H7 Vormingsvraagstuk: samenlevingsvormen
7.1 Vorming, verandering en institutionalisering
Institutionalisering : het proces waarbij een complex van waarden en min of meer geformaliseerde
regels vastgelegd wordt in standaard gedragspatronen, die het gedrag van mensen en hun onderlinge
relaties reguleren.
Er zijn twee soorten instituties, politieke en sociale instituties. Ze zijn dynamisch en kunnen dus
veranderen met de tijd mee, zoals het huwelijk of bedrijven binnen de politiek. Instituties bestaan
om het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties te reguleren.
Bij het ontstaan en de verdere ontwikkelingen van institutie is er sprake van het proces van
institutionalisering.
Actief kiesrecht : recht om te kiezen.
Passief kiesrecht : recht om gekozen te worden en deel te nemen aan de politiek.
Verzuilde samenleving : een samenleving die was opgedeeld in levensbeschouwelijke en
sociaaleconomische groepen.
- Katholieke, protestante en socialistische.
Kostwinnersgezin : de vader zorgt voor het inkomen en de moeder voor de kinderen en het
huishouden.
Bevelshuishouden : verschil tussen de macht van kinderen en ouders is groot en de ouders leggen
bevelen op en verwachten dat de kinderen daar naar luisteren. Tegenspraak wordt niet geaccepteerd.
Voordelen van institutionalisering:
- Het gedrag van mensen wordt voorspelbaar.
- Mensen weten hoe ze zich moeten gedragen en wat er van ze wordt verwacht, waarmee ze meer
tijd en ruimte krijgen.
- Mensen gaan nadenken over normen en waarden die vervolgens een plaats krijgen in het
dagelijkse leven.
Nadelen van institutionalisering:
- Minder vrijheid door de invoeging van regels.
7.2 Vorming, verandering en democratisering
Democratisering : het proces van verandering van machts- en gezagsverhoudingen door een grotere
inspraak en medezeggenschap van degenen met minder macht.
- Voorbeeld: jongeren hadden vroeger minder macht, en kregen toen grotere inspraak en
zeggenschap. De machtsverhouding tussen jong en oud veranderde.
Grondrechten:
- Vrijheidsrechten / klassieke grondrechten : beschermen de persoonlijke vrijheid van burgers
(zoals vrijheid van meningsuiting of godsdienst).
- Politieke grondrechten : geven burgers invloed op bestuur en besluitvorming (zoals kiesrecht).
- Sociale grondrechten : om de sociale en economische rechten van burgers te waarborgen (zoals
recht op bestaanszekerheid en werk).
7.1 Vorming, verandering en institutionalisering
Institutionalisering : het proces waarbij een complex van waarden en min of meer geformaliseerde
regels vastgelegd wordt in standaard gedragspatronen, die het gedrag van mensen en hun onderlinge
relaties reguleren.
Er zijn twee soorten instituties, politieke en sociale instituties. Ze zijn dynamisch en kunnen dus
veranderen met de tijd mee, zoals het huwelijk of bedrijven binnen de politiek. Instituties bestaan
om het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties te reguleren.
Bij het ontstaan en de verdere ontwikkelingen van institutie is er sprake van het proces van
institutionalisering.
Actief kiesrecht : recht om te kiezen.
Passief kiesrecht : recht om gekozen te worden en deel te nemen aan de politiek.
Verzuilde samenleving : een samenleving die was opgedeeld in levensbeschouwelijke en
sociaaleconomische groepen.
- Katholieke, protestante en socialistische.
Kostwinnersgezin : de vader zorgt voor het inkomen en de moeder voor de kinderen en het
huishouden.
Bevelshuishouden : verschil tussen de macht van kinderen en ouders is groot en de ouders leggen
bevelen op en verwachten dat de kinderen daar naar luisteren. Tegenspraak wordt niet geaccepteerd.
Voordelen van institutionalisering:
- Het gedrag van mensen wordt voorspelbaar.
- Mensen weten hoe ze zich moeten gedragen en wat er van ze wordt verwacht, waarmee ze meer
tijd en ruimte krijgen.
- Mensen gaan nadenken over normen en waarden die vervolgens een plaats krijgen in het
dagelijkse leven.
Nadelen van institutionalisering:
- Minder vrijheid door de invoeging van regels.
7.2 Vorming, verandering en democratisering
Democratisering : het proces van verandering van machts- en gezagsverhoudingen door een grotere
inspraak en medezeggenschap van degenen met minder macht.
- Voorbeeld: jongeren hadden vroeger minder macht, en kregen toen grotere inspraak en
zeggenschap. De machtsverhouding tussen jong en oud veranderde.
Grondrechten:
- Vrijheidsrechten / klassieke grondrechten : beschermen de persoonlijke vrijheid van burgers
(zoals vrijheid van meningsuiting of godsdienst).
- Politieke grondrechten : geven burgers invloed op bestuur en besluitvorming (zoals kiesrecht).
- Sociale grondrechten : om de sociale en economische rechten van burgers te waarborgen (zoals
recht op bestaanszekerheid en werk).