlaag deelt zich voortdurend. De bovenliggende lagen cellen schuiven op naar
buiten, verhoornen en sterven af. In de opperhuid liggen geen bloedvaten. De cellen
krijgen voedingsstoffen en zuurstof via weefselvloeistof vanuit de lederhuid. In de
kiemlaag liggen pigmentvormende cellen, de melanocyten. Deze vormen het
donkere pigment melanine en geven dit via hun uitlopers aan de nabij gelegen
opperhuidcellen af. De vorming van melanine wordt gestimuleerd door blootstelling
van de huid aan zonlicht. Het beschermt de delende cellen tegen de schadelijke
invloed van ultraviolette straling in zonlicht. Onder invloed van ultraviolette straling
in zonlicht wordt in de huid ook vitamine D gevormd.
Door de opperhuid heen steken haren. Haren groeien vanuit haarzakjes,
uitstulpingen van de kiemlaag in de lederhuid. In de haarzakjes bevinden zich
talgklieren die talg afscheiden. Talg is een vettige stof die het haar en de hoornlaag
soepel houdt. De lederhuid bestaat grotendeels uit bindweefselcellen. Om de
lederhuid liggen zintuigcellen, uitlopers van zenuwcellen, haarspiertjes,
bloedvaten en zweetklieren. Onder het huid ligt het onderhuids bindweefsel.
Daarin ligt vet opgeslagen in vetcellen. Dat zijn relatief grote cellen met een grote
vacuole waarin het vet is opgeslagen. Vet heeft een warmte-isolerende werking.
De lichaamstemperatuur in evenwicht
De huid speelt een belangrijke rol bij de regeling van de lichaamstemperatuur. Het
binnenste deel van het lichaam heeft een min of meer constante temperatuur van
ongeveer 37 graden. De temperatuur van de buitenzijde is meestal wat lager.
Ongeveer 70% van de warmteproductie komt van het hart, de longen, de nieren, de
hersenen, het darmkanaal en de lever. Deze organen maken minder dan 10% uit van
het lichaamsgewicht. Bij lichamelijk inspanning vindt in actieve skeletspieren een
intensieve dissimilatie plaats. Daardoor stijgt de temperatuur op plaatsen aan de
buitenzijde van het lichaam. Bloed zorgt voor de verdeling van warmte over het
gehele lichaam.
De regeling van de lichaamstemperatuur is een voorbeeld van homeostase. Dat is
het zo constant mogelijk houden van het inwendige milieu van een organisme. De
lichaamstemperatuur kan constant worden gehouden als er een evenwicht is tussen
de warmteproductie en de warmteafgifte, de warmtebalans. De
lichaamstemperatuur wordt geregeld door het temperatuurcentrum in de
hypothalamus.