AFP week 7 Suïcidaliteit, Persoonlijkheidsstoornissen
Suïcidaliteit
Wanneer je als verpleegkundige in de GGZ te maken krijgt met een zorgvrager waarvan je
suïcidaliteit vermoed of die suïcidale gedachten uit, is contact maken de eerste stap. Empathie,
openheid en respect in gesprek vormen de basis voor het inschatten van ernst en begeleiding. In
deze les wordt stilgestaan bij suïcidaliteit in brede zin, sta je stil bij jouw eigen gevoel en ervaring bij
het thema en ga je aan de slag met gespreksvoering. Ook komt diagnostiek, behandeling en
samenwerking met de huisarts en andere partners in zorg aan bod.
Persoonlijkheidsproblematiek
Sommige cliënten worden omschreven als ‘moeilijke’ mensen. Het zijn cliënten die zich eisend
opstellen, veel aandacht vragen en manipulatief zijn. Zij houden zich vaak moeilijk aan afspraken,
gaan voortdurend in discussie en zijn onvoorspelbaar in hun gedrag.
Zijn dit moeilijke cliënten of ligt er een mogelijke persoonlijkheidsstoornis aan ten grondslag. Welke
stoornissen zijn dit en waarom zijn deze cliënten dan zo moeilijk te behandelen en begeleiden.
Tijdens deze les gaan we dieper in op de aspecten rondom dit onderwerp en welke rol je hierin hebt
als verpleegkundige.
Leerdoelen:
1. Kan het begrip suïcidaal gedrag omschrijven;
De term suïcidaal gedrag verwijst naar het geheel aan gedachten, voorbereidingshandelingen en
pogingen die een zekere intentie uitdrukken om zichzelf te doden. De term gedrag verwijst zowel
naar handelingen als naar gedachten.
Contact maken is de kern van het omgaan met iemand met (een vermoeden van) suïcidaal gedrag.
Het is belangrijk dat het lijden van de persoon met suïcidaal gedrag wordt erkend, dat hij zich
gehoord en gesteund voelt en dat er open wordt gesproken over de wens tot zelfdoding. Dit vraagt
om empathie en een sfeer van vertrouwen. Ook moeten professionals durven doorvragen.
2. Heeft kennis van de CASE benadering (Chronological assessment of suïcidale episodes);
Het CASE-interviewis een geschikte methode om dieper in te gaan op suïcidaal gedrag. CASE staat
voor Chronologic Assessment of Suicide Events. Daarbij wordt eerst gevraagd naar de actuele
gedachten en gebeurtenissen, vervolgens naar de recente voorgeschiedenis (4- 8 weken) en de
ruimere voorgeschiedenis, zoals eerdere episodes van suïcidaal gedrag, eerdere behandelingen voor
psychische problemen, suïcides de familie, etc. Ten slotte wordt gevraagd hoe de patiënt over zijn
toekomst denkt, en wat er zou kunnen veranderen om het beeld van de toekomst te verbeteren.
, 3. Kan de basisprincipes van de Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van
suïcidaal gedrag (MDR) benoemen en toepassen;
Multidisciplinaire richtlijn: Richtlijn die gezamenlijk en actief door alle betrokken disciplines wordt
ontwikkeld en gehanteerd.
Mdr leidt tot structuur diagnose van suïcidaal gedrag.
Voorbereiden
Organiseer veiligheid.
Verzamel voorinformatie.
Organiseer de setting.
Diagnostiek/ Onderzoek
1. Maak contact.
2. Bepaal de suïcidale toestand (CASE-benadering: Shea, 1998).
3. Bepaal stress- en kwetsbaarheidsfactoren.
4. Betrek naasten bij het onderzoek.
5. Formuleer de structuurdiagnose. 6 Bepaal de indicatie voor verdere zorg.
Behandelen/ Afronden
Maak een plan met de patiënt (op schrift).
Organiseer veiligheid.
Betrek naasten bij de diagnostiek.
Maak afspraken over het vervolg; wat als … .
Bepaal de noodzaak van vervolgonderzoek.
Organiseer de verdere zorg actief.
Rapporteer
Farmacotherapie
Depressie: – antidepressiva (niveau 2);
Suïcidaliteit
Wanneer je als verpleegkundige in de GGZ te maken krijgt met een zorgvrager waarvan je
suïcidaliteit vermoed of die suïcidale gedachten uit, is contact maken de eerste stap. Empathie,
openheid en respect in gesprek vormen de basis voor het inschatten van ernst en begeleiding. In
deze les wordt stilgestaan bij suïcidaliteit in brede zin, sta je stil bij jouw eigen gevoel en ervaring bij
het thema en ga je aan de slag met gespreksvoering. Ook komt diagnostiek, behandeling en
samenwerking met de huisarts en andere partners in zorg aan bod.
Persoonlijkheidsproblematiek
Sommige cliënten worden omschreven als ‘moeilijke’ mensen. Het zijn cliënten die zich eisend
opstellen, veel aandacht vragen en manipulatief zijn. Zij houden zich vaak moeilijk aan afspraken,
gaan voortdurend in discussie en zijn onvoorspelbaar in hun gedrag.
Zijn dit moeilijke cliënten of ligt er een mogelijke persoonlijkheidsstoornis aan ten grondslag. Welke
stoornissen zijn dit en waarom zijn deze cliënten dan zo moeilijk te behandelen en begeleiden.
Tijdens deze les gaan we dieper in op de aspecten rondom dit onderwerp en welke rol je hierin hebt
als verpleegkundige.
Leerdoelen:
1. Kan het begrip suïcidaal gedrag omschrijven;
De term suïcidaal gedrag verwijst naar het geheel aan gedachten, voorbereidingshandelingen en
pogingen die een zekere intentie uitdrukken om zichzelf te doden. De term gedrag verwijst zowel
naar handelingen als naar gedachten.
Contact maken is de kern van het omgaan met iemand met (een vermoeden van) suïcidaal gedrag.
Het is belangrijk dat het lijden van de persoon met suïcidaal gedrag wordt erkend, dat hij zich
gehoord en gesteund voelt en dat er open wordt gesproken over de wens tot zelfdoding. Dit vraagt
om empathie en een sfeer van vertrouwen. Ook moeten professionals durven doorvragen.
2. Heeft kennis van de CASE benadering (Chronological assessment of suïcidale episodes);
Het CASE-interviewis een geschikte methode om dieper in te gaan op suïcidaal gedrag. CASE staat
voor Chronologic Assessment of Suicide Events. Daarbij wordt eerst gevraagd naar de actuele
gedachten en gebeurtenissen, vervolgens naar de recente voorgeschiedenis (4- 8 weken) en de
ruimere voorgeschiedenis, zoals eerdere episodes van suïcidaal gedrag, eerdere behandelingen voor
psychische problemen, suïcides de familie, etc. Ten slotte wordt gevraagd hoe de patiënt over zijn
toekomst denkt, en wat er zou kunnen veranderen om het beeld van de toekomst te verbeteren.
, 3. Kan de basisprincipes van de Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van
suïcidaal gedrag (MDR) benoemen en toepassen;
Multidisciplinaire richtlijn: Richtlijn die gezamenlijk en actief door alle betrokken disciplines wordt
ontwikkeld en gehanteerd.
Mdr leidt tot structuur diagnose van suïcidaal gedrag.
Voorbereiden
Organiseer veiligheid.
Verzamel voorinformatie.
Organiseer de setting.
Diagnostiek/ Onderzoek
1. Maak contact.
2. Bepaal de suïcidale toestand (CASE-benadering: Shea, 1998).
3. Bepaal stress- en kwetsbaarheidsfactoren.
4. Betrek naasten bij het onderzoek.
5. Formuleer de structuurdiagnose. 6 Bepaal de indicatie voor verdere zorg.
Behandelen/ Afronden
Maak een plan met de patiënt (op schrift).
Organiseer veiligheid.
Betrek naasten bij de diagnostiek.
Maak afspraken over het vervolg; wat als … .
Bepaal de noodzaak van vervolgonderzoek.
Organiseer de verdere zorg actief.
Rapporteer
Farmacotherapie
Depressie: – antidepressiva (niveau 2);