Stimuleren Sport- en Beweegdeelname
Samenvatting Sportkunde jaar 1
Inhoud
Hoorcollege 1.........................................................................................................................................2
Hoorcollege 2.........................................................................................................................................3
Hoorcollege 3.........................................................................................................................................6
Hoorcollege 4.........................................................................................................................................7
Hoorcollege 5.........................................................................................................................................9
, Hoorcollege 1
Mensen in beweging zetten:
Op basis van theorieën gedragsverandering
De omgeving leren kennen (sterkte, zwakte, kansen, bedreigingen)
De mensen en hun motieven en barrières leren kennen
Wat is gedrag?
1. Dat je eenmalig of zelfden vertoont, zoals bijvoorbeeld het kopen van een huis, studie kiezen
2. Gedrag dat je regelmatig vertoont, zoals het plannen van vakantie het opdruimen van je huis
3. Dagelijks vertoont, zoals manier waarop je eet, werkt luistert of reageert.
Ontbewust vs bewust gedrag
Bewust (eerst denken, dan doen)
Onbewust (reflexen of spontaan gedrag)
Van bewust naar onbewust patroon, je denkt er niet meer over na
Gedragsverandering: complex proces waarbij oud gedrag moet worden losgelaten en nieuw gedrag
moet worden aangeleerd
(individueel, team, organisatie, netwerk)
Mensen zetten zelf verandering in gang olifantenpaadjes, afkorten van de weg.
1x drempel nodig om het vervolgens ook te gaan doen.
Automatiseren van gedrag, naar de fitness met de roltrap. Wc schoner, target in de wc om op
te plassen iets leuks, onbewust schonere toilet.
ASE model: geeft aan dat de intentie om iets te doen leidt tot het daadwerkelijk doen van dit gedrag
Vaardigheid: cliënt kan het niet, moet aanwezig zijn om van intentie tot gedrag te komen.
Barrières: wil tennissen, maar ligt afgelegen, geen vervoer, kan daar niet heen.
Attitude
1. Affectieve beliefs: wilt je het leuk
2. Cognitieve beliefs: gezond eten, sporten is gezond
3. Conatieve beliefs: bewegen is leuk
Sociale invloed
1. Sociale steun
2. Sociale druk:
3. Modelling
4. Normatieve beliefs
Eigen effectiviteit
1. Zelfvertrouwen/onzekerheid: haalbaar?
Samenvatting Sportkunde jaar 1
Inhoud
Hoorcollege 1.........................................................................................................................................2
Hoorcollege 2.........................................................................................................................................3
Hoorcollege 3.........................................................................................................................................6
Hoorcollege 4.........................................................................................................................................7
Hoorcollege 5.........................................................................................................................................9
, Hoorcollege 1
Mensen in beweging zetten:
Op basis van theorieën gedragsverandering
De omgeving leren kennen (sterkte, zwakte, kansen, bedreigingen)
De mensen en hun motieven en barrières leren kennen
Wat is gedrag?
1. Dat je eenmalig of zelfden vertoont, zoals bijvoorbeeld het kopen van een huis, studie kiezen
2. Gedrag dat je regelmatig vertoont, zoals het plannen van vakantie het opdruimen van je huis
3. Dagelijks vertoont, zoals manier waarop je eet, werkt luistert of reageert.
Ontbewust vs bewust gedrag
Bewust (eerst denken, dan doen)
Onbewust (reflexen of spontaan gedrag)
Van bewust naar onbewust patroon, je denkt er niet meer over na
Gedragsverandering: complex proces waarbij oud gedrag moet worden losgelaten en nieuw gedrag
moet worden aangeleerd
(individueel, team, organisatie, netwerk)
Mensen zetten zelf verandering in gang olifantenpaadjes, afkorten van de weg.
1x drempel nodig om het vervolgens ook te gaan doen.
Automatiseren van gedrag, naar de fitness met de roltrap. Wc schoner, target in de wc om op
te plassen iets leuks, onbewust schonere toilet.
ASE model: geeft aan dat de intentie om iets te doen leidt tot het daadwerkelijk doen van dit gedrag
Vaardigheid: cliënt kan het niet, moet aanwezig zijn om van intentie tot gedrag te komen.
Barrières: wil tennissen, maar ligt afgelegen, geen vervoer, kan daar niet heen.
Attitude
1. Affectieve beliefs: wilt je het leuk
2. Cognitieve beliefs: gezond eten, sporten is gezond
3. Conatieve beliefs: bewegen is leuk
Sociale invloed
1. Sociale steun
2. Sociale druk:
3. Modelling
4. Normatieve beliefs
Eigen effectiviteit
1. Zelfvertrouwen/onzekerheid: haalbaar?