Samenvatting Krachtwerk
Hoofdstuk 1: Krachtwerk
1.1 Hoop en perspectief in achterstandsituaties
Krachtwerk is ontwikkeld om mensen die maatschappelijk achterop zijn geraakt weer hoop
te geven en perspectief op een positieve levensinvulling. Krachtwerk neemt eigen krachten
en groeimogelijkheden van cliënten als vertrekpunt en focus van de begeleiding.
Uitgangspunten zijn: vermogen tot herstellen, leven weer op te pakken, willen veranderen.
1.1.1 Participatie en zelfregie
Zekerheid van bestaansvoorwaarden (wonen, inkomen, activiteiten, veiligheid) geeft
mensen zin en kracht. Participatie is het samen met anderen activiteiten uitvoeren met het
oog op het bereiken van doelen. Participatie geeft structuur en zin aan het leven, biedt
gelegenheid om competenties aan te leren of te versterken en bronnen te verwerven.
Zelfregie staat voor waarde van respect en betreft het invloed willen hebben en krijgen op
kwaliteit van je leven en de kwaliteit van zorg. Bij zelfregie gaat het ook om zelf kunnen
kiezen wat je belangrijk vind en zelf kunnen realiseren van je voorkeuren en wensen.
Krachtwerk neemt de interactie tussen individu en omgeving als vertrekpunt van het
methodisch handelen, en besteedt veel aandacht aan de sociale en maatschappelijke
inbedding van cliënten.
1.2 Mensen op de achtergrond
Om richting en houvast te geven aan het methodisch werken is inzicht nodig in de manier
waarop mensen achterop zijn geraakt en welke factoren hierop van toepassing zijn. Dit geeft
zicht op doelen en uitkomsten.
1.2.1 Emotionele, fysieke, sociale en materiële uitdagingen
In de doelgroep van Krachtwerk zijn deelpopulaties te onderscheiden waarbij een of
meerdere kenmerken meer op de voorgrond staan.
Emotionele en/of gedragsproblemen: angst, somberheid, moeite met concentreren
Fysieke problemen: ziekten en lichamelijke ongemakken
Sociale problemen: relatieconflicten, opvoedingsproblemen, eenzaamheid, burenoverlast
Materiële tekorten: schulden, financieel niet kunnen rondkomen
Geweldsproblematiek: kinder- en oudermishandeling, partnergeweld
Leeftijdsgebonden omstandigheden: volwassen/ouder worden, verlies partner, kind uit huis
1.2.2 In het defensief
Sociale uitsluiting kenmerkt zich door het ontbreken van toekomstperspectief in combinatie
met tekorten op twee dimensies:
1. Sociaal-culturele dimensie: Tekorten in sociale participatie en onvoldoende culturele en
normatieve integratie.
2. Economisch-structurele dimensie: Armoede en een (ongelijke) verdeling van inkomen en
goederen en beperkte toegang tot sociale grondrechten.
Door sociale uitsluiting raken mensen maatschappelijk steeds verder achterop.
,1.3 Verstoring in zelfregulatie
Zelfregulering betreft het reguleren van het zelf via psychische processen die regie over het
eigen leven en zelfzorg mogelijk maken. Het gaat concreet over de inspanningen die mensen
zich getroosten om hun emoties, cognities, motivaties en gedragingen te controleren en aan
te passen om voor hen belangrijke doelen te bereiken.
Zelfregulatie is succesvol als de bronnen die nodig zijn om het doel te bereiken op orde zijn.
Dit wordt ook wel de executieve functies genoemd: het vermogen om na te denken voordat
je iets doet, het vermogen om emoties te reguleren, het vermogen om te organiseren en het
vermogen om te plannen en te prioriteren.
De zelfregulatie schiet te kort als de regulatie van deze functies hapert. Het verlies van
zelfcontrole wordt hiervoor als oorzaak genoemd. Een gebrekkige zelfregulatie heeft een
negatieve invloed op het welbevinden en de gezondheid van mensen. Mensen zijn in zo’n
toestand als het ware overgeleverd aan hun impulsen en aan omgevingscondities en raken
de greep op hun bestaan kwijt. Dit draagt bij aan minder doorzettingsvermogen en minder in
staat zijn om doelen te stellen en deze te behalen.
Oorzaken: Verminderde verstandelijke vermogens, aangeboren hersenletsel, psychische
aandoeningen, armoede, mishandeling.
1.4 Verbetering van de kwaliteit van het dagelijks leven
Voor een goed begrip van de dagelijkse levenskwaliteit van mensen is het model van sociale
kwaliteit van belang. Dit model verklaart een systemisch perspectief. Bij sociale kwaliteit
gaan het om:
De mate waarin burgers kunnen participeren in het sociale, economische en culturele
leven
De mate waarin burgers kunnen participeren in de ontwikkeling van hun
gemeenschap
Condities die gunstig zijn voor het welzijn en zelfregulatie
Invloed kunnen uitoefenen op de condities van het eigen bestaan
Uitgangspunten van dit model is de wisselwerking tussen het individu met een eigen unieke
levensgeschiedenis. Hierbij spelen de micro-, macro-, en mesoniveaus een rol.
Micro: De unieke levensgeschiedenis van ieder individu
Macro: De samenleving en de maatschappij
Meso: Relaties in gemeenschap, formele relaties in instituties
1.4.1 Jezelf en je bestaan managen
Een noodzakelijke voorwaarde voor participatie en zelfregie is adequaat functioneren van
het individu in zijn sociaal-maatschappelijke context(en). Krachtwerk helpt te voorzien in
compensaties, waaronder hulpmiddelen (medicatie, tafeltje-dekje) en steunstructuren
(sociale steun, maatje). Belang hiervan is om balans te vinden tussen de draaglast en de
draagkracht.
, 1.4.2 Aan de condities van je bestaan bouwen
Begeleiders werken met cliënten aan vier condities:
Zelfregulering
Verbondenheid met anderen, oftewel sociale inbedding
Bestaansvoorwaarden
Toegang tot rechten, hulpbronnen en instituties, oftewel maatschappelijke inbedding
Beoogde uitkomsten:
Zelfregulering: Actieve coping in het licht van emotionele, fysieke, sociale en
materiele uitdagingen in het leven. Positieve identiteit. Bereikte zelfgekozen doelen
in relatie tot een positieve levensvervulling.
Sociale inbedding: Een duurzaam steunend sociaal netwerk met betekenisvolle,
wederkerige relaties met anderen.
Bestaansvoorwaarden: Stabiel en (begeleid)zelfstandig wonen. Toereikend inkomen
voor het levensonderhoud en vaardigheid om financieel rond te komen. Financiën en
administratie op orde en adequaat beheer. Werk of betekenisvolle activiteiten,
opleiding.
Maatschappelijke inbedding: Vervulde zorgbehoeften. Positieve ervaringen met de
werkrelatie en de geboden begeleiding.
1.5 Een krachtgericht begeleidingstraject
Het voor Krachtwerk ontwikkelde begeleidingstraject biedt begeleiders een kader voor de
inzet van krachtgerichte herstelondersteuning. Daarbij zijn verschillende actoren betrokken:
de client zelf, de mensen in zijn omgeving, professionals en begeleiders.
1.5.1 De cliënt
Krachtgericht werken past bij iedere client. Met de cliënt worden individuen, stellen en
gezinnen bedoelt. Maar ook buren of werkgevers die met een specifieke vraag komen horen
bij de cliënt en het cliëntensysteem.
1.5.2 De omgeving
De cliënt maakt deel uit van vele informele relaties (gezin, familieleden, buren, leden
sportclub). Informele relaties hebben vaak grote invloed op het functioneren van mensen.
Relaties kunnen het welzijn of de veiligheid van mensen bedreigen en aanleiding geven tot
sterkte gevoelens van onbehagen of onveiligheid. Echter kunnen ze ook een grote steun zijn.
Om doelen te bereiken zijn de aandacht en de hulp van alle relaties van belang.
1.5.3 Professionals
Professionals zijn:
Werkrelaties binnen het team of de organisatie
Relaties met externe dienst- of hulpverleners
Relaties met behandelaars zoals artsen en specialisten
Niet alleen de client zelf hoeft contact met hen te hebben. Ook leden van het sociale
systeem (ouders, kinderen, familieleden) kunnen dit.
Hoofdstuk 1: Krachtwerk
1.1 Hoop en perspectief in achterstandsituaties
Krachtwerk is ontwikkeld om mensen die maatschappelijk achterop zijn geraakt weer hoop
te geven en perspectief op een positieve levensinvulling. Krachtwerk neemt eigen krachten
en groeimogelijkheden van cliënten als vertrekpunt en focus van de begeleiding.
Uitgangspunten zijn: vermogen tot herstellen, leven weer op te pakken, willen veranderen.
1.1.1 Participatie en zelfregie
Zekerheid van bestaansvoorwaarden (wonen, inkomen, activiteiten, veiligheid) geeft
mensen zin en kracht. Participatie is het samen met anderen activiteiten uitvoeren met het
oog op het bereiken van doelen. Participatie geeft structuur en zin aan het leven, biedt
gelegenheid om competenties aan te leren of te versterken en bronnen te verwerven.
Zelfregie staat voor waarde van respect en betreft het invloed willen hebben en krijgen op
kwaliteit van je leven en de kwaliteit van zorg. Bij zelfregie gaat het ook om zelf kunnen
kiezen wat je belangrijk vind en zelf kunnen realiseren van je voorkeuren en wensen.
Krachtwerk neemt de interactie tussen individu en omgeving als vertrekpunt van het
methodisch handelen, en besteedt veel aandacht aan de sociale en maatschappelijke
inbedding van cliënten.
1.2 Mensen op de achtergrond
Om richting en houvast te geven aan het methodisch werken is inzicht nodig in de manier
waarop mensen achterop zijn geraakt en welke factoren hierop van toepassing zijn. Dit geeft
zicht op doelen en uitkomsten.
1.2.1 Emotionele, fysieke, sociale en materiële uitdagingen
In de doelgroep van Krachtwerk zijn deelpopulaties te onderscheiden waarbij een of
meerdere kenmerken meer op de voorgrond staan.
Emotionele en/of gedragsproblemen: angst, somberheid, moeite met concentreren
Fysieke problemen: ziekten en lichamelijke ongemakken
Sociale problemen: relatieconflicten, opvoedingsproblemen, eenzaamheid, burenoverlast
Materiële tekorten: schulden, financieel niet kunnen rondkomen
Geweldsproblematiek: kinder- en oudermishandeling, partnergeweld
Leeftijdsgebonden omstandigheden: volwassen/ouder worden, verlies partner, kind uit huis
1.2.2 In het defensief
Sociale uitsluiting kenmerkt zich door het ontbreken van toekomstperspectief in combinatie
met tekorten op twee dimensies:
1. Sociaal-culturele dimensie: Tekorten in sociale participatie en onvoldoende culturele en
normatieve integratie.
2. Economisch-structurele dimensie: Armoede en een (ongelijke) verdeling van inkomen en
goederen en beperkte toegang tot sociale grondrechten.
Door sociale uitsluiting raken mensen maatschappelijk steeds verder achterop.
,1.3 Verstoring in zelfregulatie
Zelfregulering betreft het reguleren van het zelf via psychische processen die regie over het
eigen leven en zelfzorg mogelijk maken. Het gaat concreet over de inspanningen die mensen
zich getroosten om hun emoties, cognities, motivaties en gedragingen te controleren en aan
te passen om voor hen belangrijke doelen te bereiken.
Zelfregulatie is succesvol als de bronnen die nodig zijn om het doel te bereiken op orde zijn.
Dit wordt ook wel de executieve functies genoemd: het vermogen om na te denken voordat
je iets doet, het vermogen om emoties te reguleren, het vermogen om te organiseren en het
vermogen om te plannen en te prioriteren.
De zelfregulatie schiet te kort als de regulatie van deze functies hapert. Het verlies van
zelfcontrole wordt hiervoor als oorzaak genoemd. Een gebrekkige zelfregulatie heeft een
negatieve invloed op het welbevinden en de gezondheid van mensen. Mensen zijn in zo’n
toestand als het ware overgeleverd aan hun impulsen en aan omgevingscondities en raken
de greep op hun bestaan kwijt. Dit draagt bij aan minder doorzettingsvermogen en minder in
staat zijn om doelen te stellen en deze te behalen.
Oorzaken: Verminderde verstandelijke vermogens, aangeboren hersenletsel, psychische
aandoeningen, armoede, mishandeling.
1.4 Verbetering van de kwaliteit van het dagelijks leven
Voor een goed begrip van de dagelijkse levenskwaliteit van mensen is het model van sociale
kwaliteit van belang. Dit model verklaart een systemisch perspectief. Bij sociale kwaliteit
gaan het om:
De mate waarin burgers kunnen participeren in het sociale, economische en culturele
leven
De mate waarin burgers kunnen participeren in de ontwikkeling van hun
gemeenschap
Condities die gunstig zijn voor het welzijn en zelfregulatie
Invloed kunnen uitoefenen op de condities van het eigen bestaan
Uitgangspunten van dit model is de wisselwerking tussen het individu met een eigen unieke
levensgeschiedenis. Hierbij spelen de micro-, macro-, en mesoniveaus een rol.
Micro: De unieke levensgeschiedenis van ieder individu
Macro: De samenleving en de maatschappij
Meso: Relaties in gemeenschap, formele relaties in instituties
1.4.1 Jezelf en je bestaan managen
Een noodzakelijke voorwaarde voor participatie en zelfregie is adequaat functioneren van
het individu in zijn sociaal-maatschappelijke context(en). Krachtwerk helpt te voorzien in
compensaties, waaronder hulpmiddelen (medicatie, tafeltje-dekje) en steunstructuren
(sociale steun, maatje). Belang hiervan is om balans te vinden tussen de draaglast en de
draagkracht.
, 1.4.2 Aan de condities van je bestaan bouwen
Begeleiders werken met cliënten aan vier condities:
Zelfregulering
Verbondenheid met anderen, oftewel sociale inbedding
Bestaansvoorwaarden
Toegang tot rechten, hulpbronnen en instituties, oftewel maatschappelijke inbedding
Beoogde uitkomsten:
Zelfregulering: Actieve coping in het licht van emotionele, fysieke, sociale en
materiele uitdagingen in het leven. Positieve identiteit. Bereikte zelfgekozen doelen
in relatie tot een positieve levensvervulling.
Sociale inbedding: Een duurzaam steunend sociaal netwerk met betekenisvolle,
wederkerige relaties met anderen.
Bestaansvoorwaarden: Stabiel en (begeleid)zelfstandig wonen. Toereikend inkomen
voor het levensonderhoud en vaardigheid om financieel rond te komen. Financiën en
administratie op orde en adequaat beheer. Werk of betekenisvolle activiteiten,
opleiding.
Maatschappelijke inbedding: Vervulde zorgbehoeften. Positieve ervaringen met de
werkrelatie en de geboden begeleiding.
1.5 Een krachtgericht begeleidingstraject
Het voor Krachtwerk ontwikkelde begeleidingstraject biedt begeleiders een kader voor de
inzet van krachtgerichte herstelondersteuning. Daarbij zijn verschillende actoren betrokken:
de client zelf, de mensen in zijn omgeving, professionals en begeleiders.
1.5.1 De cliënt
Krachtgericht werken past bij iedere client. Met de cliënt worden individuen, stellen en
gezinnen bedoelt. Maar ook buren of werkgevers die met een specifieke vraag komen horen
bij de cliënt en het cliëntensysteem.
1.5.2 De omgeving
De cliënt maakt deel uit van vele informele relaties (gezin, familieleden, buren, leden
sportclub). Informele relaties hebben vaak grote invloed op het functioneren van mensen.
Relaties kunnen het welzijn of de veiligheid van mensen bedreigen en aanleiding geven tot
sterkte gevoelens van onbehagen of onveiligheid. Echter kunnen ze ook een grote steun zijn.
Om doelen te bereiken zijn de aandacht en de hulp van alle relaties van belang.
1.5.3 Professionals
Professionals zijn:
Werkrelaties binnen het team of de organisatie
Relaties met externe dienst- of hulpverleners
Relaties met behandelaars zoals artsen en specialisten
Niet alleen de client zelf hoeft contact met hen te hebben. Ook leden van het sociale
systeem (ouders, kinderen, familieleden) kunnen dit.