,Samenvatting kennisbasis taal PABO 2025 landelijke kennisbasis taal
, Samenvatting kennisbasis taal PABO 2025 landelijke kennisbasis taal
compacte samenvatting / 30 pag / leestijd 40 min.
Theorieën over taalverwerving
Behaviorisme – gaat ervan uit dat kinderen hun taal leren door imitatie. Ze bootsen de taal
die ze horen na. De woorden die het vaakst voorkomen worden het eerste geleerd.
Goedkeuring van de ouders speelt ook een belangrijke rol. Maar kinderen blijken zinnen te
kennen die ze nog niet eerder gehoord hebben. De woorden die het meest voorkomen, de, ik
en die worden niet als eerst geleerd.
Creatieve constructietheorie
Sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw kwam er een andere visie. Bij deze theorie gaan
ze ervan uit dat kinderen niet imiteren, maar een aangeboren taalvermogen hebben
waarmee ze op een creatieve manier zinnen kunnen maken. Een kind kan elke willekeurige
taal leren. Een kind kan met deze theorie zelf structuur in taal ontdekken en kan zinnen
vormen die hij niet eerder gehoord heeft. Vanaf 1 jaar kan en kind taal produceren, de
hersenen zijn dan zo ver ontwikkeld. De nadruk wordt gelegd op de creatieve manier waarop
een kind taal construeert.
Interactionele benadering
Het aangeboren taalleervermogen is van belang, maar men benadrukt het taalaanbod van
de omgeving en de interactie tussen een kind en een andere spreker om een taal te leren.
Het taalaanbod moet wel afgestemd zijn op de mogelijkheden van het kind, dit doen ouders
vaak onbewust. Fouten maken zijn noodzakelijk voor de weg naar het leren van de taal.
Niveaus taalverwerving
Fonologisch niveau – Baby’s vormen spraakklanken zoals ‘buh buh’ en ah.
Morfologisch niveau – Geleidelijk aan maken kinderen zich de regels voor de opbouw van
Nederlandse woorden eigen. Aan het begin worden er nog fouten zoals gevald en geloopt
gemaakt. Semantisch niveau – Hier gaat het om de betekenis van woorden. Ze leren niet in
één keer de exacte betekenis van een woord. Het kan dat een kind alle dieren eerst paard
noemt.
Syntactisch niveau – Kinderen leren de regels voor het combineren van woorden. Eerst zijn
dit nog korte zinnen, maar later worden dit volledige zinnen.
Pragmatisch niveau – Het eigen maken van de regels voor het gebruik van taal.
• Wanneer een kind losse woorden maakt, ontwikkelt het zich op alle niveaus
tegelijk In het taalverwervingsproces zijn 2 perioden:
1. De prelinguale periode (van 0 tot 1 jaar)
De periode voordat een kind zijn eerste woordjes spreekt. Er wordt niet gesproken
van taal, omdat het kind nog geen gebruik maakt van symbolen en regels om iets
over te brengen.
Periode is belangrijk in de taalontwikkeling, want er is wel communicatie en ze horen
taal. Na 4 maanden experimenteren met geluiden, variërend in toonhoogte, luidheid
en duur en er komen ook medeklinkers en andere klanken (vocaal spel). Na 7
maanden brabbelen (herhalen van klankgroepen) in de taal die op die van
volwassenen lijkt.
2. De linguale periode – kind gaat woorden en gezinnen als communicatiemiddel
gebruiken, die weer valt onder te verdelen in:
* De vroeglinguale periode (van 1 tot 2,5 jaar)
, Samenvatting kennisbasis taal PABO 2025 landelijke kennisbasis taal
Brabbelen gaat over naar betekenisvol taalgebruik, woorden zijn eerst wel gekoppeld
aan een specifieke context. Woorden worden vaak nog niet correct uitgesproken. Als
een kind auto in meerdere situaties gebruikt, dan is de verwijzende functie ontdekt.
Rond het eerste jaar komt de eenwoordzin, aan het einde van deze fase kan een kind
een kenmerk aan het woord koppelen. Fase duurt +- een halȠaar , tweewoordzinnen
komen vanaf 1,5 jaar. Komt grote sprong in ontwikkeling. Regels voor de
woordvolgorde en grammatica wordt geleerd. 2 medeklinkers zijn nog moeilijk. Later
meerwoordzin en woordenschat is +- 500 woorden.
* De differentiatiefase (van 2,5 tot 5 jaar)
Taalgebruik begint meer op die van volwassenen te lijken, kind leert ook
morfologische en pragmatische aspecten. Ze kunnen praten over dingen die niet in
de omgeving zijn. Kind ontwikkelt zich op alle niveaus. Rond het 3de jaar +- 1000
woorden. Ze ontdekken lidwoorden, bijwoorden (nu, nergens) en voegwoorden (want,
of). Ze leren verkleinwoorden, vervoegingen en het meervoud van woorden.
Overgeneralisaties → kind gebruikt taalregels ten onrechte.
* De voltooiingsfase (van 5 tot 9 jaar)
Leert niet veel nieuwe dingen, eerder geleerde processen worden verder ontwikkelt.
Kind moet op morfologische gebied nog veel leren. Onregelmatige woorden zoals
schepen en glaasje zijn nog lastig. Lange zinnen vormen is nog moeilijk. Kind kan
zich inleven in gesprekspartner en kan met taal mensen manipuleren en kan
woordgrapjes maken.
Tweedetaalverwerving
Simultane taalverwerving → twee talen ongeveer gelijktijdig leren of als kinderen voor hun
3de jaar beginnen met een tweede taal leren.
Successieve tweetaligheid → kinderen leren een tweede taal nadat ze een tweede taal
hebben geleerd. (voor hun 3de jaar). Tweede taal wordt geleerd door kennis van 1ste taal,
tweede taal wordt beïnvloed door de eerste taal. Het kan jaren duren voor de tweede taal
geleerd is.
Interferentiefouten → fouten die voorkomen uit de verschillen tussen een eerste en een
tweede taal.
Luisterdoelen, luisterstrategieën, spreekdoelen en spreekstrategieën
Luisterdoelen
• Iets te weten willen komen
• Een bepaald gevoel willen ondergaan
• Zich een mening willen vormen
• Een bepaalde handeling willen uitvoeren
• Een spel mee willen spelen
Luisterstrategieën
Globaal luisteren – volgen van de grote lijnen en minder letten op details. Begrijpen van de
informatie (begrijpend luisteren).
Intensief luisteren – ook alle details opnemen, zorgen voor een zo volledig beeld van
verhaal Kritisch luisteren – proberen tijdens het luisteren een mening te vormen. Wil
beoordelen of het verhaal waar of volledig is of gespitst tegenstrijdigheden te
ontdekken.
Gericht luisteren – pas je toe als je geïnteresseerd bent in bepaalde aspecten van
een verhaal. Niet geïnteresseerd in achtergrondinformatie. Je moet goed weten wat