Inhoudsopgave deeltentamen 1:
Hoorcollege 1: Introductie college
Hoorcollege 2: Angststoornissen
Artikel: Stein et al t/m pagina 400. Boek: H7, H9
Hoorcollege 3: Netwerktheorie
Hoorcollege 4: OCS/PTSS
Boek: H11+14 Artikel: Borsboom 2017
Hoorcollege 5: Depressieve stoornis
Hoorcollege 6: DSM-5 en Transdiagnostiek
Boek: H8+ H10 (alleen onderdeel Depressie) H3
Boek: Simon, de Hullu, Smeets & van der Molen (2018). Klinische Psychologie,
Diagnostiek En behandeling. Noordho Uitgevers (3e ed).
Voor deeltentamen 1 is de lesstof als volgt: boek hoofdstukken: 3, 7, 8, 9, 10 (alleen
Depressie onderdeel), 11, 14 artikelen: Stein et al (t/m pag 400) en Borsboom
ff
, Hoorcollege 1: Introductie Psychopathologie
Het begrijpen van menselijk gedrag is al eeuwenlang een streven, van Aristoteles' idee van de
rationele ziel tot astrologie en Descartes’ discussie over de relatie tussen lichaam en ziel. Ook
pseudo-wetenschappen zoals frenologie speelden hierin een rol. Vandaag de dag blijft de
zoektocht naar begrip doorgaan, maar lopen we tegen nieuwe uitdagingen aan:
- Toename van psychische klachten
- Lange wachtlijsten in de GGZ
- Beperkingen van behandelingen
- Een steeds complexere maatschappij
- Mogelijke invloed van wereldproblematiek
De GGZ werkt op basis van vrijwillige aanmelding, waarbij mensen zelf een hulpvraag indienen en
meestal gemotiveerd zijn. In sommige gevallen vindt doorverwijzing plaats, bijvoorbeeld in
forensische of werkgerelateerde situaties. Binnen de GGZ zijn er twee niveaus: de Basis GGZ,
bedoeld voor mildere problematiek zoals matige depressie, en de Gespecialiseerde GGZ, die zich
richt op complexere problematiek zoals comorbiditeit.
- Het zorgprestatiemodel bepaalt hoeveel zorg iemand krijgt op basis van diagnostiek, ernst-
inschatting en de geldende GGZ-richtlijnen. Behandelingen zijn evidence-based en dus
wetenschappelijk onderbouwd.
Psychische kenmerken liggen op een spectrum en zijn afhankelijk van context en
momentopname. Wat voor de één een probleem is, hoeft dat voor de ander niet te zijn. Ook de
omgeving speelt een grote rol; sommige mensen bloeien overal, terwijl anderen speci eke
omstandigheden nodig hebben. Zo zien we meer stemmingsstoornissen in steden, maar de
oorzaken hiervan zijn complex.
Symptomen zijn uitingen van onderliggende problematiek en kunnen sterk variëren. Eén oorzaak
kan verschillende gevolgen hebben, zoals een trauma dat leidt tot somberheid, angst of
schuldgevoel. Andersom kan één symptoom, zoals controle drang, uitmonden in verschillende
stoornissen. Toch hebben veel symptomen ook een positieve kant. Controle drang kan
bijvoorbeeld zorgen voor structuur, betere prestaties en doorzettingsvermogen.
De DSM is door de jaren heen sterk gegroeid, van 7 diagnoses in 1880 tot 491 in DSM-5 (2013).
Dit toont de toenemende ver jning, maar ook de versnippering van diagnoses. DSM-5 structuur:
Criterium A → belangrijkste kenmerken van een stoornis
Criterium B + C + D → aanvullende kenmerken
Daarna exclusie-criteria
Limitaties DSM:
Veel comorbiditeit en overlap tussen stoornissen
Onduidelijke afbakening, geen zwart-wit indeling
Richt zich op symptomen, niet op onderliggende oorzaken
Alternatieven:
Research Domain Criteria (RDoC) → koppelt symptomen aan neurobiologie
Hierarchical Taxonomy of Psychopathology (HiTOP) → ziet psychopathologie als een
spectrum
Netwerktheorie → bekijkt hoe symptomen onderling samenhangen
1. Research Domain Criteria (RDoC)
Richt zich op neurobiologie als verklaring voor psychiatrische aandoeningen.
Beperking: weinig speci eke breinprocessen, moeilijk toepasbaar in de praktijk.
2. Hierarchical Taxonomy of Psychopathology (HiTOP)
Ziet stoornissen als spectra en houdt rekening met veelvoorkomende comorbiditeit.
Beperking: uitersten op een spectrum moeilijk te combineren, sommige factoren
onbekend.
3. Netwerktheorie
Kijkt naar de samenhang tussen symptomen, zonder onderliggende diagnose.
Beperking: toont alleen correlaties, geen oorzaak-gevolg.
fi fi fi