Kenmerkend Aspect: Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het
begin van een wereldeconomie.
Het begin van het handelskapitalisme van de Republiek ligt bij de driehoekstocht binnen
Europa. De Nederlandse schepen voeren uit naar de Oostzee, waar zij graan en hout
meenamen (moedernegotie), vervolgens gingen ze naar de Middellandse Zee om wijn te
halen. Dit kwam samen met de Nederlandse kaas, boter en haring terecht op de
Amsterdamse stapelmarkten. Daar werden deze producten voor hoge prijzen verkocht.
Hier is dan ook heel veel geld mee verdiend!
De VOC (verenigde Oost-Indische compagnie) werd opgericht in 1602. Het doel was om met
alle handelaren uit de republiek die naar Indonesië voeren, samen te werken in plaats van
elkaar te beconcurreren. Hierdoor kreeg de Republiek een handelsmonopolie op de handel
met Azië (binnen de Republiek, niet daarbuiten!). Deze handel dreven ze via de vele
handelsnederzettingen (ook wel factorijen genoemd). Je kon de handelsnederzettingen
vinden aan de kustlijnen. De VOC kreeg namens de Staten-Generaal ook bepaalde rechten,
bijvoorbeeld het recht om oorlog te voeren, verdragen te sluiten en gebieden te veroveren.
De politieke bemoeienis was daarentegen minimaal. Ze grepen alleen in op politiek gebied
als de handelsbelangen in gevaar kwamen (denk aan de Banda eilanden).
Ook via de WIC (West-Indische
Compagnie) is veel geld verdiend. Dit is
gebeurt door de zogenaamde
driehoekshandel (zie afbeelding). Het
was vooral na 1648 dat er veel slaven
verhandeld werden. Voor deze tijd
voeren er vooral zilvervloten uit, om de
Portugese en Spaanse schepen te
kunnen plunderen.
Door deze 3 verschillende manieren van
handelen waren alle producten van
binnen en buiten Europa op de
Amsterdamse stapelmarkten te vinden,
waar ze voor veel geld verkocht werden, of via nijverheid verwerkt werden. Zo ontstond er
een wereldeconomie.
Kernbegrippen