100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Samenvatting deel 2 Klinische Psychologie €5,49
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting deel 2 Klinische Psychologie

 0 keer verkocht

Het betreft het 2e deel van het vak Klinische Psychologie (aan de Open Universiteit) en dat is H11 tot en met H25 (deel 3 van het boek). Het boek legt het uit in een kleine 500 bladzijden, deze samenvatting in een kleine 50. Alle begrippen zoals in het boek zijn dik gedrukt.

Voorbeeld 4 van de 49  pagina's

  • 6 februari 2025
  • 49
  • 2024/2025
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (63)
avatar-seller
celinewennis
Klinische Psychologie 1B:

H11: Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen bij volwassenen

DSM-5-TR onderscheidt de volgende neurobiologische os: verstandelijke beperking,
communicatiestoornissen, ASS, ADHD, specifieke leerstoornis en motorische stoornissen.
→ Dit boek richt zich op volwassenen.​

Kenmerken van ASS:
-​ Blijvende tekortkomingen in sociale communicatie en sociale interactie (sociaal-emotionele
wederkerigheid, non-verbale communicatie, ontwikkelen/onderhouden en begrijpen van
relaties). Komt tot uiting in alle drie de aspecten.
-​ beperkte herhalende gedragspatronen, interesses of activiteiten, komt tot uiting in ten minste
twee van de volgende kenmerken: (stereotype/herhalende bewegingen, gedrag of spraak,
vasthouden aan routines of patronen, beperkte gefixeerde interesses, hyper of hyperactiviteit
op zintuiglijke prikkels).
-​ Symptomen aanwezig in de vroege ontwikkelingsperiode, kunnen soms pas later tot uiting
komen.
-​ veroorzaakt klinische significante beperkingen in functioneren.
-​ Symptomen worden niet beter verklaard door intellectuele ontwikkelingsstoornis. Combinatie
komt vaak voor.

●​ Hogere prevalentiecijfers kunnen verklaard worden door toevoegen PDD-NOS eind jaren 80.
●​ Bij meisjes en dames werd het lang niet of onvoldoende onderkend.
●​ In DSM-5 spreken ze enkel nog van ASS.
●​ Personen met ASS die ouder worden hebben meer lichamelijke en psychische klachten.
●​ Bij hoge intelligentie is ASS beter te camoufleren, ook gerelateerd aan hogere lijdensdruk en
overvraging (hangt ook af van levensfasen, vooral op transitiemomenten).
●​ Is voor 83% erfelijk bepaald (onduidelijk of dit bij vrouwen zo is), 17% omgevingsfactoren
(voor en tijdens zwangerschap, foliumzuur, trauma).
●​ 10 tot 15% heeft ASS met andere genetische stoornis zoals het fragiele X syndroom.
●​ dubbele empathie theorie: mensen zonder ASS kunnen zich ook niet goed verplaatsen in
mensen met ASS.
●​ Vaker diagnose in welgestelde landen. Heteroanamnese is belangrijk bij andere culturen
waarbij bijvoorbeeld minder oogcontact wordt gemaakt.
●​ 3 op 1. ASS komt vaker voor bij mannen.
●​ ASS komt vaker voor bij transgender personen.
●​ Veel identiteitsproblemen, overbelasting en emotieregulatieproblemen bij vrouwen.
●​ Veel co-morbiditeit: 54,8 tot 94%. Vaak OBS, sociale angststoornis, ADHD en depressieve
stoornis. Ook psychose en persoonlijkheidsstoornissen.
●​ Diagnose gesteld op gedragskenmerken via bijvoorbeeld semi-gestructureerd interview.
Autism-spectrum vragenlijst AQ weinig betrouwbaar.
●​ Geen behandeling, psycho-educatie voor volwassenen met hoog IQ en ASS. Ook
levensloopbegeleiding, acceptance en commitment therapy, enige evidentie effectiviteit ook
dier en muziek ondersteunende therapie. Mindfulness based stress reduction voor
volwassenen met hoogbegaafdheid en ASS en depressie en angst.
●​ Medicatie gebruik effecten daar is nog weinig over bekend.

ADHD is een externaliserende psychische stoornis. Drie subtypen: overwegend onoplettend type,
overwegend hyperactieve-impulsieve type en het gecombineerde type. Verschilt per leeftijdsfase. Bij
volwassenen komt het onoplettende type het meeste voor of het gecombineerde type.

,Kenmerken van ADHD:
-​ Een patroon van onoplettendheid en/of hyperactiviteit-impulsiviteit dat het functioneren of de
ontwikkeling belemmert.
-​ bij onoplettendheid: minstens zes maanden, vijf kenmerken aanwezig: onvoldoende aandacht
voor details, moeilijk aandacht behouden, niet luisteren, krijgt werk vaak niet af/volgt
aanwijzingen niet op, moeite met organiseren, vermijdt taken die lang aandacht vragen, raakt
vaak dingen kwijt, snel afgeleid, vergeetachtig.
-​ bij hyperactiviteit: minstens 6 maanden, minimaal vijf kenmerken aanwezig (bij kinderen 6):
fysiek onrustig, moeite met stilzitten, moeilijk rustig spelen of ontspannen, druk bezig, praat
veel, antwoord voor de vraag gesteld is, moeite met wachten, opdringerig of stoort anderen.
-​ verschillende kenmerken voor het 12e jaar aanwezig.
-​ verschillende kenmerken op tenminste twee terreinen aanwezig.

●​ 50% behoudt ADHD kenmerken in volwassenheid (ernst van klachten kindertijd voorspeller.
●​ 2,8% van de bevolking.
●​ multifactoriële psychische stoornis, sterke erfelijkheid (72%) en complex samenspel tussen
genen en omgeving (giftige stoffen, zwangerschap, lager opleidingsniveau
●​ neurobiologische aanwijzingen dat hersenen van mensen met ADHD verschillen heeft,
amygdala en hippocampus kleiner, verminderd verbaal en visuospatieel werkgeheugen,
verminderd vigilantie, verminderd vermogen om te plannen en inhibitie controle.
Kanttekening: groepsniveau.
●​ Vier verklaringsmodellen: 1. het executiefverklaringsmodel: symptomen komen voor uit
verstoord executief functioneren (werkgeheugen, redeneer en planningsvermogen). 2. het
toestandsregulatiemodel: moeite om energie aan te passen aan eisen van de omgeving. 3.
delay aversion model: primair tekort in waarden van toekomstige beloningen waardoor zij veel
uitstellen. Samenspel tussen 2 routes; eerste stoornis in regulatie van denken en doen,
gebrekkige inhibitie controle centraal en tweede route beschouwd ADHD als een motivatiestijl
waarin moeite met uitstel centraal staat. 4. dynamische ontwikkelingstheorie stelt dat
bekrachtiging en bestraffen afwijkend zijn bij mensen met ADHD, gevoeliger voor
bekrachtiging.
●​ Geen uitspraken over cultuurspecifieke aspecten van ADHD.
●​ in kindertijd meer adhd bij jongens dan bij meisjes, zwakt af richting volwassenheid. Bij
vrouwen meer onoplettendheid, mannen meer hyperactiviteit (agressie, externaliserend), zien
vrouwen sneller over het hoofd (comorbiditeit en internaliserende problematiek).
●​ ADHD gaat vaak samen met ASS, depressie, bipolaire stoornis, angststoornis,
gedragsstoornis, eetstoornissen en middelengebruik.
●​ Adolescenten en jongeren met ADHD doen 4x vaker suïcidepoging.
●​ helft volwassenen met ADHD obesitas, jongvolwassenen 3x meer kans op diabetes type 2.
●​ geen betrouwbaar meetinstrument, aanraden op (semi) gestructureerde interviews (DSM-5
gebaseerde diagnostisch interview voor ADHD), niet alleen zelf rapportage. Clinicus moet
goed opletten op een andere mogelijke diagnose. Heteroanamnese aan te raden.
●​ Behandeling start met psycho-educatie en praktische adviezen. Indien niet voldoende
medicatie (stimulantia, verhoogt dopamine) of geen medicamenteuze behandeling
(vaardigheidstraining en CGT (effectief)). Ook meditatietherapie helpt (geen
wetenschappelijke ondersteuning).

H12: Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen

Bij de meeste mensen komt een milde versie van psychotische verschijnselen voor. Een kleine groep
ontwikkelt een hoog risico en weer een kwart van deze groep wordt binnen 3 jaar psychotisch.

,Een Psychose kent een variatie aan verschijningsvormen van psychoseachtige ervaringen naar
milde symptomen tot ernstige en complexe psychotische beelden.
→ milde symptomen zijn niet altijd psychotisch: bijvoorbeeld intrusieve beelden, paranoïde ideeën.
Positieve symptomen psychose: wanen, hallucinaties en desorganisatie. Verschijnen
Negatieve symptomen: weinig motivatie en minder expressie. Afwezig zijn van. Vallen vaak minder
snel op, maar kunnen leiden tot demoralisatie: gevoelens van hopeloosheid, moedeloosheid en
falen.
→ ook affectieve en cognitieve problemen
→ psychose = transdiagnostisch verschijnsel

Wanen: vaststaande overtuigingen die niet veranderen. Geen exacte grens wanneer iets een sterke
overtuiging is of een waan. Factoren bepalen waanvorming: 1. de mate van overtuiging, 2.
preoccupatie, 3. lijdensdruk, 4. impact op emotie en gedrag, 5. alleen staan in de opvatting, 6.
onlogisch voor anderen, 7. niet openstaan voor feiten die tegenspreken.
→ gaan vaak gepaard met vermijdingsgedrag en veiligheidsgedrag.
→ niet bizarre wanen: dingen die kunnen gebeuren.
→ Bizarre wanen: wanen die onmogelijk zijn.
→ Verschillende waantypen: achtervolgingswaan, betrekkingswaan (gebeurtenissen betrekking op
persoon met waan), grootheidswaan (ik ben prins van oranje), somatische waan (ik heb kanker),
schuld of zonde waan (ik moet gestraft worden), identiteitswaan, religieuze waan (bijzondere relatie
met geloof), ontrouw of jaloersheidswaan, nihilistische waan (doodwaan), erotomane waan (geheime
liefdesrelatie met iemand), controle of beïnvloedingswaan (iemand controleert mij), parasietenwaan
(omgeving geteisterd door ongedierte), querulantenwaan (strijd aangaan met vermeend aangedaan
onrecht).

Ideaties: voorstadium van een waan, persoon twijfelt nog en stelt vragen over zijn/haar opvattingen.
Overwaardige ideeën: zijn hardnekkige, vrijwillig en met grote overtuiging aangehangen opvattingen.
Hangen vaak samen met politiek of gezondheid.
Obsessies: zijn hardnekkige, onvrijwillige gedachten en beelden → dwangmatig gedrag.

●​ complotdenkers worden beïnvloed door politieke agenda.
●​ targeted individuals: mensen die online samenkomen en denken dat de overheid het op hen
gemunt heeft.

Hallucinaties: zintuiglijke waarnemingen zonder corresponderende externe bron (kan voor alle
zintuigen). Somatisch: alle lichaamsbelevingen die we als mensen kunnen waarnemen.
Extracampiene: puur gevoelsmatige gewaarwordingen van iets of iemand in de nabijheid. Stemmen
komen het meeste voor. De helft beleeft meerdere soorten hallucinaties.
Afgrenzing: mentale voorstellingen = geen zintuiglijke waarnemingen, maar cognitieve representaties
van zintuiglijke waarnemingen / pseudo-hallucinaties = echte hallucinaties, waarvan men weet dat het
hallucinaties.

Desorganisatie zichtbaar aan scala gedrags en spraakproblemen. Betekent ook vaak een toename in
oordeel en kritiek stoornissen. Een bijzonder syndroom hiervan is katatonie: wordt gekenmerkt door
motorische symptomen zoals stilvallen (hypo katatonie), opwinding (hyper katatonie), of bizarre
herhalingen. Apart syndroom in DSM-5.

DSM-5 gebruikt schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Spectrum geeft aan dat
het geen eenduidige ziekte is en dat symptomen variëren in ernst, aantal en duur. Classificaties
overlappen sterk.

, Kenmerken schizofrenie: twee symptomen, waaronder 1 van de eerste drie zijn minstens een maand
een groot deel van de tijd aanwezig: wanen, hallucinaties, gedesorganiseerd spreken,
gedesorganiseerd of katatoon gedrag, negatieve symptomen. Een groot deel van de tijd is het
levensfunctioneren verslechterd. Psychotische symptomen zijn minstens zes maanden
ononderbroken aanwezig (+ criteria punt 1).
Kenmerken schizofreniforme stoornis: dezelfde criteria als hierboven, maar episode duurt niet langer
dan zes maanden.

Kenmerken schizoaffectieve stoornis: een ononderbroken periode waarin depressieve of manische
episoden tegelijk aanwezig zijn met symptomen zoals hierboven genoemd. In de gehele periode
minstens twee weken wanen of hallucinaties zonder gelijktijdig depressie en manisch. De symptomen
die voldoen aan criteria voor stemmingsepisode zijn het grootste deel van de actieve en restfase van
de ziekte aanwezig.

Kenmerken van de waanstoornis: een of meer wanen voor minimaal een maand, voldoet niet aan
criteria schizofrenie, functioneren niet duidelijk beperkt of gedrag niet vreemd, in geval van manische
of depressieve periode zijn ze in vergelijking met waanperiode kortdurend.

Kenmerken van kortdurende psychotische stoornis: wanen, hallucinaties of gedesorganiseerd
spreken met gedesorganiseerd of katatoon gedrag. Duur is een dag tot een maand met volledig
herstel naar het oude niveau van functioneren.

●​ 1% van de bevolking schizofrenie. Psychose symptomen komen 12x vaker voor.

Stadiëring Model voor ontwikkeling psychosen
Stadium 0: genetische predispositie, 100 relevante genen. Omgevingsfactoren spelen vooral een rol.
Slechts weinig mensen uit 0 belandden in stadium 2: eerste psychose.
Stadium 1a: psychoseachtige ervaringen, 8% van de bevolking. Helft die lijdensdruk ervaart gaat naar

Stadium 1b: UHR op eerste psychose (ARMS in dit boek). Model die transitie naar eerste psychose
voorspelt, voor mensen tussen de 15 en 35 jaar. Drie kenmerken, voldoet iemand hieraan 25% kans
om binnen 3 jaar psychose te krijgen. Kan de eerste psychosen fors terugdringen, met 40%.
Stadium 2: Psychose. Prognose van 2 naar 4 steeds slechter.

Neuropsychologisch model: hoe ontstaat psychose en hoe blijft het bestaan?
Bottom-up proces: dopaminesensatie, een systeem dat versterkt reageert. Verstoringen in systeem
bijdrage aan psychosevorming, hoe langer iemand met dopaminerge overprikkeling (verhoogde
saillantie) rondloopt hoe groter het risico is op een latere echte psychose.
Top-down-proces: veranderingen in motivatie, saillantie en vreemde ervaringen maken dat iemand
naar oorzaken of redenen gaat zoeken buiten zichzelf → cognitieve beoordeling (inductie/deductie).

Cognitieve tendensen: covariatietendens = neiging om toeval te ontkennen, confirmatietendens =
neiging om bevestiging van eigen overtuigingen te zoeken, dataverzamelingstendens = overhaaste
conclusies trekken, bronmonitoringstendens = vergissingen in oorsprong van actuele of vroegere
ervaringen. Ook affectherkenning en theory of mind kunnen bijdragen.

Consolidatie: als er eenmaal wanen zijn, dan worden deze geconsolideerd door een aantal
processen en factoren. Selectieve aandacht, vermijdings/veiligheidsgedrag, geheugen vertekeningen
(algemeen en expliciet), metacognitieve tendens (iemand onderschat eigen vermogen te
concentreren en deel te nemen in sociale verkeer), zelfstigmatisering (niet meer overleggen met
anderen uit angst afgewezen of gek bevonden te worden).

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper celinewennis. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67227 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€5,49
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd