, HBO 21+ toets voorbeeld oefenvragen
30 open vragen – antwoorden apart...........................................3
Tekstverklaren – 21+ Toets HBO...............................................................3
A. Begrijpend lezen..................................................................................3
B. Argumentatie en redeneringen............................................................3
C. Tekststructuren en tekstsoorten...........................................................3
Antwoorden..............................................................................................5
30 meerkeuze vragen................................................................7
Deel 1: Begrijpend lezen..........................................................................7
Deel 2: Woordenschat en context............................................................8
Deel 3: Redeneren en structuur...............................................................9
Deel 4: Kritisch lezen en evalueren..........................................................9
20 fill in the blank vragen........................................................15
Basisbewerkingen..................................................................................15
Procenten en dergelijke..........................................................................15
Algebra en meer.....................................................................................15
20 waar/niet waar vragen........................................................17
Basisprincipes van Logica......................................................................17
Argumentatie en Redenering.................................................................17
Logische Fouten (Drogredenen).............................................................17
Examenhacks voor de 21+ HBO-toets.......................................20
Nederlands - Tekstverklaren...................................................................20
Wat is belangrijk?...................................................................................20
Extra Best Practices, Theorieën en Modellen.........................................22
Wat je niet mag vergeten.......................................................................23
, HBO 21+ toets voorbeeld oefenvragen
30 open vragen – antwoorden apart
Tekstverklaren – 21+ Toets HBO
A. Begrijpend lezen
1. Wat is het belangrijkste onderwerp van een tekst en hoe kun je dat bepalen?
2. Hoe herken je de hoofdgedachte van een tekst?
3. Wat is het verschil tussen een hoofdgedachte en een tekstdoel?
4. Welke signaalwoorden duiden een opsomming aan? Noem drie voorbeelden.
5. Hoe kun je afleiden of een tekst subjectief of objectief is?
6. Wat is het verschil tussen een hoofdzaak en een bijzaak in een tekst?
7. Op welke manier kan een schrijver een standpunt onderbouwen? Geef twee methoden.
8. Wat is een impliciete boodschap en hoe herken je die in een tekst?
9. Hoe kun je de intentie van de schrijver bepalen aan de hand van woordkeuze?
10. Wat is een kernzin en waar in een alinea kun je die meestal vinden?
B. Argumentatie en redeneringen
11. Noem drie verschillende argumentatietypen en geef van elk een voorbeeld.
12. Wat wordt bedoeld met een drogreden? Geef een voorbeeld.
13. Hoe kun je een tegenargument herkennen in een tekst?
14. Wat is het verschil tussen een oorzaak-gevolgrelatie en een argument?
15. Waarom is een cirkelredenering geen geldige argumentatie?
16. Wat is een argumentatiestructuur en welke vormen komen vaak voor?
17. Hoe herken je een argument op basis van autoriteit?
18. Wat betekent het als een schrijver gebruik maakt van suggestieve taal?
19. Hoe verschilt een feitelijk argument van een waarderend argument?
20. Welke rol spelen tegenargumenten en weerleggingen in een betogende tekst?
C. Tekststructuren en tekstsoorten
21. Wat zijn de kenmerken van een uiteenzetting?
22. Hoe verschilt een betoog van een beschouwing?
23. Noem drie verschillende tekststructuren en leg kort uit hoe ze zijn opgebouwd.
24. Welke tekststructuur is het meest geschikt om een probleem te analyseren? Waarom?
25. Wat is het doel van een instructieve tekst en welke kenmerken heeft deze?
26. Hoe herken je een opiniërende tekst?