Basiskennis taal
Hoofdstuk 2 – Taalonderwijs en taal
5 goede argumenten om apart onderwijs te geven in taal:
- Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan.
- Niet alle kinderen kunnen zich zelfstandig een bepaald niveau van
taalvaardigheid eigen maken.
- Op school leer je een ander soort taalgebruik dan in het dagelijks
leven.
- Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van het
taalonderwijs.
- Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wilt bijbrengen, dan
moet je daar apart aandacht aan besteden.
Kerndoelen voor taalonderwijs;
- Mondeling onderwijs
- Schriftelijk onderwijs
- Taalbeschouwing (waaronder strategieën)
Taalmethode domeinen:
- Mondelinge taalvaardigheid spreken & luisteren
- Woordenschat betekenis
- Beginnende geletterdheid
- Voortgezet technisch lezen leesonderwijs (goed/snel)
- Begrijpend lezen
- Stellen teksten schrijven
- Jeugdliteratuur kennismaken met genres
- Taalbeschouwing traditionele grammatica
- Spelling woorden correct schrijven
Functies van taal;
- De communicatieve of sociale taalfunctie
Taal gebruiken contact met andere mensen.
- De conceptualiseren of cognitieve functie
Gedachten te ordenen/ greep krijgen op werkelijkheid
- De expressieve taalfunctie
Creatieve manier iets verwoorden
Verschillende sociale taalfuncties:
- Zelfhandhaving jezelf beschermen en verdedigen
- Zelfsturing plannen aankondigen
- Sturing van anderen gedrag van andere beïnvloeden
- Structurering van het gesprek gespreksverloop beëindigen
3 cognitieve functies:
1. Rapporteren verslag doen over iets wat is gebeurd.
2. Redeneren gebeurtenis bewerken/ relaties leggen.
3. Projecteren verplaatsen in gedachten van anderen.
, Deelcompetenties van communicatieve competentie:
- Grammaticale competentie alle kennis van taal
- Tekstuele competentie kennis van gesproken en geschreven
teksten
Pragmatische competentie
- Strategische competentie kennis van strategieën
- Functionele competentie taalgebruik aan te passen aan specifieke
situatie
Verschillende niveaus van de taal:
- Fonologisch niveau = uitspraak
- Morfologisch niveau = woordopbouw
- Syntactisch niveau = zinsopbouw
- Semantisch niveau = betekenis
- Pragmatisch niveau = gebruik
- Orthografisch niveau = spelling
Geletterdheid stadiums:
- Ontluikende geletterdheid (0-4 jaar)
Ontwikkeling geletterdheid voorschoolse periode.
- Beginnende geletterdheid (gr. 1 t/m 3)
Ontwikkeling geletterdheid leren lezen, aanvankelijk lezen.
- Gevorderde geletterdheid (na gr. 3)
Hoofdstuk 3 – Mondelinge taalvaardigheid
Theorieën over taalverwerving:
- Behaviorisme imiteren van taal van anderen.
- Creatieve constructietheorie zelf creatieve zinnen maken
- Interactionele benadering omgeving en interactie kind
Periodes van het taalverweringproces:
- De pre linguale periode (0-1 jaar)
De fase voordat een kind de eerste woordjes zegt
- De linguale periode
1. De vroeg linguale periode (1- 2.5 jaar)
Van brabbelen naar korte zinnen, 3 – 5 woorden.
2. De differentatiefase (2.5 – 5 jaar)
Leren dat woorden van vorm kunnen veranderen.
3. De voltooiingsfase (5-9 jaar)
School richt zich op de taalontwikkeling
Simultane tweetaligheid = als kinderen voor hun derde levensjaar
beginnen met het leren van een tweede taal.
Successieve tweetaligheid = leert een kind de tweede taal altijd met
kennis van de eerste taal.
Verschillende spreekstrategieën: