Week 1
Week 1: Inleiding strafrecht en het rechterlijke beslissingsschema: H1, H7 en H11
1. De student kan met behulp van de wet uitleggen of een delict valt onder een
misdrijf of overtreding en waarom dit onderscheid van belang is voor het
strafrecht.
2. De student kan met behulp van de wet de belangrijkste procesdeelnemers uit het
strafprocesrecht en diens rechten en plichten opnoemen.
3. De student kan in een gegeven casus aangeven of sprake is van een verdachte
krachtens artikel 27 Sv.
4. De student kan de acht vragen van het rechterlijke beslissingsmodel van art. 348
en 350 Sv toepassen op een gegeven casus en de bijbehorende uitspraken van de
rechter voorspellen.
H1, 7,11
Hoofdstuk 1 Inleiding
Het strafrecht houdt zich bezig met het bestraffen van personen die een strafbaar feit
hebben gepleegd. Het strafrecht regelt wie er straffen kan krijgen en waarvoor. Het straffen
kan alleen door de overheid en gebeurt dus niet door burgers zelf. Als een burger een
strafbaar feit pleegt moet hij verantwoording afleggen aan de overheid. Het strafrecht valt
dus onder het publiekrecht.
Tegenwoordig worden soms bestuurlijke sancties opgelegd door een bestuursorgaan voor
gedragingen die vroeger strafrechtelijk werden afgedaan. Onder andere een groot deel van
de verkeersdelicten, zoals snelheidsovertredingen.
De enige die een verdachte van een strafbaar feit voor de rechter kan brengen is de officier
van justitie. Hij is de vertegenwoordiger van het staatsorgaan (OM) dat belast is met de
vervolging van verdachten.
Omdat civielrechtelijke procedures tijdrovend en geldverslindend zijn bestaat er binnen het
strafrechtelijke systeem een mogelijkheid voor slachtoffers van strafbare feiten om als
‘benadeelde partij’ schadevergoeding te verzoeken aan de strafrechter. Zo kunnen
slachtoffers op een relatief eenvoudige manier schadeverhalen op de dader.
Het strafrecht heeft verschillende doelen:
1. Vergelding morele genoegdoening, terugbetaling door leedtoevoeging
2. Preventie mensen willen geen straf krijgen dus zullen zij gedrag wat leidt tot straf
voorkomen
a. Speciale preventie een dader die in aanraking is gekomen met de gevolgen
van het overschrijden van een strafrechtelijke norm, de volgende keer wel
twee keer nadenkt voor hij nog iets dergelijks doet. – Het voorwaardelijk
, straffen leunt zwaar op dit principe omdat je niet wil dat iemand die iets
strafbaars doet het nog een keer doet = ontmoedigen en voorkomen
b. Generale preventie andere dan de gestrafte leren uit het feit dat het
plegen van een strafbaar feit een straf oplevert. = Afschrikken.
3. Resocialisatie
4. Voorkomen van eigenrichting
Het strafrecht kan worden onderverdeeld in drie delen
1. Materieel strafrecht
Het materiële strafrecht bepaalt welk gedrag niet toegestaan is en welke personen daarvoor
kunnen worden gestraft. Het gaat vooral om de strafbepalingen (wat staat er in de wet),
algemene leerstukken vooral te vinden in het wetboek van strafrecht.
2. Formeel strafrecht
Wordt ook wel strafprocesrecht/ strafvordering genoemd. Dit deel bepaalt welke regels
moeten worden gevolgd wanneer er een norm van het materiele strafrecht is overtreden.
Het is vooral te vinden in het wetboek van strafvordering.
3. Sanctierecht
Heeft betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde straffen mogen worden opgelegd
en ten uitvoer gelegd. Dit is te vinden in beide wetboeken.
Het materiele en formele strafrecht moet niet worden verward met wetten in formele en
materiele zin deze onderscheiden de totstandkoming en de werking van wetten. Een wet
in formele zin = een wet die totstand is gekomen met samenwerking tussen Staten Generaal
en regering. Een wet in materiele zin geeft aan dar de wet regels bevat waar burgers zich aan
moeten houden.
Commune strafrecht = het strafrecht dat in de wetboeken is opgenomen.
Bijzonder strafrecht = strafbepalingen in andere wetten Wegenverkeerswet 1994, Wet
wapens en munitie en Opiumwet, Wet op economische delicten. Om te bepalen of
Er bestaan ook wetten die niet in formele zin zijn (dus niet zijn samengesteld door de Staten
Generaal en de regering), maar door lagere openbare lichamen worden vastgesteld. Zoals de
Algemene plaatselijke verordening (APV) van een gemeente. Hier worden allerlei
gedragingen strafbaar gesteld die in de ene gemeente strafbaar zijn en in de andere niet.
Art 91 Sr maakt duidelijk dat de bepalingen van boek 1 van het Sr ook van toepassing zijn op
feiten die strafbaar zijn gesteld in de bijzondere wetten en in de lokale wetten.
Het Wetboek van Strafrecht (Sr) bestaat uit drie boeken.
Boek 1 algemene bepalingen, zijn van toepassing op alle delicten die ook in het bijzonder
strafrecht zijn opgenomen tot art 91 Sr. Veel regels met betrekking tot het sanctierecht.
Boek 2 misdrijven
Boek 3 overtredingen
Het Wetboek van Strafvordering (Sv)
Boek 1 algemene bepalingen, belangrijkste bevoegdheden tijdens het
opsporingsonderzoek
,Boek 2 Strafvordering in eersten aanleg, regelt de vervolgingsbeslissing van de officier van
justitie en de hele procedure voor de berechting van de verdachte voor de rechtbank.
Boek 3 rechtsmiddelen
Boek 6 tenuitvoerlegging
Van oudsher sluit Nederland verdragen met andere staten waarin bepaalde verplichtingen
worden aangegaan. De regels worden niet alleen door de Nederlandse wetgever bepaalt. =
internationaal recht.
Supranationaal rechtelijk regels die worden opgelegd door een internationale organisatie
zoals de EU/ EHRM. Deze uitspraken kunnen bindend zijn voor het Nederlands recht.
Hoofdstuk 7 Inleiding strafprocesrecht (vooral doorlezen *Wel belangrijk)
Er zijn drie fasen in het strafrecht:
1. Opsporing ZOEK
2. Vervolg ONDERZOEK
3. Terechtzitting BEZOEK
Het onderzoek waarbij wordt vastgesteld wat er precies is gebeurd en welke personen
daarbij betrokken zijn moet volgens bepaalde regels, welke zijn vastgelegd in het Wetboek
van Sv.
De volgende personen en instanties spelen een rol in het strafproces:
Verdachte
Het belangrijkste doel van het strafrechtelijke onderzoek is te achterhalen wat er precies
gebeurd is wanneer er een vermoedden is dat er een strafbaar feit heeft plaatsgevonden.
Er zal moeten worden vastgesteld of er inderdaad een strafbaar feit is begaan en wie
daarvoor aansprakelijk is. Voordat dit helder is kan er slechts gesproken worden van een
vermoedelijk strafbaar feit en een vermoedelijke dader. In het strafprocesrecht wordt er
gesproken van een verdenking en een verdachte: op grond van feiten en omstandigheden
die worden geconstateerd in een bepaald strafrechtelijk onderzoek, kan het redelijke
vermoeden ontstaan dat een strafbaar feit heeft plaatsgevonden (verdenking) en dat een
bepaalde persoon dit heeft begaan (verdachte).
Het zijn van een verdachte kan consequenties hebben zoals:
- Aanhouding
- Vrijheidsberoving
Tot het moment van veroordeling wordt uitgegaan van onschuld van de verdachte.
De verdachte heeft bepaalde rechten:
- Recht om te zwijgen
Een verdachte mag niet worden gedwongen zichzelf te belasten in een strafrechtelijke
procedure = nemo tenetur. Het betekent dat de verdachte niet mag worden gedwongen een
verklaring af te leggen (29Sv)
Cautie = op de hoogte stellen van het zwijgrecht, dit moet bij iedere verhoor. Het moet wel
gaan om vragen die worden gesteld over het feit waarvan hij wordt verdacht. Het verzuim
van cautie kan leiden tot bewijs wat niet kan worden gebruikt (alleen wanneer de verdachte
, in zijn belangen is geschaad). Personen die geen verdachte zijn mogen vragen worden
gesteld zonder cautie.
- Recht op bijstand door een raadsman
De rechtsbijstand wordt volgens art 28Sv toegekend. Een verdachte mag ook een eigen
raadsman kiezen. Piketadvocaat = advocaat door de overheid betaalt/ rechtsbijstand
mogelijk moet de verdachte wanneer hij wordt veroordeeld dit betalen indien hij in de
positie is. Het eerste moment waarop de verdachte zich kan laten bijstaan is het
politieverhoor nadat de verdachte is aangehouden.
- Het recht op kennisneming van de processtukken
Alle processtukken samen worden het dossier genoemd. De verdachte heeft recht op
kennisneming van deze stukken 30Sv, maar deze kan ook worden beperkt in belang van het
onderzoek.
Andere rechten zijn:
- Recht van informatie over de beschuldigingen
- Tolk
- Tegenonderzoek
- Getuigen ondervragen
Wanneer de verdachte mogelijk een feit heeft begaan waar een gevangenisstraf van 12 jaar
of meer op staat, dan wordt er automatisch een raadsman toegewezen. Het contact tussen
de raadsman en de verdachte kan worden beperkt door de Ovj in belang van het onderzoek.
Raadsman
Een raadsman is een advocaat die de verdachte adviseert en met hem de verdediging voert.
De verdachte en de raadsman samen worden de verdediging genoemd.
Getuige
Wanneer een strafbaar feit ten laste wordt gelegd zal dat ook moeten worden bewezen.
Alleen een verklaring van een verdachte is niet voldoende. Getuigenverklaringen spelen een
belangrijke rol in het bewijs. Het slachtoffer is ook een getuige.
Wanneer een getuige wordt gehoord, is hij niet verplicht om te verschijnen. Ook wordt hij
niet beëdigd en is hij niet verplicht om een verklaring af te leggen.
Wordt de getuige opgeroepen en gehoord door een rechter-commissaris dan is hij wel
verplicht om te verschijnen en kan hem ook beëdigen. Tijdens een zitting wordt een getuige
altijd beëdigd. Valse verklaring = meineed. De getuige is dan verplicht om te verklaren in
tegenstelling tot een verdachte bij de zitting.
Verschoningsrecht = het recht om te zwijgen.
Slachtoffer
Slachtoffers hebben bepaalde rechten in het strafproces. Het slachtoffer is de benadeelde
partij, daarmee heeft het slachtoffer het recht om een civielrechtelijke schadeclaim in te
dienen die in geval van een veroordeling door de strafrechter kan worden toegewezen
(51fSv). Het slachtoffer heeft ook spreekrecht, tijdens onderzoek en terechtzitting mag hij
vertellen wat bijvoorbeeld de gevolgen zijn die het strafbare feit hebben gehad (51eSv).