1
,Module 1: Normale ontwikkeling van de zuigeling tot 28 dagen
Groei en ontwikkeling:
Lengte= meestal bij de geboorte tussen de 46 en 54 centimeter.
- In het eerste jaar groeien baby’s gemiddeld 25 centimeter.
Gewicht= meestal bij de geboorte tussen de 2500 en 4500 gram.
- In 1e week na geboorte verliest baby wat gewicht (mag niet meer dan 10%) -> na 2 weken
weer op geboortegewicht.
- In de eerste 4 maanden komt een baby tussen de 100 tot 250 gram per week aan.
Motorisch onderzoek=
- Observatie van kwantiteit en kwaliteit van bewegen.
- Tonus onderzoek
- Neurologisch onderzoek, onder andere:
o Optrekken tot zit
o Reflexen
- Mobiliteit
Kwantiteit van bewegen= gemiddelde leeftijd waarop een motorische mijlpaal is bereikt.
WHO Multicentre Growth Reference study -> wordt aangehouden in Nederland.
2
,Kwaliteit van bewegen= wordt gekeken hoe het kind beweegt.
Wordt gelet op;
- Aantal kwaliteitskenmerken (zie hieronder)
- Steunname.
- Balans van het kind.
Kenmerken kwaliteit van bewegen:
- Complexiteit:
o Flexie/extensie (buigen/strekken).
o Abductie/adductie (benen naar buiten & binnen bewegen).
o Rotaties onafhankelijk van de stand van een gewricht.
- Variatie:
o Kan verschillende posities aannemen in een houding.
o Kan op verschillende manieren tot een houding te komen.
- Symmetrie:
o Eerste levensjaren -> Linker- en rechterzijde kunnen dezelfde motorische taken aan.
o Kleuterleeftijd -> ontwikkelt een duidelijke handvoorkeur.
- Vloeiendheid:
o Complexe bewegingen gaan vanzelf in elkaar over.
Verschillende houdingen van staan: (variatie)
- Staan met een brede basis
- Staan met een smalle basis
- Op één been staan
- Tandemstand
- Tenenstand
- Hakkenstand
Afwijkend motorisch onderzoek:
- Bereikt wel motorische mijlpalen binnen de leeftijdsnorm.
- Kwaliteit wijkt af; Kinderen met spasticiteit kunnen vaak met 6 maanden omrollen, maar de
manier waarop is kenmerkend voor een tonusstoornis.
3
, Methode motorische observatie:
- Observatie begint direct.
- Rustige omgeving.
- Goede ‘state’ van het kind: wakker en alert.
- Benader het kind zoveel mogelijk van voren, dus niet alleen vanaf links of rechts.
- Observeer het kind in alle houdingen volgens een vaste volgorde, bijvoorbeeld:
o Rugligging, buikligging, zit, stand.
o Van boven naar beneden.
o Van links naar rechts.
- Niet alleen nog naar die ene afwijkende beweging kijken.
- Kies speelgoed passend bij ontwikkelingsniveau.
0 tot 3 maanden:
Buikligging:
- Neemt de fysiologische flexie langzaam af.
- Kan het kind zich langzaam meer oprichten.
- Wordt het lichaamszwaartepunt naar caudaal verplaatst.
- Komt het kind tot een beginnende onderarmsteun.
Rugligging:
- 1e maand: kan het hoofd niet in het midden houden. De armen en benen zijn gebogen en
dicht bij het lichaam.
- 2-3 maanden: kan het hoofd in de middellijn houden. Er is arm-hand, hand-mondcontact en
voet-voetcontact.
Zit:
- 1e maand: kan het hoofd kortdurend oprichten.
- 3 maanden: kan het hoofd in balans houden. Het kan niet zitten. Valt voorover.
Stand:
- Kan intermitterend gewicht dragen tijdens gesteunde stand. Geen slipping through.
Handfunctie:
- Pasgeborene: heeft een positieve grijpreflex. In rugligging heeft het de handen overwegend
in vuist.
- Eerste 3 maanden: zal het kind de handen toenemend openen.
Asymmetrische tonische nek reflex (ATNR)= Bij deze reflex worden de arm, de hand en het been
gestrekt aan de kant waar het hoofd naartoe wordt gedraaid.
4