100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Samenvatting

Samenvatting Sociologie: Uitgebreide begrippenlijst, hoofdstuk 1, 4, 6, 7, 9, 10 en 11 2025 Compleet.

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
31
Geüpload op
20-01-2025
Geschreven in
2024/2025

Sociologie: Uitgebreide begrippenlijst, hoofdstuk 1, 4, 6, 7, 9, 10 en 11 Begrippen Sociologie Hoofdstuk L: Het terrein van de sociologie 1.1. Wat is sociologie* Maatschappij: Het begrip maatschappij heeft verschillende betekenissen. In de meeste abstracte zin staat het voor sociale leven in het algemeen, en dat kunnen we weer vertalen in: de manieren waarop mensen met elkaar samenleven. Als we spreken van een maatschappij” dan word er gedoeld op de grote sociale eenheid waar mensen toe behoren. Groep: Een verzameling van onderlinge afhankelijke mensen die een besef van een gemeenschappelijke identiteit hebben. Een ‘wij’ gevoel. Sociale netwerken: Een te onderscheiden geheel van relaties tussen actoren (individuen of groepen). Netwerken varieren onder meer naar omvang, dichtheid (het feitelijke aantal directe relaties) en openheid (de mate waarin het netwerk verbinding met andere netwerken heeft). Sociale posities: Een geheel van sociale relaties gecentreerd rond een persoon of een categorie van personen. Samenhangen tussen aspecten van de samenleving: In de sociolagie wordt gezocht naar overeenkomsten en verschillen tussen uiteenlopende vormen van menselijk samenleven, als ook naar samenhangen. Bijvoorbeeld onderzoeken sociologen hoe economische ontwikkelingen samen hangen met godsdienstige overtuigingen. Belevingswereld en sociale verbanden: Een telkens terugkerende sociologische vraag is hoe de belevingswereld van individuen samenhangt met de kleinere en grotere sociale verbanden waar ze deel van uitmaken. ‘Hoe biografie en geschiedenis elkaar snijden.’ Sociologie en andere maatschappijwetenschappen: In deze brede oriëntatie verschilt de sociologie van andere, meer gespecialiseerde maatschappijwetenschappen zoals de economie, de politicologie en de rechtswetenschap. Specialisaties binnen de sociologie: Binnen de breedheid van de sociologie zijn ook verschillende specialisaties zoals arbeidssociologie, de organisatiesociologie, de gezinssociologie, de stadssociologie, de onderwijssociologie en de medische sociologie. Deze specialisaties staan in verbinding met de ‘algemene’ sociologie. Sociologie, culturele antropologie en geschiedenis: Het meeste onderzoek heeft betrekking op het heden en het recente verleden van de nationale samenleving waar de onderzoeker zelf deel van uitmaakt. Hierin onderscheiden sociologen zich zowel van historici, die vroegere samenlevingen bestuderen, als van cultureel- antropologen, die vooral niet-westerse en niet-geïndustrialiseerde samenlevingen als studieobject hebben. Sociologie en psychologie: Sociologie is ook verwant aan psychologie. Beide disciplines houden zich bezig met menselijk gedrag, met de vraag wat mensen beweegt. Sociologen maken dan ook wel van psychologische theorieën gebruik. Sociologen kijken alleen meer vanuit samenlevingsverbanden. Sociologisch verklaren: Sociologisch verklaren behelst het doen van uitspraken over causale samenhangen tussen sociale processen. Bijvoorbeeld de toename van echtscheidingen in een bepaalde samenleving. Theorievorming: Theorievorming houdt in dat generaliserende uitspraken over het sociale Ieven worden gedaan die met elkaar in een systematisch verband worden geplaatst. Empirisch onderzoek: Tussen theorie en empirisch onderzoek bestaat een wisselwerking. Volgens de gangbare methodologische voorschriften sturen theorieën het onderzoek. Ze leveren de problemen, de toetsen hypothesen en de begrippen waarmee de gegevens worden geïnterpreteerd. Toepassing: Dit Iaatste komt na theorievorming en empirisch onderzoek: toepassing in de ruimste zin. Verontrusting over maatschappelijke ontwikkelingen, de wens tot gematigd hervormen of radicaal veranderen, het streven naar de behartiging van bepaalde belangen, de behoefte aan handhaving van orde, het willen bestrijden van bepaalde misstanden, - al dergelijke motieven kunnen bij sociologiebeoefening een rol spelen. Waardevrijheid versus waarde gebondenheid, distantie versus betrokkenheid: De kwestie van objectiviteit versus subjectiviteit, neutraliteit versus partijdigheid, waardevrijheid versus waardegebondenheid, distantie versus betrokkenheid heeft vele pennen in beroering gebracht, en nog altijd zijn er meningsverschillen op dit punt. 1.2. Over de aard van de sociale werkelijkheid. Betekenis van *sociaal’: Het is wel duidelijk dat dit woord in de sociologie een ruime betekenis heeft. Het staat voor alles wat zich tussen mensen afspeelt, en alles wat mensen met elkaar verbindt. Individu en maatschappij een schijntegenstelling: Volgens een wijdverbreid spraakgebruik zou er een scheiding of zelfs een tegenstelling bestaan tussen het individuele en het sociale, het individu en de maatschappij. Het sociale als eigensoortige werkelijkheid: Mensen zijn met elkaar verbonden op manieren die zich ten dele aan de greep van elk van hen afzonderlijk onttrekken; ze vormen zo met elkaar een sociale werkelijkheid die geen van hen ooit ontworpen heeft. Relatieve autonomie van sociale processen: Vele verbonden individuen brengen met elkaar sociale processen voort — bijvoorbeeld stijging van prijzen, expansie van steden, een politieke omwenteling, een artistieke mode, een oorlog — die geen van hen van tevoren zo bedoeld en gepland heeft. Interactie: Het reageren van mensen op elkaars gedragingen. Over en weer communiceren. Cultuur: Het aangeleerde gedragsrepertoire dat mensen behorend tot een bepaalde groep of samenleving gemeen hebben. Interdependentie: Onderlinge afhankelijkheid tussen mensen. 1.3. Interactie. Variaties in interactie: Het sociale leven zoals we dat direct om ons heen kunnen waarnemen, bestaat uit interacties: praten, elkaar aanraken (of dat juist vermijden), blikken uitwisselen, elkaar opbellen of schrijven. Interactie kan verbaal of niet-verbaal zijn, of beide tegelijk. Ze kunnen tussen twee mensen plaatsvinden of tussen vele duizenden. Samenwerking versus conflict: Ze kan zowel harmanische samenwerking als hevig conflict inhouden. Ze kan sterk en eenzijdig zijn (de communicatie verloopt grotendeels in één richting) of een min of meer gelijke inbreng van de deelnemers behelzen. Ze kan zich afspelen tussen mensen die in elkaars fysieke nabijheid vertoeven (directe of face-to-face interactie) dan wel over grotere afstand en op indirecte wijze plaatsvinden. Directe en indirecte interactie: via materiele hulpmiddelen of tussenpersonen. Praten of en, via/via. Sociaal handelen: (Weber) Handelen dat georiënteerd is op het gedrag van andere mensen. Onderlinge verwevenheid van individuele handelingen: De sociale aard van menselijk gedrag maakt de verklaring ervan gecompliceerd. Het betekend dat het gedrag van een individu alleen te begrijpen is in relatie tot het gedrag van andere individuen. Bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd, er bewegen 22 spelers op een veld die conti nu op elkaar reageren. Het gedrag van 1 van de spelers is de functie voor de andere 21 spelers. Beperkte beheersbaarheid en voorspelbaarheid van interactie: Deze onderlinge verwevenheid houdt in dat het interactieproces als geheel door geen der individuen volledig beheerst kan worden en voor elk van hen een tot op zekere hoogte onvoorspelbaar karakter heeft. Gewoontevorming: Wanneer mensen geregeld contact met elkaar hebben, gaan hun interacties herkenbare regelmatigheden vertonen waarin bepaalde elementen telkens terugkeren; ze vormen met elkaar gewoonten en leren wat ze van elkaar kunnen verwachten. Normen(gedragsregels): Mensen reduceren de onvoorspelbaarheid van interacties ook door de formulering, invoering en handhaving van normen of gedragsregels. Het hangt van de machtsverhoudingen af, wie welke regels in welke mate bepaalt; deze kunnen berusten op afspraken tussen min of meer gelijken, maar ook in hoge mate bepaald zijn door enkele zeer machtige personen. voortgezet///////////////////////////////////

Meer zien Lees minder











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
20 januari 2025
Aantal pagina's
31
Geschreven in
2024/2025
Type
Samenvatting

Onderwerpen

Voorbeeld van de inhoud

eg i
nteke i ge
i Jogi
2025
Wendy Beentjes
Pedagogiek DT1A
Hoge School van Amsterdam
Blok 3

,Begrippen Sociologie
Hoofdstuk L: Het terrein van de sociologie
1.1. Wat is sociologie*
Maatschappij: Het begrip maatschappij heeft verschillende betekenissen. In de meeste abstracte zin
staat het voor sociale leven in het algemeen, en dat kunnen we weer vertalen in: de manieren
waarop mensen met elkaar samenleven. Als we spreken van een maatschappij” dan word er gedoeld
op de grote sociale eenheid waar mensen toe behoren.
Groep: Een verzameling van onderlinge afhankelijke mensen die een besef van een
gemeenschappelijke identiteit hebben. Een ‘wij’ gevoel.
Sociale netwerken: Een te onderscheiden geheel van relaties tussen actoren (individuen of groepen).
Netwerken varieren onder meer naar omvang, dichtheid (het feitelijke aantal directe relaties) en
openheid (de mate waarin het netwerk verbinding met andere netwerken heeft).
Sociale posities: Een geheel van sociale relaties gecentreerd rond een persoon of een categorie van
personen.
Samenhangen tussen aspecten van de samenleving: In de sociolagie wordt gezocht naar
overeenkomsten en verschillen tussen uiteenlopende vormen van menselijk samenleven, als ook
naar samenhangen. Bijvoorbeeld onderzoeken sociologen hoe economische ontwikkelingen samen
hangen met godsdienstige overtuigingen.
Belevingswereld en sociale verbanden: Een telkens terugkerende sociologische vraag is hoe de
belevingswereld van individuen samenhangt met de kleinere en grotere sociale verbanden waar ze
deel van uitmaken. ‘Hoe biografie en geschiedenis elkaar snijden.’
Sociologie en andere maatschappijwetenschappen: In deze brede oriëntatie verschilt de sociologie
van andere, meer gespecialiseerde maatschappijwetenschappen zoals de economie, de politicologie
en de rechtswetenschap.
Specialisaties binnen de sociologie: Binnen de breedheid van de sociologie zijn ook verschillende
specialisaties zoals arbeidssociologie, de organisatiesociologie, de gezinssociologie, de
stadssociologie, de onderwijssociologie en de medische sociologie. Deze specialisaties staan in
verbinding met de ‘algemene’ sociologie.
Sociologie, culturele antropologie en geschiedenis: Het meeste onderzoek heeft betrekking op het
heden en het recente verleden van de nationale samenleving waar de onderzoeker zelf deel van
uitmaakt. Hierin onderscheiden sociologen zich zowel van historici, die vroegere samenlevingen
bestuderen, als van cultureel- antropologen, die vooral niet-westerse en niet-geïndustrialiseerde
samenlevingen als studieobject hebben.
Sociologie en psychologie: Sociologie is ook verwant aan psychologie. Beide disciplines houden zich
bezig met menselijk gedrag, met de vraag wat mensen beweegt. Sociologen maken dan ook wel van
psychologische theorieën gebruik. Sociologen kijken alleen meer vanuit samenlevingsverbanden.
Sociologisch verklaren: Sociologisch verklaren behelst het doen van uitspraken over causale
samenhangen tussen sociale processen. Bijvoorbeeld de toename van echtscheidingen in een
bepaalde samenleving.
Theorievorming: Theorievorming houdt in dat generaliserende uitspraken over het sociale Ieven
worden gedaan die met elkaar in een systematisch verband worden geplaatst.
Empirisch onderzoek: Tussen theorie en empirisch onderzoek bestaat een wisselwerking. Volgens de
gangbare methodologische voorschriften sturen theorieën het onderzoek. Ze leveren de problemen,
de toetsen hypothesen en de begrippen waarmee de gegevens worden geïnterpreteerd.
Toepassing: Dit Iaatste komt na theorievorming en empirisch onderzoek: toepassing in de ruimste
zin. Verontrusting over maatschappelijke ontwikkelingen, de wens tot gematigd hervormen of
radicaal veranderen, het streven naar de behartiging van bepaalde belangen, de behoefte aan
handhaving van orde, het willen bestrijden van bepaalde misstanden, - al dergelijke motieven
kunnen bij sociologiebeoefening een rol spelen.

,Waardevrijheid versus waarde gebondenheid, distantie versus betrokkenheid: De kwestie van
objectiviteit versus subjectiviteit, neutraliteit versus partijdigheid, waardevrijheid versus
waardegebondenheid, distantie versus betrokkenheid heeft vele pennen in beroering gebracht, en
nog altijd zijn er meningsverschillen op dit punt.

1.2. Over de aard van de sociale werkelijkheid.
Betekenis van *sociaal’: Het is wel duidelijk dat dit woord in de sociologie een ruime betekenis heeft.
Het staat voor alles wat zich tussen mensen afspeelt, en alles wat mensen met elkaar verbindt.
Individu en maatschappij een schijntegenstelling: Volgens een wijdverbreid spraakgebruik zou er
een scheiding of zelfs een tegenstelling bestaan tussen het individuele en het sociale, het individu en
de maatschappij.
Het sociale als eigensoortige werkelijkheid: Mensen zijn met elkaar verbonden op manieren die zich
ten dele aan de greep van elk van hen afzonderlijk onttrekken; ze vormen zo met elkaar een sociale
werkelijkheid die geen van hen ooit ontworpen heeft.
Relatieve autonomie van sociale processen: Vele verbonden individuen brengen met elkaar sociale
processen voort — bijvoorbeeld stijging van prijzen, expansie van steden, een politieke omwenteling,
een artistieke mode, een oorlog — die geen van hen van tevoren zo bedoeld en gepland heeft.
Interactie: Het reageren van mensen op elkaars gedragingen. Over en weer communiceren.
Cultuur: Het aangeleerde gedragsrepertoire dat mensen behorend tot een bepaalde groep of
samenleving gemeen hebben.
Interdependentie: Onderlinge afhankelijkheid tussen mensen.

1.3. Interactie.
Variaties in interactie: Het sociale leven zoals we dat direct om ons heen kunnen waarnemen,
bestaat uit interacties: praten, elkaar aanraken (of dat juist vermijden), blikken uitwisselen, elkaar
opbellen of schrijven. Interactie kan verbaal of niet-verbaal zijn, of beide tegelijk. Ze kunnen tussen
twee mensen plaatsvinden of tussen vele duizenden.
Samenwerking versus conflict: Ze kan zowel harmanische samenwerking als hevig conflict inhouden.
Ze kan sterk en eenzijdig zijn (de communicatie verloopt grotendeels in één richting) of een min of
meer gelijke inbreng van de deelnemers behelzen. Ze kan zich afspelen tussen mensen die in elkaars
fysieke nabijheid vertoeven (directe of face-to-face interactie) dan wel over grotere afstand en op
indirecte wijze plaatsvinden.
Directe en indirecte interactie: via materiele hulpmiddelen of tussenpersonen. Praten of
Whatsappen, via/via.
Sociaal handelen: (Weber) Handelen dat georiënteerd is op het gedrag van andere mensen.
Onderlinge verwevenheid van individuele handelingen: De sociale aard van menselijk gedrag maakt
de verklaring ervan gecompliceerd. Het betekend dat het gedrag van een individu alleen te begrijpen
is in relatie tot het gedrag van andere individuen. Bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd, er bewegen 22
spelers op een veld die conti nu op elkaar reageren. Het gedrag van 1 van de spelers is de functie voor
de andere 21 spelers.
Beperkte beheersbaarheid en voorspelbaarheid van interactie: Deze onderlinge verwevenheid
houdt in dat het interactieproces als geheel door geen der individuen volledig beheerst kan worden
en voor elk van hen een tot op zekere hoogte onvoorspelbaar karakter heeft.
Gewoontevorming: Wanneer mensen geregeld contact met elkaar hebben, gaan hun interacties
herkenbare regelmatigheden vertonen waarin bepaalde elementen telkens terugkeren; ze vormen
met elkaar gewoonten en leren wat ze van elkaar kunnen verwachten.
Normen(gedragsregels): Mensen reduceren de onvoorspelbaarheid van interacties ook door de
formulering, invoering en handhaving van normen of gedragsregels. Het hangt van de
machtsverhoudingen af, wie welke regels in welke mate bepaalt; deze kunnen berusten op afspraken
tussen min of meer gelijken, maar ook in hoge mate bepaald zijn door enkele zeer machtige
personen.

, 1.4. Cultuur.
OnMikkeling van gemeenschappelijke cultuur: Mensen die met elkaar omgaan, beïnvloeden elkaar.
En mensen die veel met elkaar omgaan, ontwikkelen een gemeenschappelijk repertoire van kennis,
symbolen, gewoonten, opvattingen, vaardigheden, normen, kortom cultuur. Van iedere samenleving
en iedere groep daarbinnen kan men zeggen dat zij door een bepaalde ‘cultuur’ gekenmerkt wordt.
Overdracht van cultuur aan nieuwkomers: Delen van deze cultuur worden telkens weer aan nieuwe
leden overgedragen, bijvoorbeeld aan immigranten, recruten, leerlingen, bekeerlingen, of — de
belangrijkste nieuwkomers — pasgeborenen.
Continuïteit en verandering via cultuuroverdracht: Een samenleving verandert: wat kinderen van
volwassenen Ieren, is geen exacte kopie van wat de laatsten eerder geleerd hebben.
Socialisatie: Leerprocessen die voortvloeien uit interactie. Meer in het bijzonder: de leerprocessen
die ertoe leiden dat potentiële of nieuwe leden van een groep of samenleving een zodanig
gedeelte van de cultuur van die groep of samenleving deelachtig worden dat ze als normale,
volwaardige leden worden beschouwd. Nog meer in het bijzonder: die leerprocessen die ertoe
leiden dat kinderen tot volwassen leden van een samenleving worden.
Socialisatie via imitatie, identificatie en dwang: Socialisatie (opvoeding) is ten dele doelgericht,
maar loopt ook voor een groot deel onbedoeld. Veel socialisatie vind plaats door imitatie: kinderen
doen het gedrag van volwassenen en andere kinderen na. Daarbij treedt meestal ook een meer of
minder sterke identificatie op: het kind wil zijn zoals degene die het imiteert. Socialisatie gaat echter
ook gepaard met dwang, met toedeling van beloningen en straffen door opvoeders: het kind leert
sociaal aanvaarde normen doordat gedrag dat met die normen in overeenstemming is, wordt
beloond, terwijl gedrag dat met de normen in strijd is negatief wordt bejegend.
Internalisering: Proces waarin gedragsvaorschriften afkomstig van anderen onderdeel worden van
de persoonlijkheid van een individu.
Externe en innerlijke controle: Dwang van anderen is in een dergelijk geval overgegaan in
‘zelfdwang’, externe controle in innerlijke controle — een ‘geweten’ — waarbij mogelijke overtreding
van de regels gevoelens van afkeer, schuld en schaamte oproept.
Verschillen in socialisatie tussen en binnen samenlevingen: Binnen de samenlevingen verschilt de
socialisatie weer per groepering; ze varieert tenminste naar sekse (in vrijwel alle samenlevingen
worden ’mannelijke’ en ‘vrouwelijke’ gedragingen onderscheiden en jongens en meisjes verschillend
opgevoed) en in grote gedifferentieerde samenlevingen ook naar klasse, regio en etnische of
godsdienstige groep.
Subculturen: Elk van de onderscheiden groeperingen kenmerkt zich door een bepaalde subcultuur en
jeugdigen worden afhankelijke van hun positie in een subcultuur (of combinatie van subculturen)
gesocialiseerd (opgevoed).
Socialisatie in zelfbeeld: Een pasgeboren kind heeft nog niet het besef van een ‘eigen ik’ dat te
onderscheiden is van de omgeving. Het ik-besef of zelf is dus niet met de geboorte gegeven, maar
ontwikkeld zich door interactie met anderen: het kind leert hierdoor zichzelf te onderscheiden van
zijn omgeving en zich als een persoon met specifieke eigenschappen te zien.
G.H Mead en C.H. Cooley: George Herbert Mead (1863 — 1931) en Charles Horton Cooley (1864 —
1929) hebben het idee dat het ‘zelf’ sociaal gevormd is, uitvoerig beargumenteerd. Het zelfbeeld van
een opgroeiend individu, zo stelden zij, wordt in hoge mate bepaald door de manieren waarop
‘belangrijke anderen’ zich tegenover het individu gedragen. Het individu ziet zich zelf door de ogen
van de anderen en vormt zo een zelfbeeld dat de houdingen weerspiegelt die die anderen tegenover
hem of haar aan de dag leggen.
Nature-nurture-controverse: Als mensen zozeer door andere mensen gevormd zijn, rijst de vraag of
aangeboren eigenschappen er dan niets toe doen. De hier geformuleerde controverse staat bekend
als de tegenstelling tussen ‘natuur’ en ‘cultuur’, of, in het Engels, tussen nature en nurture.
Samenspel van genetische mogelijkheden en omgevingsinvloeden: Menselijk gedrag is niet
aangeboren of aangeleerd, maar aangeboren en aangeleerd. Gedrag ontwikkelt zich in een
ingewikkeld samenspel van genetische mogelijkheden en invloeden uit de omgeving.
€8,66
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
mburukinuthia28

Ook beschikbaar in voordeelbundel

Thumbnail
Voordeelbundel
Sociologie (1000SOC108) : Sociologie denkers samenvatting Compleet 2025.
-
3 2025
€ 23,48 Meer info

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
mburukinuthia28 Universiteit Utrecht
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
1
Lid sinds
10 maanden
Aantal volgers
0
Documenten
58
Laatst verkocht
8 maanden geleden
Examenvoorbereiding

uw meest betrouwbare bron voor uitgebreide examenvoorbereiding

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen