Samenvatting IOM o.b.v. online leermodule
Bedrijfseconomisch onderzoek kan gedefinieerd worden als "een systematisch proces van
hypothesen toetsen via zorgvuldig uitgevoerde data-analyses met als doel een
managementprobleem op te lossen of te verkleinen."
- Managers zijn (zoals alle mensen) vatbaar voor cognitieve biases. Een
cognitieve bias is een onbewuste denkfout.
Confirmation bias is onze neiging om alleen die informatie in overweging te nemen die
overeenstemt met onze reeds bestaande overtuigingen ("confirms"). We cherry-picken de
informatie die we in overweging nemen en negeren de rest (bv, belegger let alleen op goede
nieuws aandelen).
Availability bias is dat we een beslissing nemen op basis van informatie die gemakkelijk
beschikbaar is, ook al is dat misschien niet de beste informatie om die beslissing op te
baseren (bv, vliegtuigongelukken in nieuws dus ‘vliegen is gevaarlijker’).
Als we oordelen of er een verband is tussen een gebeurtenis en een resultaat, hebben we de
neiging stil te staan bij wat 'aanwezig' is (en negeren wat afwezig is). Deze neiging
wordt What-You-See-Is-All-There-Is (WYSIATI) genoemd (bv, een bedrijf heeft geïnvesteerd
in reclame, dan komt de hogere winst niet altijd door reclame maar zien ze dan wel zo).
Om evidence-based beslissingen te nemen, zal je onderzoeksstudies moeten lezen.
Helaas is niet elk onderzoek even betrouwbaar.
Het enige doel van predatory journals is geld verdienen, dus deze zijn niet legitiem. Om dit
tegen te gaat kan je kijken of het artikel gereviewt is én kijken naar de impactfactor. (hoger
dan 1,0 => waarschijnlijk geen predatory journal).
- Bij een inductieve onderzoeksbenadering verzamelen onderzoekers eerst data.
Vervolgens proberen ze een patroon te vinden in deze data. Daarna ontwikkelen ze
een theoretisch kader op basis van het gevonden patroon.
- Bij een deductieve onderzoeksbenadering formuleren onderzoekers eerst
hypothesen over de relaties tussen variabelen op basis van theorie. Deze hypothesen
toetsen ze vervolgens aan de hand van data.
Deze twee onderzoekstrategieën sluiten elkaar niet uit. Ze worden soms samen gebruikt,
binnen één en dezelfde studie.
, Bedrijfseconomisch probleem afbakenen
Een bedrijfseconomisch probleem doet zich voor wanneer een bedrijf te maken krijgt
met een bedreiging (een te overwinnen moeilijkheid) of een opportuniteit (een situatie met
potentieel voor verbetering). het probleem moet afgebakend worden voordat je aan een
onderzoek begint.
Twee soorten relevantie moeten in overweging genomen worden:
1. Academische relevantie; de studie draagt bij aan reeds bestaande kennis. Dit kan met
een nieuw onderwerp, nieuwe context, door versnipperde kennis te integreren of
door tegenstrijdige resultaten te verzoenen.
2. Praktische relevantie; één of meerdere partijen hebben baat bij het onderzoeken van
het probleem. Dit kunnen managers (één bedrijf, één industrie of meerdere
industrieën), eindgebruikers of beleidsmakers zijn.
Het onderzoek moet academisch én praktisch relevant zijn wil je het gaan onderzoeken.
Onderzoeksvragen formuleren
Een goede probleemstelling (centrale vraag) is: een open vraag, die de unit of analysis van
de studie identificeert, en die geformuleerd is in termen van (i) variabelen en (ii) relaties.
- Drie manieren om een open vraag te stellen zijn door te starten met “wat”, “hoe” of
"in welke mate."
- Een probleemstelling moet de unit of analysis van de studie duidelijk maken. De unit
of analysis is de entiteit (subject) die het onderzoek bestudeert (groep, bedrijf, etc).
De unit of analysis kan een lager of hoger aggregatieniveau hebben (consument < merk <
bedrijf < industrie < land).
Een probleemstelling drukt de relatie tussen minstens twee variabelen uit.
Een variabele moet minstens twee waarden of levels aannemen in een onderzoek. Wanneer
iets kan variëren, echter maar één level aanneemt in het onderzoek, is het een constante.
Zoals aangegeven is een belangrijk kenmerk van variabelen dat ze variëren. Variabelen
kunnen op drie manieren variëren:
1. tussen subjecten; op hetzelfde moment in de tijd.
2. over de tijd; door de tijd heen binnen hetzelfde subject
3. tussen subjecten én over de tijd.
Een probleemstelling kan worden opgesplitst in onderzoeksvragen (meestal per type relatie).
Advies: probleemstelling en onderzoeksvragen formuleren als correlationele (‘gerelateerd’,
‘geassocieerd’) in plaats van causale beweringen (‘beïnvloedt’, ‘veroorzaakt’).
Bedrijfseconomisch onderzoek kan gedefinieerd worden als "een systematisch proces van
hypothesen toetsen via zorgvuldig uitgevoerde data-analyses met als doel een
managementprobleem op te lossen of te verkleinen."
- Managers zijn (zoals alle mensen) vatbaar voor cognitieve biases. Een
cognitieve bias is een onbewuste denkfout.
Confirmation bias is onze neiging om alleen die informatie in overweging te nemen die
overeenstemt met onze reeds bestaande overtuigingen ("confirms"). We cherry-picken de
informatie die we in overweging nemen en negeren de rest (bv, belegger let alleen op goede
nieuws aandelen).
Availability bias is dat we een beslissing nemen op basis van informatie die gemakkelijk
beschikbaar is, ook al is dat misschien niet de beste informatie om die beslissing op te
baseren (bv, vliegtuigongelukken in nieuws dus ‘vliegen is gevaarlijker’).
Als we oordelen of er een verband is tussen een gebeurtenis en een resultaat, hebben we de
neiging stil te staan bij wat 'aanwezig' is (en negeren wat afwezig is). Deze neiging
wordt What-You-See-Is-All-There-Is (WYSIATI) genoemd (bv, een bedrijf heeft geïnvesteerd
in reclame, dan komt de hogere winst niet altijd door reclame maar zien ze dan wel zo).
Om evidence-based beslissingen te nemen, zal je onderzoeksstudies moeten lezen.
Helaas is niet elk onderzoek even betrouwbaar.
Het enige doel van predatory journals is geld verdienen, dus deze zijn niet legitiem. Om dit
tegen te gaat kan je kijken of het artikel gereviewt is én kijken naar de impactfactor. (hoger
dan 1,0 => waarschijnlijk geen predatory journal).
- Bij een inductieve onderzoeksbenadering verzamelen onderzoekers eerst data.
Vervolgens proberen ze een patroon te vinden in deze data. Daarna ontwikkelen ze
een theoretisch kader op basis van het gevonden patroon.
- Bij een deductieve onderzoeksbenadering formuleren onderzoekers eerst
hypothesen over de relaties tussen variabelen op basis van theorie. Deze hypothesen
toetsen ze vervolgens aan de hand van data.
Deze twee onderzoekstrategieën sluiten elkaar niet uit. Ze worden soms samen gebruikt,
binnen één en dezelfde studie.
, Bedrijfseconomisch probleem afbakenen
Een bedrijfseconomisch probleem doet zich voor wanneer een bedrijf te maken krijgt
met een bedreiging (een te overwinnen moeilijkheid) of een opportuniteit (een situatie met
potentieel voor verbetering). het probleem moet afgebakend worden voordat je aan een
onderzoek begint.
Twee soorten relevantie moeten in overweging genomen worden:
1. Academische relevantie; de studie draagt bij aan reeds bestaande kennis. Dit kan met
een nieuw onderwerp, nieuwe context, door versnipperde kennis te integreren of
door tegenstrijdige resultaten te verzoenen.
2. Praktische relevantie; één of meerdere partijen hebben baat bij het onderzoeken van
het probleem. Dit kunnen managers (één bedrijf, één industrie of meerdere
industrieën), eindgebruikers of beleidsmakers zijn.
Het onderzoek moet academisch én praktisch relevant zijn wil je het gaan onderzoeken.
Onderzoeksvragen formuleren
Een goede probleemstelling (centrale vraag) is: een open vraag, die de unit of analysis van
de studie identificeert, en die geformuleerd is in termen van (i) variabelen en (ii) relaties.
- Drie manieren om een open vraag te stellen zijn door te starten met “wat”, “hoe” of
"in welke mate."
- Een probleemstelling moet de unit of analysis van de studie duidelijk maken. De unit
of analysis is de entiteit (subject) die het onderzoek bestudeert (groep, bedrijf, etc).
De unit of analysis kan een lager of hoger aggregatieniveau hebben (consument < merk <
bedrijf < industrie < land).
Een probleemstelling drukt de relatie tussen minstens twee variabelen uit.
Een variabele moet minstens twee waarden of levels aannemen in een onderzoek. Wanneer
iets kan variëren, echter maar één level aanneemt in het onderzoek, is het een constante.
Zoals aangegeven is een belangrijk kenmerk van variabelen dat ze variëren. Variabelen
kunnen op drie manieren variëren:
1. tussen subjecten; op hetzelfde moment in de tijd.
2. over de tijd; door de tijd heen binnen hetzelfde subject
3. tussen subjecten én over de tijd.
Een probleemstelling kan worden opgesplitst in onderzoeksvragen (meestal per type relatie).
Advies: probleemstelling en onderzoeksvragen formuleren als correlationele (‘gerelateerd’,
‘geassocieerd’) in plaats van causale beweringen (‘beïnvloedt’, ‘veroorzaakt’).