Samenvatting ontwikkelingspsychologie
Week 1:
Hoofdstuk 1 Introductie in ontwikkelingspsychologie en onderzoeksstrategieën
De basics van ontwikkelingspsychologie
Ontwikkeling: de ordelijke, systematische voortgang (constante) en verandering in het leven
op fysieke, biologische en/of psychologische gebieden als gevolg van biologische rijping en/of
leren
Psychologische gebieden: lichamelijk, cognitief, metacognitief (plannen, denken over je eigen
proces), sociaal, emotioneel
Ontwikkeling is een (dis)continu (meer van hetzelfde, woordenschat telkens verbreden;
discontinu: woordenschat en grammatica, in stappen, anders van elkaar) en cumulatief
(vaardigheden tellen bij elkaar op) proces dat holistisch (samenhang tussen de verschillende
gebieden van ontwikkeling) en zeer plastisch (ontwikkelingen die nog niet zijn ontwikkeld,
kun je op een later moment ook nog leren) is en sterk beïnvloed wordt persoons- en
omgevingsfactoren maar ook door de historische en culturele context waarin het plaatsvindt
Ontwikkelingspsychologie: brede, multidisciplinaire wetenschappelijke discipline met als doel
ontwikkeling te beschrijven, verklaren en te optimaliseren
Prenatale (voor), perinatale
(tijdens) en postnatale (na de
geboorte) ontwikkelingsfasen
Wat ook bij ontwikkeling hoort
Normatieve leeftijd gerelateerde invloeden: biologische en omgevingsinvloeden die horen bij
een bepaalde leeftijdsgroep (die in principe voor alle individuen van die groep gelden, zoals
de puberteit of pensionering)
Normatieve geschiedenis gerelateerde invloeden: invloeden die horen bij een behaalde
generatie of cohorten, zoals technologische revoluties, zoals de computer of AI,
internationale conflicten, klimaatcrisis
Niet-normatieve life events: invloeden die grote impact kunnen hebben maar die relatief
uniek zijn voor een individu, zoals overlijden van een kind, de loterij winnen
Het systeem, het model van Bronfenbrenner
Normatieve ontwikkeling = ontwikkelingsveranderingen die de meeste mensen ervaren
Ideografische ontwikeling = individuele variaties in veranderingen
Rijping = ontwikkelingsverandering als gevolg van verouderen
Leren = ervaringen of oefeningen zorgen voor verandering in gedrag
Onderzoeksstrategieën: basismethoden
, Wetenschappelijke methode: gebruik van objectieve data, valide en betrouwbare methoden
om de levensvatbaarheid van theorieën te bepalen
Dataverzameling:
o Zelf-rapportages (vragenlijsten, interviews, dagboek)
o Klinische methoden (dezelfde startvraag maar response van het kind bepaalt de
volgende vraag)
o Observationele methode (lab- of natuurlijke omgeving, in gestructureerde of
ongestructureerde vorm)
o Case-studies (N=1, een individu meermaals volgen)
o Etnografische methode (leven met, deelnemen aan, wonen bij)
o Psychofysiologische methoden (hersenactiviteit, hart etc.)
Elke vorm kent voor- en nadelen
Designs om relaties tussen factoren te onderzoeken
Correlationele designs (geen interventie, geen manipulatie van een IV, geen oorzaak
specificeren voor gevonden verbanden (correlatiecoëfficiënt)) onderzoeken de sterkte van de
relatie tussen variabelen (sterkte is tussen de -1 en 1)
Experimentele designs (oorzaak en gevolg relaties, manipulatie van een IV, experimenteel in
een lab of meer natuurlijke omgeving verhoogt de ecologische validiteit), beperkte
controle? Natuurlijk of quasi experimenteel design (een onderzoek waarin de
onderzoeker de impact meet van een natuurlijke gebeurtenis waarvan wordt aangenomen
dat deze de levens van mensen beïnvloedt)
Cross-culturele studies: vergelijken deelnemers van verschillende (sub)culturen op een
bepaald aspect van ontwikkeling en zoeken naar universele patronen van ontwikkeling
(aangeboren of aangeleerd)
Ook hier elk design heeft voor- en nadelen
,Designs om ontwikkeling te bestuderen
Cross-sectioneel design: vergelijkt verschillende leeftijdsgroepen op 1 moment in de tijd
o Cohort: groep met bijv. dezelfde leeftijd, cultuur of historie
o Cohort effect: leeftijd gerelateerde verschillen door culturele of historische
verschillen in een cohort
Longitudinale design: ontwikkelingsveranderingen door herhaaldelijk dezelfde deelnemers te
onderzoeken naarmate ze ouder worden
Sequentieel design: combineer cross-sectioneel en longitudinaal (onderscheid echte
ontwikkelingstrends van lastige cohorteffecten)
Micro genetisch design: intensieve bestudering tijdens korte periode waarin normaal
gesproken ontwikkelingsveranderingen (bijv. taal, pubertijd enz.)
Elk design heeft voor- en nadelen
Ontwikkelingspsychologie en ethische richtlijnen
Kwetsbaarheden in acht nemen (leeftijd, machtsverschil, beïnvloedbaarheid, mentale
leeftijd, eerdere ervaringen (trauma bijv.))
Kosten-baten analyse zeer belangrijk, risico’s minimaliseren, principle of no harm
, Respecteren van rechten van deelnemers (geïnformeerde en actieve toestemming, recht op
stoppen en recht op inzage of verwijdering van eigen gegevens, vertrouwelijkheid,
debriefing, betrokkenheid/rechten van een kind respecteren enz.)
Hoofdstuk 4 Prenatale ontwikkeling en geboorte
Prenatale ontwikkeling
Ontwikkeling van conceptie tot bevalling
Een bevruchte eicel ontwikkelt zich tot een complex organisme
Meest explosieve groei en ontwikkeling vergeleken met rest van verdere ontwikkeling
Gemiddelde voldragen zwangerschap 37-41 weken (vroeggeboorte: < 37 weken)
Drie trimesters (elk 12-13 weken) en drie ontwikkelingsperioden
o Zygote (conceptie t/m implantatie 10-14 dagen)
o Embryo (begin week 3 t/m week 8, vorming bijna alle organen en hartslag)
o Foetus (week 9 tot geboorte)
Fasen in de prenatale ontwikkeling germinale periode (zygote)
8-10 dagen
o Bevruchte eicel (=zygote) reist via eileiders richting baarmoeder, tijdens deze reis (na
24 uur) begint het opdelingsproces (celdeling: cleavage)
Rond dag 4
o Zygote betstaat al uit meer dan 50 cellen en heet nu een blastocyste.
De trofoblast is de buitenste cellaag van de blastocyste (4 dagen na bevruchting aanwezig),
trofoblasten zijn belangrijk voor het leveren van voedingsstoffen en ontwikkelen zich later
tot een groot deel van de placenta.
Implantatie (tussen 7 en 9 dagen)
Venster van implantatie waarin de blastocyst (biologisch) met de baarmoederwant moet
communiceren, zich moet positioneren, zich moet hechten en moet innestelen
Proces duurt ongeveer 48 uur
3 van de 4 zygoten overleeft deze eerste fase van ontwikkeling niet
Periode van het embryo
Eenmaal ingenesteld buitenste laag van de blastocyste vormt 4 belangrijke supportsystemen:
Amnion: waterdichte zak met vocht ter bescherming tegen klappen, regeling temperatuur en
gewichtloze omgeving (bevordering beweging embryo)
Dooierzak: produceert bloedcellen voor embryo, zak zit vast in het vruchtwater
Chorion: omkleding van het amnion en later de bekleding van placenta
Allantios: vormt navelstreng van het embryo
Van moment innesteling rond week 3 tot week 8 zwangerschap
Placenta en navelstreng
o Uitwisseling voeding en zuurstof (1 ader)
o Afvoer van afvalstoffen (2 slagaders)
o = semipermeabel
Embryonale schijf vormt 3 lagen:
o Ectoderm: zenuwstelsel, huid en haar
o Mesoderm: spieren, botten, bloedsomloop
o Endoderm: spijsverteringsstelsel, longen, urinewegen en andere vitale organismen
Hersen en ruggengraatontwikkeling
Snelle ontwikkeling zenuwstelsel
Week 1:
Hoofdstuk 1 Introductie in ontwikkelingspsychologie en onderzoeksstrategieën
De basics van ontwikkelingspsychologie
Ontwikkeling: de ordelijke, systematische voortgang (constante) en verandering in het leven
op fysieke, biologische en/of psychologische gebieden als gevolg van biologische rijping en/of
leren
Psychologische gebieden: lichamelijk, cognitief, metacognitief (plannen, denken over je eigen
proces), sociaal, emotioneel
Ontwikkeling is een (dis)continu (meer van hetzelfde, woordenschat telkens verbreden;
discontinu: woordenschat en grammatica, in stappen, anders van elkaar) en cumulatief
(vaardigheden tellen bij elkaar op) proces dat holistisch (samenhang tussen de verschillende
gebieden van ontwikkeling) en zeer plastisch (ontwikkelingen die nog niet zijn ontwikkeld,
kun je op een later moment ook nog leren) is en sterk beïnvloed wordt persoons- en
omgevingsfactoren maar ook door de historische en culturele context waarin het plaatsvindt
Ontwikkelingspsychologie: brede, multidisciplinaire wetenschappelijke discipline met als doel
ontwikkeling te beschrijven, verklaren en te optimaliseren
Prenatale (voor), perinatale
(tijdens) en postnatale (na de
geboorte) ontwikkelingsfasen
Wat ook bij ontwikkeling hoort
Normatieve leeftijd gerelateerde invloeden: biologische en omgevingsinvloeden die horen bij
een bepaalde leeftijdsgroep (die in principe voor alle individuen van die groep gelden, zoals
de puberteit of pensionering)
Normatieve geschiedenis gerelateerde invloeden: invloeden die horen bij een behaalde
generatie of cohorten, zoals technologische revoluties, zoals de computer of AI,
internationale conflicten, klimaatcrisis
Niet-normatieve life events: invloeden die grote impact kunnen hebben maar die relatief
uniek zijn voor een individu, zoals overlijden van een kind, de loterij winnen
Het systeem, het model van Bronfenbrenner
Normatieve ontwikkeling = ontwikkelingsveranderingen die de meeste mensen ervaren
Ideografische ontwikeling = individuele variaties in veranderingen
Rijping = ontwikkelingsverandering als gevolg van verouderen
Leren = ervaringen of oefeningen zorgen voor verandering in gedrag
Onderzoeksstrategieën: basismethoden
, Wetenschappelijke methode: gebruik van objectieve data, valide en betrouwbare methoden
om de levensvatbaarheid van theorieën te bepalen
Dataverzameling:
o Zelf-rapportages (vragenlijsten, interviews, dagboek)
o Klinische methoden (dezelfde startvraag maar response van het kind bepaalt de
volgende vraag)
o Observationele methode (lab- of natuurlijke omgeving, in gestructureerde of
ongestructureerde vorm)
o Case-studies (N=1, een individu meermaals volgen)
o Etnografische methode (leven met, deelnemen aan, wonen bij)
o Psychofysiologische methoden (hersenactiviteit, hart etc.)
Elke vorm kent voor- en nadelen
Designs om relaties tussen factoren te onderzoeken
Correlationele designs (geen interventie, geen manipulatie van een IV, geen oorzaak
specificeren voor gevonden verbanden (correlatiecoëfficiënt)) onderzoeken de sterkte van de
relatie tussen variabelen (sterkte is tussen de -1 en 1)
Experimentele designs (oorzaak en gevolg relaties, manipulatie van een IV, experimenteel in
een lab of meer natuurlijke omgeving verhoogt de ecologische validiteit), beperkte
controle? Natuurlijk of quasi experimenteel design (een onderzoek waarin de
onderzoeker de impact meet van een natuurlijke gebeurtenis waarvan wordt aangenomen
dat deze de levens van mensen beïnvloedt)
Cross-culturele studies: vergelijken deelnemers van verschillende (sub)culturen op een
bepaald aspect van ontwikkeling en zoeken naar universele patronen van ontwikkeling
(aangeboren of aangeleerd)
Ook hier elk design heeft voor- en nadelen
,Designs om ontwikkeling te bestuderen
Cross-sectioneel design: vergelijkt verschillende leeftijdsgroepen op 1 moment in de tijd
o Cohort: groep met bijv. dezelfde leeftijd, cultuur of historie
o Cohort effect: leeftijd gerelateerde verschillen door culturele of historische
verschillen in een cohort
Longitudinale design: ontwikkelingsveranderingen door herhaaldelijk dezelfde deelnemers te
onderzoeken naarmate ze ouder worden
Sequentieel design: combineer cross-sectioneel en longitudinaal (onderscheid echte
ontwikkelingstrends van lastige cohorteffecten)
Micro genetisch design: intensieve bestudering tijdens korte periode waarin normaal
gesproken ontwikkelingsveranderingen (bijv. taal, pubertijd enz.)
Elk design heeft voor- en nadelen
Ontwikkelingspsychologie en ethische richtlijnen
Kwetsbaarheden in acht nemen (leeftijd, machtsverschil, beïnvloedbaarheid, mentale
leeftijd, eerdere ervaringen (trauma bijv.))
Kosten-baten analyse zeer belangrijk, risico’s minimaliseren, principle of no harm
, Respecteren van rechten van deelnemers (geïnformeerde en actieve toestemming, recht op
stoppen en recht op inzage of verwijdering van eigen gegevens, vertrouwelijkheid,
debriefing, betrokkenheid/rechten van een kind respecteren enz.)
Hoofdstuk 4 Prenatale ontwikkeling en geboorte
Prenatale ontwikkeling
Ontwikkeling van conceptie tot bevalling
Een bevruchte eicel ontwikkelt zich tot een complex organisme
Meest explosieve groei en ontwikkeling vergeleken met rest van verdere ontwikkeling
Gemiddelde voldragen zwangerschap 37-41 weken (vroeggeboorte: < 37 weken)
Drie trimesters (elk 12-13 weken) en drie ontwikkelingsperioden
o Zygote (conceptie t/m implantatie 10-14 dagen)
o Embryo (begin week 3 t/m week 8, vorming bijna alle organen en hartslag)
o Foetus (week 9 tot geboorte)
Fasen in de prenatale ontwikkeling germinale periode (zygote)
8-10 dagen
o Bevruchte eicel (=zygote) reist via eileiders richting baarmoeder, tijdens deze reis (na
24 uur) begint het opdelingsproces (celdeling: cleavage)
Rond dag 4
o Zygote betstaat al uit meer dan 50 cellen en heet nu een blastocyste.
De trofoblast is de buitenste cellaag van de blastocyste (4 dagen na bevruchting aanwezig),
trofoblasten zijn belangrijk voor het leveren van voedingsstoffen en ontwikkelen zich later
tot een groot deel van de placenta.
Implantatie (tussen 7 en 9 dagen)
Venster van implantatie waarin de blastocyst (biologisch) met de baarmoederwant moet
communiceren, zich moet positioneren, zich moet hechten en moet innestelen
Proces duurt ongeveer 48 uur
3 van de 4 zygoten overleeft deze eerste fase van ontwikkeling niet
Periode van het embryo
Eenmaal ingenesteld buitenste laag van de blastocyste vormt 4 belangrijke supportsystemen:
Amnion: waterdichte zak met vocht ter bescherming tegen klappen, regeling temperatuur en
gewichtloze omgeving (bevordering beweging embryo)
Dooierzak: produceert bloedcellen voor embryo, zak zit vast in het vruchtwater
Chorion: omkleding van het amnion en later de bekleding van placenta
Allantios: vormt navelstreng van het embryo
Van moment innesteling rond week 3 tot week 8 zwangerschap
Placenta en navelstreng
o Uitwisseling voeding en zuurstof (1 ader)
o Afvoer van afvalstoffen (2 slagaders)
o = semipermeabel
Embryonale schijf vormt 3 lagen:
o Ectoderm: zenuwstelsel, huid en haar
o Mesoderm: spieren, botten, bloedsomloop
o Endoderm: spijsverteringsstelsel, longen, urinewegen en andere vitale organismen
Hersen en ruggengraatontwikkeling
Snelle ontwikkeling zenuwstelsel