Theater
Elizabethaans theater (16e eeuw, Londen)
- Commercieel theater
- Interludes: theatrale en muzikale spektakelstukjes geserveerd als tussengerecht tijdens eet- en
drinkgelegenheden
- Masques/maskerades: ‘’after dinner’’ eerbetoon aan vorst/edelman, uitgevoerd door de gasten,
met gemaskeerde dans als vast onderdeel
- Anti-masques: vooral na 1600: komische of dramatische aanvulling op de masque; uitgeschreven
teksten van literaire kwak uitgevoerd door beroepsacteurs (grappen)
- Toneel vaak uitgevoerd door personeel van vorst/edelman, maar op den duur steeds vaker door
ingehuurde beroepsacteurs (’’boy-actors’’)
- Livery companies
- Public theaters (rand van de stad, rings/pits) vs private theaters (in gebouwen van Inns of Court)
Commercieel theater Amsterdam ca. 1600
- Commercieel theater door publieke vermakelijkheden te belasten (o.a. kermis en
toneelvoorstellingen) om armen-, zieken- en bejaardenzorg te financieren.
- Toneel uitbesteed aan rederijkerskamers (Eglentier/Hollandse kamer en Wit Lavendel/Brabantse
kamer)
- 1617: Eerste Nederduytsche Academie (eerste permanente voor toneel gebouwde
accommodatie, met professionele acteurs)
- Engelse livery companies actief in de Nederlanden
- 1617: eerste Nederlandse beroepsgezelschap: de Bataviersche Comedianten (met actrices)
- Halverwege 17e eeuw alleen nog in A’dam een vast rederijkerstheater. Daarbuiten incidentele
voorstellingen door rondreizende gezelschappen
Classicistisch theater
- Bron uit de Klassieke Oudheid (hier was orde en stabiliteit > illusie)
- Dramaproductie volgens klassiek model
- Esceneringspraktijk obv Italiaanse Kijkkast (de Architecture) en heliocentrische kosmologie
- Tragedie/komedie met als doel om een politiek statement te maken over de sociale ordening van
de maatschappij
- Machtspositie van de vorst duidelijk maken
- Staat mengt zich in de privésfeer
Kermis theater vanaf ca. 1600
- Parades
- Commedia dell’arte (commercieel amusementstheater, soap theater met stereotype karakters)
Comedie Francaise/Italienne (1680)
- Officieel staatmonopolie teksttoneel
- Theatergezelschap
Melodrama (1e helft 19e eeuw) VOSKUIL
- Counter public sphere waar verzet uit kwam, ook wel oppositioneel discourse > uiten van
emoties/gedachten, verzet tegen maatschappelijke misstanden, publiek stuurde de voorstelling
- Gebonden aan specifieke locaties > In de Boulevard du Temple (melodrama theater) waar alle
lagen van de bevolking heen kwamen. Volkstheaters van Parijs
- Toneel met hoogoplopende emoties, stuntwerk
- Discursief (redenerend) en collectief (samen)
, Overzicht tentamenstof GML
Sensatietheater (2e helft 19e eeuw) VOSKUIL
- Context: opkomst consumptiekapitalisme (warenfetisjisme) en great exhinition (productie en
consumptiegoederen)
- De eigen samenleving als spektakel verbeeld op het toneel, inclusief alle spullen (‘’waren’’)
- Versimilitude (waarschijnlijkheid) en authenticiteit
- Hyper-conventionaliteit (paradox: het voelt alsof het heel erg echt is terwijl je je er toch van
bewust blijft dat het dmv theatertechniek is opgeroepen illusie is, net zoals de eerder genoemde
commodities/waren)
- Somatische reacties/ervaringen oproepend bij individuele toeschouwers (in tegenstelling tot
melodrama waarbij het collectief was)
- Toeschouwers worden aaneengesmeed tot een publiek door onvrijwillige, individueel en
lichamelijk ervaren sensaties, opgeroepen door de op het toneel verbeelde hyperconventionele
reacties > nieuw soort publieke sfeer
- Niet langer discursief en niet meer uitsluitend collectief
- Niet meer beperkt tot specifieke locatie
Burgerlijke theatercultuur op EU vaste land in late 19 e eeuw
- Nadruk op tekstuele, literaire aspect van theater, dramatekst centraal
- Terugdringen van spektakel op toneel (niet helemaal weg want melodrama en sensatietheater)
- Nadruk op realisme en ‘’vierde wand’’
- Nadruk op autonomie van kunst
Vroege 20e eeuw
- Door concurrentie van film geeft de burgerlijke theatercultuur het streven naar realisme op en
gaat juist zijn eigen kunstmatigheid/theatraliteit benadrukken
- Kunstenaars en intellectuelen voelen zich politiek-maatschappelijk irrelevant > relevantie
herwinnen door in hun werk onderwerpen en vormentaal te ontlenen aan eigentijdse populaire
media en aan de volkscultuur (vb Piscator)
- WO1: streven van kunstenaars naar maatschappelijke relevantie krijgt expliciete, politieke lading.
Deel van hen engageert zich voor (radicaal) links of rechts
- Politieke agitatie en mobilisatie van het publiek door inzet van de media
Film
Nederland tot 1940
- 12 maart 1896: eerste filmvertoning NL (korte filmpjes)
- Door gebroeders Lumière werd het medium mondiaal verspreid
- Reisbioscopen op kermissen en feestzalen (alleen film) rond 1907
- Variété theaters (live acts + films)
- 1907-08 vaste bioscooptheaters met alleen film (context: filmverhuur, second birth of cinema)
- Vanaf 1910 (maar vanaf 1913 was de groei er alweer uit)
o Lange speelfilm
o Introductie filmster
o Uitbreidingsgolf bioscoopbedrijf, differentiatie elite en gewone bioscoop
o Live entertainment wordt al snel onderdeel van voorstelling in vaste bioscooptheaters
variété en explicateurs
- 1912 gemeentelijke filmkeuringen (door discours)
- Streven naar film in zuilencultuur > mislukt
- Tijdens WO1 kolenschaarste waardoor er meer publiek is bij de bioscoop (najaar 1916),
filmfabriek Hollandia, maar ook moreel verval van bioscoop (door oorlogswinstmakers)
- Amerikaanse filmindustrie wordt dominante speler op de wereldmarkt
- Vorming Regeringscommissie Ledeboer > onderzoek naar bioscoopgevaar