NORMATIEVE PROFESSIONALISERING
PRAKTIJK LEREN 4
, Normatieve professionalisering
Stap 1: Focus
Casus beschrijving
De casus betreft een 73-jarige vrouw met pulmonale arteriële hypertensie en longfibrose, beide
progressieve aandoeningen die voornamelijk gericht zijn op symptoombestrijding in plaats van
genezing. Ze werd opgenomen op de longafdeling van het ziekenhuis vanwege ernstige
benauwdheidsklachten en een zuurstofsaturatie van slechts 70%. Thuis gebruikte ze al 4 liter zuurstof
per minuut.
Tijdens de opname had mevrouw lage saturatie en een verhoogde ademhalingsfrequentie en
ademarbeid. Om uitputting te voorkomen werd gestart met zuurstoftoediening middels de AIRVO
optiflow.
Ook werd gestart met diverse medicatie om de druk in haar longslagader te verlagen, maar dit had
weinig effect. Daarnaast kreeg ze diuretica vanwege tekenen van overvulling. Ondanks deze
behandelingen verslechterde haar toestand verder en ontwikkelde ze bovendien een pneumonie, wat
haar zuurstofbehoefte verder verhoogde.
Ondanks het uitblijven van verbetering en de toenemende risico's, bleven mevrouw en haar partner
vasthouden aan verdere behandelingen, hoewel de kans op herstel minimaal was. Dit besluit leidde
ertoe dat haar lijden werd verlengd zonder dat de kwaliteit van leven verbeterde. Mevrouw heeft vier
weken in totaal opgenomen gelegen. In de laatste twee weken werd steeds duidelijker dat herstel voor
haar niet meer mogelijk was. Desondanks werd de curatieve behandeling voortgezet, geheel in
overeenstemming met de wens van mevrouw zelf. Dit roept echter de vraag op: weegt de autonomie
van de patiënt zwaarder dan de medische kennis en expertise van de zorgverleners?
Eigen houding
Hoewel ik sterk geloof in het belang van autonomie, hecht ik tegelijkertijd grote waarde aan de
kwaliteit van leven. Wanneer de gezondheidstoestand zodanig verslechtert dat verdere behandeling
geen reële verbetering meer biedt, vind ik dat het stoppen van curatieve zorg en de overgang naar
palliatieve zorg een goede keuze is. Daarbij vind ik waardigheid en kwaliteit van leven erg belangrijk.
Hierdoor vind ik het lastig om te zien dat mevrouw door de benauwdheid niet comfortabel is en
uitgeput raakt. Door gaan met behandeling, met geringe kans op verbetering, bots tegen mijn
waarden.
Ik heb bewust de tijd genomen om met de patiënt in gesprek te gaan en mijn zorgen te delen over haar
verslechterende gezondheid. Hoewel ze deze zorgen begreep, merkte ik dat ze nog steeds hoopte om
te herstellen. Ze gaf aan elke behandeling toch te willen proberen. Dit riep bij mij gevoelens van
frustratie en machteloosheid op, omdat ik overtuigd was dat palliatieve zorg haar meer comfort zou
bieden. Toch besloot ik mijn eigen gevoelens opzij te zetten en geduldig te luisteren naar haar zorgen,
om zo een veilige ruimte te creëren waarin mevrouw haar angsten konden uiten.
Morele vraag
Daarbij luidt mijn morele vraag als volgt: ‘Is het moreel verantwoord voor zorgverleners om over te
gaan van curatieve naar palliatieve zorg wanneer verdere behandeling het lijden van de patiënt
mogelijk verlengt zonder verbetering van de kwaliteit van leven?’
PRAKTIJK LEREN 4
, Normatieve professionalisering
Stap 1: Focus
Casus beschrijving
De casus betreft een 73-jarige vrouw met pulmonale arteriële hypertensie en longfibrose, beide
progressieve aandoeningen die voornamelijk gericht zijn op symptoombestrijding in plaats van
genezing. Ze werd opgenomen op de longafdeling van het ziekenhuis vanwege ernstige
benauwdheidsklachten en een zuurstofsaturatie van slechts 70%. Thuis gebruikte ze al 4 liter zuurstof
per minuut.
Tijdens de opname had mevrouw lage saturatie en een verhoogde ademhalingsfrequentie en
ademarbeid. Om uitputting te voorkomen werd gestart met zuurstoftoediening middels de AIRVO
optiflow.
Ook werd gestart met diverse medicatie om de druk in haar longslagader te verlagen, maar dit had
weinig effect. Daarnaast kreeg ze diuretica vanwege tekenen van overvulling. Ondanks deze
behandelingen verslechterde haar toestand verder en ontwikkelde ze bovendien een pneumonie, wat
haar zuurstofbehoefte verder verhoogde.
Ondanks het uitblijven van verbetering en de toenemende risico's, bleven mevrouw en haar partner
vasthouden aan verdere behandelingen, hoewel de kans op herstel minimaal was. Dit besluit leidde
ertoe dat haar lijden werd verlengd zonder dat de kwaliteit van leven verbeterde. Mevrouw heeft vier
weken in totaal opgenomen gelegen. In de laatste twee weken werd steeds duidelijker dat herstel voor
haar niet meer mogelijk was. Desondanks werd de curatieve behandeling voortgezet, geheel in
overeenstemming met de wens van mevrouw zelf. Dit roept echter de vraag op: weegt de autonomie
van de patiënt zwaarder dan de medische kennis en expertise van de zorgverleners?
Eigen houding
Hoewel ik sterk geloof in het belang van autonomie, hecht ik tegelijkertijd grote waarde aan de
kwaliteit van leven. Wanneer de gezondheidstoestand zodanig verslechtert dat verdere behandeling
geen reële verbetering meer biedt, vind ik dat het stoppen van curatieve zorg en de overgang naar
palliatieve zorg een goede keuze is. Daarbij vind ik waardigheid en kwaliteit van leven erg belangrijk.
Hierdoor vind ik het lastig om te zien dat mevrouw door de benauwdheid niet comfortabel is en
uitgeput raakt. Door gaan met behandeling, met geringe kans op verbetering, bots tegen mijn
waarden.
Ik heb bewust de tijd genomen om met de patiënt in gesprek te gaan en mijn zorgen te delen over haar
verslechterende gezondheid. Hoewel ze deze zorgen begreep, merkte ik dat ze nog steeds hoopte om
te herstellen. Ze gaf aan elke behandeling toch te willen proberen. Dit riep bij mij gevoelens van
frustratie en machteloosheid op, omdat ik overtuigd was dat palliatieve zorg haar meer comfort zou
bieden. Toch besloot ik mijn eigen gevoelens opzij te zetten en geduldig te luisteren naar haar zorgen,
om zo een veilige ruimte te creëren waarin mevrouw haar angsten konden uiten.
Morele vraag
Daarbij luidt mijn morele vraag als volgt: ‘Is het moreel verantwoord voor zorgverleners om over te
gaan van curatieve naar palliatieve zorg wanneer verdere behandeling het lijden van de patiënt
mogelijk verlengt zonder verbetering van de kwaliteit van leven?’