instructie
Thema 1: een gestructureerde kijk op actoren, processen en variabelen
1. inleiding
1. Wat is onderwijskunde?
= zijn verschillende contexten waar een instructieverantwoordelijke aan de slag gaat
met individuen/groepen om die mensen zaken bij te brengen of leerproces samen te
gaan doorlopen (notities les)
Definitie: Onderwijskunde is het wetenschapsgebied dat zich richt op leren en
instructie binnen een grote variatie aan formele en informele contexten, toepasbaar op
alle leeftijdsgroepen In traditionele en alternatieve contexten
Gemeenschappelijke elementen
---> leren en instructie staan centraal
• Maar situatie verschillen: formeel of informeel
• En de doelgroepen verschillen: volwassenen, kinderen, kleuters, professionals,
families, individuen, groepen,..
Formele contexten: leren en instructie geregeld via wetten,decreten of interne
regelgeving
Voorbeeld: kleuter,lager, hogeronderwijs, lerarenopleiding, school in een
asielcentrum,....
Informele contexten: geen systematisch, verplicht of gereguleerd karakter
Voorbeeld: EHBO opleidingen, tentoonstellingen, opleiding tot animator
Rode draad doorheen handboek:
1
,➔ Gebruik van referentiekader: dit helpt je concrete instructie- en leerproblemen te
beschrijven in termen van actoren, processen en variabelen; te verklaren en mogelijke
gevolgen, effecten te voorspellen.
--> Referentiekader zorgt ervoor dat éénzelfde leer- en instructiesituatie vanuit
verschillende dimensies benaderd kan worden. We maken hierbij gebruik van actoren,
processen en/of variabelen.
STRUCTUUR VAN DIT THEMA:
1.1 advance organizer: oriënteer je op dit thema
• organiseert je denkproces en ‘advance’ dus voor je de feitelijke nieuwe inhouden
van een thema aanpakt
• In de context van onderwijs hangt alles samen --> wat centraal staat in het
onderwijs is sterk beinvloed door de context
‘onderwijskundig referentiekader’
= een bril om analytisch en synthetisch naar leer –en instructiesituaties te kijken
= in elk onderwijskundige setting zullen actoren, processen en variabelen op een unieke
manier op elkaar inspelen
- Actoren: concrete personen (individuele lln), abstracte personen (groep jonge
leerkrachten, partijen, koepels in het onderwijs), organisaties die ze
2
, vertegenwoordigen (minister van onderwijs) of organisaties zelf (een land, alle
ouders samen)
- Processen: zaken die overheen de tijd lopen, instructie- of leerprocessen.
- Variabelen: kenmerken die verschillende waarden kunnen hebben. Bv moedertaal
kan verschillen, leerprestaties ook, leeftijd ook...
Het is belangrijk dat we een volledig beeld van onderwijskunde krijgen. Vaak negeert men
bewust of onbewust elementen van het referentiekader.
1.2 aggregatieniveaus: een eerste organisatiedimensie in het onderwijskundig
referentiekader
De insteek bij onderwijskundige thema’s kan sterk verschillen. In het boek vind je 3
krantenartikelen (micro, meso en macroniveau). In elke situatie neemt een actor een
bepaalde plaats in, de standpunten van de actoren worden beïnvloed door die plaats =>
rolpositie die iemand inneemt = bepalend. Lesgevers zullen bv anders reageren dan ouders,
lln of politici. Ze stellen zich bij een probleem anders op.
Binnen het onderwijs zijn er 3 aggregatieniveaus die allemaal zijn verbonden met elkaar:
1. MICRONIVEAU: heeft betrekking op de concrete leer-en instructiesituatie of op een
specifiek lerende. Microniveau is bijvoorbeeld klasniveau: juf gaat op uitstap met lln,
studenten in de aula, ...
2. MESONIVEAU: heeft betrekking op een school, faculteit, instelling, organisatie,
bedrijf (school/opleidingsniveau). We spreken ook wel over een organisatieniveau.
Bijvoorbeeld: Sintra-vestiging die cursussen organiseert, CLB die helpt
3. MACRONIVEAU: omvat alles wat een compleet systeem beïnvloedt en dus een
invloed heeft op micro en mesoniveau. Het is beleidsniveau, systeemniveau => op
Vlaams niveau. Context speelt op macroniveau een grote rol. Voorbeelden zijn: Ben
Weyts minister van onderwijs → politiek.
Onderwijs is dus complexer dan we denken, belangrijk om hier rekening mee te houden
Voorbeelden
1. Micro niveau = een logopediste die een spraaktherapie geeft, 1 op 1 in CLB
--> gaat over een concrete leer en –instructie situatie
2. Meso niveau = logopediste in een groepspraktijk, CLB
--> betrekking op instelling, bedrijf, organisatie, faculteit, school,...
3. Macro niveau = de vereniging van de vlaamse logopediste, koepel clb
3