Samenvatting verdieping in de orthopedagogiek:
Ethiek hoofdstukken: H1, H4.3 & 4.4, H2, H3
Jeugdrecht begrepen hoofdstukken: H1, H2, H3, H5.1 & 5.2, H8.1t/m3, H7, H19, H4
Ethiek hoofdstuk 1
Morele vragen gaan over goed en kwaad, wat zich uit op micro-, meso- en macroniveau. Mensen laten zich leiden door morele waarden en
normen (op waarden gebaseerde handelsvoorschriften). Ook worden de handelen van mensen gestuurd door de deugden van mensen, dit zijn de
goede eigenschappen die het handelen van mensen bepalen. Moraal kan intuïtief zijn. Als mensen systematisch en redelijk beargumenteren wat
goed is, noemen we dit ethiek. De beroepsethiek van bijv. orthopedagogen staat vast in de NVO-beroepscode. Op basis van de beroepscode
moeten orthopedagogen hun handelen in de beroepssituatie verantwoorden.
Fundamentele meta-ethische kwesties die de consequenties hebben voor ethisch denken, zijn:
• De vraag of er fundamentele morele principes zijn die voor iedereen moeten gelden, universalisme (=) of dat waarden altijd vanuit een
specifieke culturele context beoordeeld moeten worden, moreel relativisme.
• De vraag in hoeverre mensen vrij zijn en verantwoordelijk voor hun daden zijn. Hierbij gaat het in de eerste plaats om de vraag of
wilsvrijheid bestaat. Als we ervan uitgaan dat mensen autonoom zijn (= zelf kunnen bepalen op basis van welke principes en regels zij
handelen, denken we dat hun eigen wil kunnen bepalen. Het determinisme gaat daarentegen ervan uit dat het gedrag van mensen wordt
gestuurd door externe factoren. In de tweede plaats gaat het hier over maatschappelijke vrijheid (= als negatieve vrijheid, vrij zijn van
bemoeienis van anderen, en positieve vrijheid, de vrijheid om eigen doelen na te streven).
• De vraag in hoeverre mensen gelijk zijn. Gelijkheid kan worden verdeeld in: natuurlijke vrijheid (mensen zijn van nature gelijk),
economisch-culturele gelijkheid (mensen zijn gelijk wat betreft inkomen en mogelijkheden) en rechtsgelijkheid (mensen zijn gelijk voor
de wet).
• Tot slot: rechtsvaardigheid. Rawls gaat ervan uit van principes van de rechtvaardige samenleving op een situatie waarin ongelijkheid
rechtvaardig is, zo lang de minst beelden in de samenleving ervan kunnen profiteren. Als vrije markt ertoe leidt dat de hele samenleving
het beter heeft, is ongelijkheid in deze visie onacceptabel.
Hoe maken mensen waarden en normen eigen in de morele ontwikkeling?
1. Het pre conventioneel niveau, waarin de actor zich nog niet aanpast aan de omgeving;
2. Het conventioneel niveau, waarin de actor zich aanpast aan de omgeving;
3. Het post conventioneel niveau, waarin de actor autonoom zijn eigen keuzes maakt, gebaseerd op de universele waarden.
,Gilligan vult Kohlberg aan met morele ontwikkelingstheorie, gebaseerd op verbondenheid. Het eerste stadium wordt aangevuld met als
uitgangspunt de individuele overleving, het tweede stadium met focus op altruïsme en het laatste stadium op de morele ontwikkeling zoekt de
actor een evenwicht tussen het belang van zichzelf en anderen.
Ethiek hoofdstuk 2
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen drie normatieve theorieën:
Beoordeelt Streeft naar Filosofen Onderverdeling Kritiek
Theologische De gevolgen De meest positieve Hume, Utilisme/utilitarisme: de manier waarop Er zijn geen absolute grenzen
of dus het uitkomst voor de Bentham mensen moreel handelen. In het utilisme gesteld aan wat mensen moeten
gevolgenethiek uiteindelijke meeste mensen in , Stuart bepaalt men dat door de afweging te doen.
doel van de situaties. Mill, maken op basis van de gevolgen van de
handeling. Singer. handeling. Het doel is om uiteindelijk Er kan niet met zekerheid worden
diens waarden te realiseren. Er is voorspeld welke gevolgen een
onderscheid tussen: handeling heeft.
- Handelingsutilisme: per specifieke
handeling een afweging maken van de Het is simplistisch om pijn en
gevolgen voor het grootste geluk van genot tegen elkaar af te wegen.
het grootstel aantal mensen; ondanks
dat je niet weet wat de gevolgen
daadwerkelijk zullen zijn.
, - Regelutilisme: wanneer je ‘regels’
opstelt, zodat je dit in alle situaties
weet toe te passen.
Deontologisch De handeling Handelen op basis van Kant Ipv onderverdeling, een andere manier van De categorische imperatief is te
e of zelf, dus de redelijke morele kijken naar beginselethiek is vanuit religie absoluut en biedt geen ruimte voor
beginselethiek intentie. regels. Kant: handelen (normen en waarden vanuit bijv de Bijbel) uitzonderingen.
vanuit de categorische en beroepsethiek (denk aan NVO- Het is de vraag of iedereen bij een
imperatief: “Handel beroepscode). toetsing vanuit categorisch
alsof de grondregel imperatief tot dezelfde conclusies
van je handeling door komt.
jouw wil tot algemene Kants filosofie richt zich te sterk
natuurwet wordt”. op autonome individuen en houdt
te weinig rekening met
verbondenheid tussen mensen.
Deugdenethiek Karakter en Juist handelen vanuit Aristotel Deugdenethiek (algemeen) gaat over de We kunnen niet bepalen of
motieven van de goede es, vraag is een handeling moreel juist is op deugdzaam handelen voortkomt uit
de eigenschaappen, Gilligan, basis van de persoonlijkheid van de actor. het karakter van de actor of uit de
handelende verinnerlijkte waarden Tronto. Je kijkt naar de bedoelingen en; als iemand omgeving. Zorgethiek kritiek:
persoon. van de actor. de beste bedoelingen heeft, zou je kunnen - Zorgethici zijn niet altijd eens
verantwoorden dat je het experiment wel over de vraag of zorgethiek
laat doorgaan. toepasbaar is op morele vragen
in de omgang met personen
en zorgethiek, zorgzaamheid is de centrale met wie de actor geen
deugd. Zorgetiek (Tronto) onderscheidt persoonlijke band heeft. Dit is
vier aspecten van zorg: de vraag bij professionele
- Caring about: aandachtige relaties, maar ook bij ‘verre
betrokkenheid, als een kind op vreemden’, mensen wiens
school gepest wordt en daar erg veiligheid en gezondheid
Ethiek hoofdstukken: H1, H4.3 & 4.4, H2, H3
Jeugdrecht begrepen hoofdstukken: H1, H2, H3, H5.1 & 5.2, H8.1t/m3, H7, H19, H4
Ethiek hoofdstuk 1
Morele vragen gaan over goed en kwaad, wat zich uit op micro-, meso- en macroniveau. Mensen laten zich leiden door morele waarden en
normen (op waarden gebaseerde handelsvoorschriften). Ook worden de handelen van mensen gestuurd door de deugden van mensen, dit zijn de
goede eigenschappen die het handelen van mensen bepalen. Moraal kan intuïtief zijn. Als mensen systematisch en redelijk beargumenteren wat
goed is, noemen we dit ethiek. De beroepsethiek van bijv. orthopedagogen staat vast in de NVO-beroepscode. Op basis van de beroepscode
moeten orthopedagogen hun handelen in de beroepssituatie verantwoorden.
Fundamentele meta-ethische kwesties die de consequenties hebben voor ethisch denken, zijn:
• De vraag of er fundamentele morele principes zijn die voor iedereen moeten gelden, universalisme (=) of dat waarden altijd vanuit een
specifieke culturele context beoordeeld moeten worden, moreel relativisme.
• De vraag in hoeverre mensen vrij zijn en verantwoordelijk voor hun daden zijn. Hierbij gaat het in de eerste plaats om de vraag of
wilsvrijheid bestaat. Als we ervan uitgaan dat mensen autonoom zijn (= zelf kunnen bepalen op basis van welke principes en regels zij
handelen, denken we dat hun eigen wil kunnen bepalen. Het determinisme gaat daarentegen ervan uit dat het gedrag van mensen wordt
gestuurd door externe factoren. In de tweede plaats gaat het hier over maatschappelijke vrijheid (= als negatieve vrijheid, vrij zijn van
bemoeienis van anderen, en positieve vrijheid, de vrijheid om eigen doelen na te streven).
• De vraag in hoeverre mensen gelijk zijn. Gelijkheid kan worden verdeeld in: natuurlijke vrijheid (mensen zijn van nature gelijk),
economisch-culturele gelijkheid (mensen zijn gelijk wat betreft inkomen en mogelijkheden) en rechtsgelijkheid (mensen zijn gelijk voor
de wet).
• Tot slot: rechtsvaardigheid. Rawls gaat ervan uit van principes van de rechtvaardige samenleving op een situatie waarin ongelijkheid
rechtvaardig is, zo lang de minst beelden in de samenleving ervan kunnen profiteren. Als vrije markt ertoe leidt dat de hele samenleving
het beter heeft, is ongelijkheid in deze visie onacceptabel.
Hoe maken mensen waarden en normen eigen in de morele ontwikkeling?
1. Het pre conventioneel niveau, waarin de actor zich nog niet aanpast aan de omgeving;
2. Het conventioneel niveau, waarin de actor zich aanpast aan de omgeving;
3. Het post conventioneel niveau, waarin de actor autonoom zijn eigen keuzes maakt, gebaseerd op de universele waarden.
,Gilligan vult Kohlberg aan met morele ontwikkelingstheorie, gebaseerd op verbondenheid. Het eerste stadium wordt aangevuld met als
uitgangspunt de individuele overleving, het tweede stadium met focus op altruïsme en het laatste stadium op de morele ontwikkeling zoekt de
actor een evenwicht tussen het belang van zichzelf en anderen.
Ethiek hoofdstuk 2
Er wordt onderscheidt gemaakt tussen drie normatieve theorieën:
Beoordeelt Streeft naar Filosofen Onderverdeling Kritiek
Theologische De gevolgen De meest positieve Hume, Utilisme/utilitarisme: de manier waarop Er zijn geen absolute grenzen
of dus het uitkomst voor de Bentham mensen moreel handelen. In het utilisme gesteld aan wat mensen moeten
gevolgenethiek uiteindelijke meeste mensen in , Stuart bepaalt men dat door de afweging te doen.
doel van de situaties. Mill, maken op basis van de gevolgen van de
handeling. Singer. handeling. Het doel is om uiteindelijk Er kan niet met zekerheid worden
diens waarden te realiseren. Er is voorspeld welke gevolgen een
onderscheid tussen: handeling heeft.
- Handelingsutilisme: per specifieke
handeling een afweging maken van de Het is simplistisch om pijn en
gevolgen voor het grootste geluk van genot tegen elkaar af te wegen.
het grootstel aantal mensen; ondanks
dat je niet weet wat de gevolgen
daadwerkelijk zullen zijn.
, - Regelutilisme: wanneer je ‘regels’
opstelt, zodat je dit in alle situaties
weet toe te passen.
Deontologisch De handeling Handelen op basis van Kant Ipv onderverdeling, een andere manier van De categorische imperatief is te
e of zelf, dus de redelijke morele kijken naar beginselethiek is vanuit religie absoluut en biedt geen ruimte voor
beginselethiek intentie. regels. Kant: handelen (normen en waarden vanuit bijv de Bijbel) uitzonderingen.
vanuit de categorische en beroepsethiek (denk aan NVO- Het is de vraag of iedereen bij een
imperatief: “Handel beroepscode). toetsing vanuit categorisch
alsof de grondregel imperatief tot dezelfde conclusies
van je handeling door komt.
jouw wil tot algemene Kants filosofie richt zich te sterk
natuurwet wordt”. op autonome individuen en houdt
te weinig rekening met
verbondenheid tussen mensen.
Deugdenethiek Karakter en Juist handelen vanuit Aristotel Deugdenethiek (algemeen) gaat over de We kunnen niet bepalen of
motieven van de goede es, vraag is een handeling moreel juist is op deugdzaam handelen voortkomt uit
de eigenschaappen, Gilligan, basis van de persoonlijkheid van de actor. het karakter van de actor of uit de
handelende verinnerlijkte waarden Tronto. Je kijkt naar de bedoelingen en; als iemand omgeving. Zorgethiek kritiek:
persoon. van de actor. de beste bedoelingen heeft, zou je kunnen - Zorgethici zijn niet altijd eens
verantwoorden dat je het experiment wel over de vraag of zorgethiek
laat doorgaan. toepasbaar is op morele vragen
in de omgang met personen
en zorgethiek, zorgzaamheid is de centrale met wie de actor geen
deugd. Zorgetiek (Tronto) onderscheidt persoonlijke band heeft. Dit is
vier aspecten van zorg: de vraag bij professionele
- Caring about: aandachtige relaties, maar ook bij ‘verre
betrokkenheid, als een kind op vreemden’, mensen wiens
school gepest wordt en daar erg veiligheid en gezondheid