EXAMEN
- Mondeling met theorie en toepassing ( 2x theoretische vragen van elks 6 punten
toepassingsvragen adhv casus voor 6 punten en een reflectievraag op basis van
een quote uit het boek 2 punten)
- Powerpoints en boek
- Minpunt bij onwettig afwezig
- Bekijk de leerdoelen
FEEDBACK
= om effecten van gedrag of boodschap te verhelderen, om gedrag te bevestigen of bij te
sturen (,maar geen beoordeling!)
Kan ook op non-verbale manier (leerlingen die hun hoofd op de bank neerleggen
tonen aan dat de les saai is voor hun)
Criteria:
1. Waargenomen een aanwijsbaar = niet over gevoelens, maar iets dat je kan
waarnemen (Ik zie dat je jouw huiswerk niet hebt gemaakt)
2. Gericht op concreet, specifiek en veranderbaar gedrag, niet op persoon
3. Op tijd/nu = zo snel mogelijk of op de moment zelf (niet over gedrag van
bijvoorbeeld een maand of langer geleden)
4. In ik-vorm (subjectief)
5. Effect van gedrag van andere persoon (op u) benoemen
6. Vragen naar behoefte van andere persoon (waarom stel je dit gedrag?)
7. Selectief = focus op bepaalde zaken (geen hele lijst!)
8. Juiste omstandigheden en hou het kort (bijvoorbeeld niet wanneer er nog een
andere cliënt bij is…)
9. Hoe komt de feedback aan + laat de andere persoon ook reageren
HOOFDSTUK 1: ALLES BEGINT BIJ LUISTEREN
Confucius: “Een mens heeft twee oren en één mond, om twee keer zoveel te luisteren als
te praten.”
Belang van luisteren
Lijkt simpel, maar reflectie is belangrijk (luisteren vereist zelfkennis)
We luisteren om te begrijpen -> beeld schetsen van de persoon (noden,
angsten…)
WAARNEMINGSFILTERS EN REFERENTIEKADERS
Waarnemingsfilter = bril waardoor je naar werkelijkheid kijkt, opgebouwd door
persoonlijke ervaringen, cultuur... => Gefilterde interpretatie => gefilterde
persoonlijke waarheid
= om orde te scheppen in de complexe wereld
Bepaalt welke prikkels je registreert als waardevol en welke niet.
Waarnemingsfilters veranderen doorheen je leven
,Iedereen heeft ‘EIGEN WAARHEID’ (als 2 personen luisteren naar eenzelfde verhaal,
nemen de personen er andere dingen uit.)
Het proces van waarnemen = snel en onbewust proces => als praktijkgericht
orthopedagoog moeten we weten dat niet iedereen de waarheid op dezelfde manier ziet
(andere perspectieven begrijpen)
Onze waarnemingsfilters/representatiesysteem geven betekenis aan de informatie
die binnenkomt. => effect op gedrag, anderen…
EXTERNE EN INTERNE COMMUNICATIE :
Externe communicatie: de boodschap (het praten zelf) = zichtbaar
Interne communicatie: Je vat een signaal/boodschap op en via het levensarchief,
gedachten en gevoelens, ontstaat er een interne reactie die alles samenbrengt tot een
reactie/boodschap en het proces gebeurt zo opnieuw. = niet zichtbaar
Boodschap -> signaal -> levensarchief -> gedachten en gevoelens -> interne reactie ->
het proces begint opnieuw
FACTOREN DIE WAARNEMING (VAN DE WERKELIJKHEID) BEÏNVLOEDEN :
1. Voorgeschiedenis (‘levensarchief’)
Hangt samen met referentiekader
Alles wat je meemaakt en hoe je dit meemaakt.
Bewuste (bv. ruzie met ouders om te laat thuis) en onbewuste ervaringen (bv.
een traumatische ervaring die nu nog onbewust speelt in je hoofd) die gevoelens,
gedachten en gedrag oproepen.
2. Zelfgevoel/zelfbeeld
Identiteit ontstaat door interacties met anderen zoals waarnemingen van
anderen, de boodschappen over jezelf en communicatiestijl (bv. ouders die
je positief aanspreken)
Hangt ook samen met culturele en groepswaarden (bv. in Vlaamse cultuur: je
moet vooral aan jezelf denken en voor een carrière zorgen… = individualistisch)
Steeds veranderend sociaal leerproces
3. Verwachtingen: Naar iedere situatie neem je verwachtingen mee en dat
beïnvloedt je luisteren.
We interpreteren/klasseren vanuit onze eigen kijk op de wereld/ons
verwachtingspatroon.
(Bv. in het verhaal: “Hij liep vol stress de deur uit.” => We denken meteen dat hij
naar zijn werk gaat.)
4. Zintuigen/zintuiglijke capaciteit
De ene persoon hoort goed, de andere niet, de ene ziet goed… = invloed op
waarnemen
Interpretatie: de hersenen gaan snel informatie wissen, vervormen,
generaliseren…
5. Evaluatieve filters: waarden en normen
Hangt samen met cultuur (bv. wij Vlamingen hechten veel belang aan gezin), taal,
peergroup…
,6. Context: wie? Wat? Waar? Hoe betrokken ben ik in de situatie?
In persoonlijke relaties is het moeilijk om waarnemingsfilters uit te zetten
Door afstand/nabijheid, is dit makkelijker voor professionele relaties
, 7. Taal: werkinstrument om te communiceren over gevoelens en gedachten
- Vakjargon toont lidmaatschap van subcultuur…
- Taal geeft indruk van de interne samenhang van culturen en groepen van mensen
- Onthult sociale en persoonlijke referentiekader.
- Waarnemingsfilters geven betekenis aan begrippen: ‘lekker eten’ is anders voor
iedereen.
In ons taalgebruik zijn er 3 aanwijzingen over hoe je wereldbeeld georganiseerd is:
1. Deletes/weglatingen: Nadruk op wat je niet zegt
Vragen om het niet-verwoorde te concretiseren => Verruimende respons
(H6)
Bv. cliënt: ‘Ik ben bang.’ -> Zegt niet waarvan hij bang is en dus kunnen we er
niets aan veranderen.
2. Generalisaties/veralgemeningen: concrete persoonlijke ervaringen worden
algemene overtuigingen
Alle, altijd, overal, nooit….
Vragen om nuancering! => Luisterende en affectieve respons
Let op! Niet te snel vervormingen aankaarten, eerst aandacht en erkenning
bieden.
3. Vervormingen en verwarringen: verband leggen tussen gebeurtenissen en
gedachten/gevoelens en gedrag
Verband tussen het externe en het interne
Bv. Het gezeur van de leerkracht (extern), maakt mij zenuwachtig (intern)
Luisterende en affectieve respons moet eerst aan bod komen
COMMUNICEREN ALS HULPVERLENER
Bewustzijn van eigen waarnemingsfilters! (Deze mogen in het persoonlijke leven
de voorgrond nemen, maar als professional niet.)
Communicatiestop of communicatieblokker = moment waarbij je
waarnemingsfilters ervoor zorgen dat je niet onbevooroordeeld kunt luisteren.
Best dit communiceren naar cliënt en er later op terug komen wanneer je wel
professioneel kunt zijn.
VEREISTEN PROFESSIONEEL COMMUNICEREN :
= interne reactie eerst bewerken om dan een passende boodschap te geven
1. Bewust van waarnemingsfilter en referentiekader
2. Loslaten, benoemen, (h)erkennen en parkeren1 van onze eigen werkelijkheid
3. Schat in wat de ander nodig heeft (niet enkel reageren vanuit eigen
gedachten/gevoelens)
WAT BETEKENT DIT IN DE PRAKTIJK
3 niveaus van ervaring vormen een continuüm van stadia van verwerking en
hanteerbaarheid:
= cyclisch proces
1
opzijzetten van je eigen gevoelens, overtuigingen, meningen of ervaringen om ruimte te
maken voor een open en objectieve dialoog