kenmerkend Aspect: De opkomst van handel en ambacht die de basis legden voor
het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
In de vroege Middeleeuwen waren de domeinen zelfvoorzienend. De horigen deden het
werk. In de tijd van Steden en Staten kwamen er door ontginningen en inpoldering
veranderingen in de autarkische samenleving. Er kwamen nieuwe landbouwtechnieken en
boeren spanden steeds vaker een paard voor de ploeg dan een os. Er werd van het
tweeslag, naar het drieslagstelsel gegaan. Hierdoor kon de voedselproductie groeien en
groeide de bevolking.
Door het voedseloverschot kon de bevolking groeien en was er veel tijd over omdat niet
iedereen meer boer hoefde te zijn. De vraag naar luxeproducten steeg en handel en
nijverheid bloeide weer op.
Om handels voorrechten te krijgen, om elkaar bij te staan op reis en om het nodige kapitaal
voor de verre reizen, de schepen en de handelswaren bijeen te krijgen. Edellieden ontvingen
meer belastingen en via de stad konden ze het omliggende platteland beter besturen. In
plaats van handel in natura werd er weer meer met geld gebruikt. Er kwam meer handel.
Kernbegrippen
Handel: Het ruilen van producten voor nadere producten of voor geld
Ambacht: Beroep waarbij een handwerker met gereedschap eindproducten maakt
Hanze: Samenwerkingsverband in de Middeleeuwen van Noord-Europese steden om elkaar
te ondersteunen bij de handel.
Gilde: Samenwerkingsverband van ambachtslieden met hetzelfde beroep in een stad.
VOGGP