Rusland – Geschiedenis –VWO
12.1 Tsaristisch Rusland
Het tegenwoordige Rusland is ontstaan uit het vorstendom Moskou. → Rond 1500
veroverde vorst Iwan III zoveel gebieden dat het vorstendom Moskou driemaal zo groot
werd.
Iwan III zag zich als opvolger van de keizers van het Oost-Romeinse Rijk → Daarom liet hij
zich tsaar noemen (dit woord is afkomstig van het Romeinse woord caesar=keizer)
Tsaar Iwan III = Tsaar Iwan de Grote
In de loop van de tijd breidden de tsaren het Russische rijk naar alle kanten uit.
De tsaren vestigen in Rusland een autocratie
Evenals de West-Europese absolute koningen verklaarden de tsaren dat ze hum macht van
God hadden gekregen en dat ze dus aan niemand verantwoording schuldig waren.
Tsaar Nicolaas I (1765-1855) zei over zichzelf en zijn onderdanen: ‘De tsaar is als een vader,
de onderdanen zijn z’n kinderen. En kinderen moeten nooit met hun ouders discussiëren.
Anders krijgen we een Frankrijk, een verrot en heidens Frankrijk’
Verzet tegen de tsaren onderdrukten zij nog harder dan de absolute vorsten in West-Europa.
Zij maakten niet alleen gebruik van leger en politie, maar ook van een Geheime Diens,
de Ochrana. Deze was goed georganiseerd en maakte efficiënt gebruik van verklikkers en
infiltranten. → Verdachte personen werden naar Siberië verbannen.
De tsaar regelde samen met de adel het bestuur. De adel had alle hoge bestuursfuncties in
handen.
Diepe kloof tussen de bovenlaag en de rest van de bevolking
Op het gebied van gelaagdheid van de bevolking waren er rond 1900 grote verschillen met
West-Europa:
Het aantal rijke burgers was veel kleiner → er was in Rusland veel minder handel op
grote schaal.
Het aantal industriearbeiders was er veel kleiner. → De industrie begon zich pas laat
in de 19e eeuw te ontwikkelen.
De adel had als eigenaar van bijna de helft van de Russische landbouwgrond op het
platteland veel meer invloed. → Het overgrote deel van de bevolking bestond uit arme
boeren.
,Diepere kloof tussen de bovenlaag en de rest van de bevolking. → De bovenlaag maakte deel
uit van de Europese cultuur terwijl de rest van de bevolking bovenal georiënteerd was op de
eigen Russische omgeving.
De Russisch-orthodoxe Kerk is nauw met de staat verbonden
Rusland was in de Vroege Middeleeuwen tot het christendom bekeerd door Griekse
geestelijken uit het Byzantijnse Rijk. → De Russische kerk was in naam onder leiding van de
patriarch van Constantinopel. → In de praktijk was de Russische-orthodoxe Kerk zelfstandig.
Er was een nauwe samenwerking tussen Kerk en staat. In ruil voor bescherming door de
tsaar moesten de geestelijken het volk aansporen tot trouw aan de tsaar.
In de tweede helft van de 18e eeuw versterkte de tsaar zijn greep op de Kerk door bijna al
haar grondbezit in beslag te nemen. → De geestelijken hadden geen inkomen meer en
werden dus voortaan door de staat betaald.
12.2De ondergang van het tsarendom
De oprichting van politieke partijen
Vanaf halverwege de 19e eeuw ontstonden in het geheim:
eerst organisaties;
en daarna ook politieke partijen
Deze waren opgericht door burgers die de tsaar wilden afzetten of zijn macht beperken.
Leden van één van deze organisaties vermoordden in 1881 tsaar Alexander II.
In 1898 werd een marxistische partij opgericht. De partij zocht haar aanhang onder de
fabrieksarbeiders. Deze kleine partij viel al snel uiteen in twee groepen:
Mensjewieken: die een grote partij wilde opbouwen en wilden samenwerken met
anderen om de situatie geleidelijk te verbeteren.
Bolsjewieken: die met een kleine, goed geleide partij de macht wilden veroveren
door een revolutie.
In 1901 werd de partij van de socialisten-revolutionairen opgericht. Zij richtten zich vooral op
de boeren en kregen veel aanhang. Zij wilden het bewind van tsaar Nicolaas II door een
revolutie omverwerpen met een zo groot mogelijke partij.
In 1905 richtten liberale burgers een partij op. Zij noemden zich kadetten (‘constitutionele
democraten’). Hun ideaal was een democratische staat met een grondwet, een parlement
en algemeen kiesrecht.
, De Revolutie van 1905
In 1904-1905 leed Rusland in het Verre Oosten nederlagen in een oorlog met Japan. De
oorlog leidde ook tot economische problemen. Er ontstonden tekorten aan voedsel en
allerlei andere producten. De politieke partijen zagen hun kans om een einde te maken aan
het autoritaire bewind van tsaar Nicolaas II en hun doelstellingen te verwezenlijken.
Een vreedzame demonstratie van ongeveer 200.000 mensen, geleid door de
geestelijke Gapon, werd in St. Petersburg in januari 1905 door troepen van de tsaar uit
elkaar geschoten. Deze Bloedige zondag werd het begin van maandenlang grootschalig
verzet in heel Rusland.
Nicolaas II zag dat zijn macht werd bedreigd en besloot toen het Oktobermanifest uit te
vaardigen. Daarin beloofde hij grote hervormingen waaronder een grondwet, algemeen
kiesrecht en een Doema (parlement). Daardoor kreeg de tsaar de meeste oppositiepartijen
aan zijn zijde. → Kort hierna trok hij bijna alles weer in, wat hij had toegezegd en
toegestaan.
Er kwam in de praktijk weinig terecht van het Oktobermanifest. → Nieuw verzet werd hard
onderdrukt.
De Februarirevolutie van 1917
In de Eerste Wereldoorlog veroverden Duitse en Oostenrijkse troepen een groot gebied in
het westen van Rusland. Dat gebied was voor Rusland belangrijk als graan leverancier. Ook
elders in het rijk kwam de landbouw in problemen. Er ontstond een groot tekort aan
arbeidskrachten, omdat veel boeren als soldaat in het leger moesten dienen.
Landbouwproblemen → steeds groter tekort aan voedsel en andere producten → de
ontevredenheid groeide bij de bevolking.
Begin 1917 werd er in de hoofdstad Petrograd massaal gestaakt, gedemonstreerd en
geplunderd.
Tsaar Nicolaas II had zichzelf in 1915 tot legeraanvoerder benoemd. Hij werd dus
verantwoordelijk gesteld voor de nederlagen en als hij bij het leger was zou hij onvoldoende
leiding geven aan de regering.
Nicolaas II en zijn regering konden de situatie niet meer baas. De bevolking geloofde niet
meer in Nicolaas II en de regering. Ook de Doema (parlement) liet de tsaar vallen. De Doema
had bijna geen bevoegdheden en bestond door het zeer beperkte kiesrecht grotendeels uit
aanhangers van de tsaar. Maar nu verklaarde de Doema de regering voor afgezet en
benoemde zelf een voorlopige regering (maart 1917). (Doema pleegt een coupe (soort van))
Op aanraden van zijn legerbevelhebbers deed de tsaar afstand van de troon.
12.1 Tsaristisch Rusland
Het tegenwoordige Rusland is ontstaan uit het vorstendom Moskou. → Rond 1500
veroverde vorst Iwan III zoveel gebieden dat het vorstendom Moskou driemaal zo groot
werd.
Iwan III zag zich als opvolger van de keizers van het Oost-Romeinse Rijk → Daarom liet hij
zich tsaar noemen (dit woord is afkomstig van het Romeinse woord caesar=keizer)
Tsaar Iwan III = Tsaar Iwan de Grote
In de loop van de tijd breidden de tsaren het Russische rijk naar alle kanten uit.
De tsaren vestigen in Rusland een autocratie
Evenals de West-Europese absolute koningen verklaarden de tsaren dat ze hum macht van
God hadden gekregen en dat ze dus aan niemand verantwoording schuldig waren.
Tsaar Nicolaas I (1765-1855) zei over zichzelf en zijn onderdanen: ‘De tsaar is als een vader,
de onderdanen zijn z’n kinderen. En kinderen moeten nooit met hun ouders discussiëren.
Anders krijgen we een Frankrijk, een verrot en heidens Frankrijk’
Verzet tegen de tsaren onderdrukten zij nog harder dan de absolute vorsten in West-Europa.
Zij maakten niet alleen gebruik van leger en politie, maar ook van een Geheime Diens,
de Ochrana. Deze was goed georganiseerd en maakte efficiënt gebruik van verklikkers en
infiltranten. → Verdachte personen werden naar Siberië verbannen.
De tsaar regelde samen met de adel het bestuur. De adel had alle hoge bestuursfuncties in
handen.
Diepe kloof tussen de bovenlaag en de rest van de bevolking
Op het gebied van gelaagdheid van de bevolking waren er rond 1900 grote verschillen met
West-Europa:
Het aantal rijke burgers was veel kleiner → er was in Rusland veel minder handel op
grote schaal.
Het aantal industriearbeiders was er veel kleiner. → De industrie begon zich pas laat
in de 19e eeuw te ontwikkelen.
De adel had als eigenaar van bijna de helft van de Russische landbouwgrond op het
platteland veel meer invloed. → Het overgrote deel van de bevolking bestond uit arme
boeren.
,Diepere kloof tussen de bovenlaag en de rest van de bevolking. → De bovenlaag maakte deel
uit van de Europese cultuur terwijl de rest van de bevolking bovenal georiënteerd was op de
eigen Russische omgeving.
De Russisch-orthodoxe Kerk is nauw met de staat verbonden
Rusland was in de Vroege Middeleeuwen tot het christendom bekeerd door Griekse
geestelijken uit het Byzantijnse Rijk. → De Russische kerk was in naam onder leiding van de
patriarch van Constantinopel. → In de praktijk was de Russische-orthodoxe Kerk zelfstandig.
Er was een nauwe samenwerking tussen Kerk en staat. In ruil voor bescherming door de
tsaar moesten de geestelijken het volk aansporen tot trouw aan de tsaar.
In de tweede helft van de 18e eeuw versterkte de tsaar zijn greep op de Kerk door bijna al
haar grondbezit in beslag te nemen. → De geestelijken hadden geen inkomen meer en
werden dus voortaan door de staat betaald.
12.2De ondergang van het tsarendom
De oprichting van politieke partijen
Vanaf halverwege de 19e eeuw ontstonden in het geheim:
eerst organisaties;
en daarna ook politieke partijen
Deze waren opgericht door burgers die de tsaar wilden afzetten of zijn macht beperken.
Leden van één van deze organisaties vermoordden in 1881 tsaar Alexander II.
In 1898 werd een marxistische partij opgericht. De partij zocht haar aanhang onder de
fabrieksarbeiders. Deze kleine partij viel al snel uiteen in twee groepen:
Mensjewieken: die een grote partij wilde opbouwen en wilden samenwerken met
anderen om de situatie geleidelijk te verbeteren.
Bolsjewieken: die met een kleine, goed geleide partij de macht wilden veroveren
door een revolutie.
In 1901 werd de partij van de socialisten-revolutionairen opgericht. Zij richtten zich vooral op
de boeren en kregen veel aanhang. Zij wilden het bewind van tsaar Nicolaas II door een
revolutie omverwerpen met een zo groot mogelijke partij.
In 1905 richtten liberale burgers een partij op. Zij noemden zich kadetten (‘constitutionele
democraten’). Hun ideaal was een democratische staat met een grondwet, een parlement
en algemeen kiesrecht.
, De Revolutie van 1905
In 1904-1905 leed Rusland in het Verre Oosten nederlagen in een oorlog met Japan. De
oorlog leidde ook tot economische problemen. Er ontstonden tekorten aan voedsel en
allerlei andere producten. De politieke partijen zagen hun kans om een einde te maken aan
het autoritaire bewind van tsaar Nicolaas II en hun doelstellingen te verwezenlijken.
Een vreedzame demonstratie van ongeveer 200.000 mensen, geleid door de
geestelijke Gapon, werd in St. Petersburg in januari 1905 door troepen van de tsaar uit
elkaar geschoten. Deze Bloedige zondag werd het begin van maandenlang grootschalig
verzet in heel Rusland.
Nicolaas II zag dat zijn macht werd bedreigd en besloot toen het Oktobermanifest uit te
vaardigen. Daarin beloofde hij grote hervormingen waaronder een grondwet, algemeen
kiesrecht en een Doema (parlement). Daardoor kreeg de tsaar de meeste oppositiepartijen
aan zijn zijde. → Kort hierna trok hij bijna alles weer in, wat hij had toegezegd en
toegestaan.
Er kwam in de praktijk weinig terecht van het Oktobermanifest. → Nieuw verzet werd hard
onderdrukt.
De Februarirevolutie van 1917
In de Eerste Wereldoorlog veroverden Duitse en Oostenrijkse troepen een groot gebied in
het westen van Rusland. Dat gebied was voor Rusland belangrijk als graan leverancier. Ook
elders in het rijk kwam de landbouw in problemen. Er ontstond een groot tekort aan
arbeidskrachten, omdat veel boeren als soldaat in het leger moesten dienen.
Landbouwproblemen → steeds groter tekort aan voedsel en andere producten → de
ontevredenheid groeide bij de bevolking.
Begin 1917 werd er in de hoofdstad Petrograd massaal gestaakt, gedemonstreerd en
geplunderd.
Tsaar Nicolaas II had zichzelf in 1915 tot legeraanvoerder benoemd. Hij werd dus
verantwoordelijk gesteld voor de nederlagen en als hij bij het leger was zou hij onvoldoende
leiding geven aan de regering.
Nicolaas II en zijn regering konden de situatie niet meer baas. De bevolking geloofde niet
meer in Nicolaas II en de regering. Ook de Doema (parlement) liet de tsaar vallen. De Doema
had bijna geen bevoegdheden en bestond door het zeer beperkte kiesrecht grotendeels uit
aanhangers van de tsaar. Maar nu verklaarde de Doema de regering voor afgezet en
benoemde zelf een voorlopige regering (maart 1917). (Doema pleegt een coupe (soort van))
Op aanraden van zijn legerbevelhebbers deed de tsaar afstand van de troon.