Kenmerkend aspect: De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de
agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende agrarische cultuur,
georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
Na het wegvallen van het Romeinse gezag stortte de geldeconomie in. Geldeconomie
verdween en handeldrijven werd moeilijk. Men ging weer voor zichzelf zorgen= autarkie=
zelfvoorzienend zijn. De Romeinse agrarisch-urbane samenleving werd vervangen door een
agrarisch-autarkische samenleving. Het oude Romeinse landgoed werd een domein van
een heer. Op het domein gingen boeren werken die tegelijkertijd de bescherming wilden van
de heer. Het domein werd volledig zelfvoorzienend.
Steden waar bijv. een bisschop zetelde bleven bestaan als religieuze en administratieve
centra.
Gelaagde samenleving (standensamenleving)
- Geestelijkheid
- Adel: koning en zijn ridders
Boeren, bestaande uit
- Vrije boeren: die eigen grond hadden of werkten op een gepachte boerderij
van de landheer. Pacht werd betaald in natura. Vrije boeren hadden een
aantal rechten (bijv. deelnemen aan rechtsprekende vergaderingen), maar
ook plichten. De heervaart = krijgsdienst/ dienstplicht, was de zwaarste. Veel
vrije boeren gaven hun zelfstandigheid op om verlost te zijn van die
heervaart. Zij werden horigen. (7de, 8ste eeuw)
- Horigen: zij bewerkten de grond van de heer, verrichten herendiensten en
betaalden hem met een deel van de oogst. Deze horigheid was al in de
Romeinse tijd ontstaan door de belastingmaatregelen van Diocletianus.
(boeren waren gebonden aan hun grond, want dat leverde belastinggeld op)
- Lijfeigenen: dit waren de oude slaven uit het Romeinse rijk, die al op
landgoederen werkten. Zij waren geheel in dienst van de landeigenaar.
Een zelfvoorzienend domein:
In Noordwest-Europa bestond het zogenaamde tweeledige domein:
Vroonland: grond die door de heer zelf werd beheerd via een rentmeester. Centrum was de
vroonhof, het woonhuis/burcht/kasteel van de eigenaar. Verder waren er allerlei
werkplaatsen: molen, smederij, wijnpers e.d. Het vroonland en de werkplaatsen werden
onderhouden door lijfeigenen.
Hoeveland: rest van het domein dat verdeeld was over verschillende boerderijen. Deze
boerderijen konden gepacht worden door vrijen of door horigen die hun pacht betaalden met
een deel van de oogst.
Door het wegvallen van de handel was het noodzakelijk om zo veel mogelijk van je eigen
domein te leven: domein werd een autarkie, ze deden alles zelf en hadden weinig contact
met de buitenwereld. Dit systeem van kleine boerengemeenschappen die leven en werken