_______________________________________________Weefsels:
→ 4 hoofdgroepen: - epitheel of dekweefsel
- steunweefsel
- spierweefsel
- zenuwweefsel
weefsel verzameling van cellen met soortgelijke bouw en gemeenschappelijke
functie
→ in weefsel onder andere: extracellulaire stoffen
⤷ synoniem: tussencelstof of matrix
vb. matrix van kraakbeenweefsel: vezels
⤷ bevinden zich rondom de cel
⤷ weefsel ontleent hieraan specifieke functies
→ in weefsel kunnen meerdere celtypen voorkomen en kan meerdere functies vervullen
Epitheel of dekweefsel:
1. Wat is epitheel:
→ bestaat uit cellen die aaneengesloten laag vormen (zonder tussencelstof)
→ vormt overal begrenzende deklagen
→ epitheel is niet doorbloed
→ voeding epitheelcellen: angrenzende bindweefsel (wel doorbloed)
→ epitheeloppervlak blootgesteld aan omgeving
⤷ kan buitenwereld zijn
⤷ kan binnenkant zijn van holle organen (vb. darmholte)
→ epitheel vast aan basaalmembraan
⤷ dunne elastische laag
⤷ verbind epitheel met onderliggend weefsel
→ epitheelcellen continu vervangen
⤷ slijten nl. snel af
→ heeft levenslang vermogen om te delen
2. Functies epitheel:
● bescherming
→ tegen bedreigingen
→ • beschadiging
• binnendringende ziekteverwekkers
• aantasting chemische stoffen
• uitdroging
● transportfunctie
→ stoffen vanuit omgeving organen binnenkomen
→ voorbeeld:
- darmepitheel: voedingsstoffen vanuit darmholte in bloed
- longepitheel: O2 vanuit longblaasjes door diffusie in bloed
1
, ● secretie (afscheiding)
→ meestal slijm
→ verschillende functies slijm
- plakmiddel (stofjes in luchtwegen)
- glijmiddel (in darmen of vagina)
- bescherming tegen uitdrogen (in luchtwegen)
- bescherming tegen inwerking enzymen of zuren (urinewegen en maag)
● afscheiding specifiek product
→ alleen door klierweefsel!
vb. speeksel door speekselklier, hormoon door hormoonklier, …
3. Locaties epitheel:
① trilhaarepitheel in neus en bovenste luchtwegen
② kubisch epitheel in de nieren
③ overgangsepitheel in de urineblaas
④ niet-verhoornend plaveiselepitheel (slijmvlies) in slokdarm en keelholte
⑤ eenlagig plaveiselepitheel in longblaasjes
⑥ cilindrisch epitheel in dunnen darm
⑦ huid
4. Soorten epitheel:
● eenlagig epitheel
→ 1 rij epitheelcellen
→ dun vliesje, erg kwetsbaar maar hersteld zich snel
→ 4 typen:
- plaveiselepitheel
⤷ platte cellen
⤷ synoniem: • plaatepitheel
vb. huid
• endotheel (als het inwendig ligt)
vb. binnenbekleding van hart, bloed- en lymfevaten, …
• mesotheel (vliesje rond orgaan)
vb. longvlies, hartzakje, buikvlies, …
2
, - kubisch epitheel
⤷ even hoog en even breed
vb. in nierbuizen, wand van klierbuizen
- cilindrisch epitheel
⤷ groot met zeer veel organellen
⤷ sommige plekken bevatten microvilli
↳ uitstulpingen die voor oppervlaktevergroting zorgen
↳ in darmholte van dunne darm zo
vb. binnenbekleding darm, galblaas, baarmoeder, …
- trilhaarepitheel
⤷ hoge cellen die aan kant van holte bedekt zijn met trilharen
⤷ cilia = trilharen
⤷ trilharen vol met slijm
vb. binnenbekleding luchtwegen, eileider, neus, …
plaveisel kubisch cilindrisch trilhaar
→ epitheel dunne darm
→ cilindrisch epitheel
→ longblaasjes en → trilharen (bovenaan)
bloedbaan → bindweefsel (onder)
→ plaveiselepitheel → trilhaarepitheel
→ binnenkleding maag
→ cilindrisch epitheel
● meerlagig epitheel
→ meerdere lagen epitheelcellen
→ onderste lagen zijn kubisch of cilindrisch
→ constant nieuwe toevoeging van cellen aan bovenlaag
⤷ cellen steeds verder afgeplat
⤷ bovenste cellen slijtfunctie
3
, → 3 typen:
- verhoornend plaveiselepitheel
⤷ dieper gelegen cellen zijn kubisch
⤷ door continu deling schuift deel van dochtercellen naar opp.
⤷ worden steeds platter als ze naar opp. schuiven
⤷ ze verhoorn, waardoor ze dood gaan
↳ dode plaveiselcellen
⤷ onderingbare laag voor water
⤷ biedt bescherming voor gevaren buitenaf
vb. in opperhuid
- niet-verhoornend plaveiselepitheel
⤷ zelfde bouw als verhoornd epitheel
↳ maar geen verhoorning bij buitenste laag cellen
⤷ functie: beschermen tegen beschadiging buitenaf
⤷ slijmvlies aanwezig (slijmcellen tussen epitheelcellen)
vb. orale mucosa in mondholte, vagina, slokdarm, anus, …
tandheelkunde: aanhechtingsepitheel in sulcus
- overgangsepitheel
⤷ lagen kubische of bolvormige cellen
↳ kunnen van vorm veranderen zonder dat ze beschadigen
⤷ epitheel in gerekte toestand: cellen plat getrokken
⤷ functie: elasticiteit
↳ bij rekken geen ontstaan van spleten
vb. binnenzijde urineblaas
→ huid
→ bovenste laag is
verhoornd → niet-verhoornde → aanhechtingsepitheel
plaveiselcellen → binnenkant
(bovenaan) ⇒ gekeratiniseerd → binnenkant urineblaas
→ bindweefsel (onder) → buitenkant
→ tussenin: basaal ⇒ niet
membraan (die lijn) gekeratiniseerd
4
→ 4 hoofdgroepen: - epitheel of dekweefsel
- steunweefsel
- spierweefsel
- zenuwweefsel
weefsel verzameling van cellen met soortgelijke bouw en gemeenschappelijke
functie
→ in weefsel onder andere: extracellulaire stoffen
⤷ synoniem: tussencelstof of matrix
vb. matrix van kraakbeenweefsel: vezels
⤷ bevinden zich rondom de cel
⤷ weefsel ontleent hieraan specifieke functies
→ in weefsel kunnen meerdere celtypen voorkomen en kan meerdere functies vervullen
Epitheel of dekweefsel:
1. Wat is epitheel:
→ bestaat uit cellen die aaneengesloten laag vormen (zonder tussencelstof)
→ vormt overal begrenzende deklagen
→ epitheel is niet doorbloed
→ voeding epitheelcellen: angrenzende bindweefsel (wel doorbloed)
→ epitheeloppervlak blootgesteld aan omgeving
⤷ kan buitenwereld zijn
⤷ kan binnenkant zijn van holle organen (vb. darmholte)
→ epitheel vast aan basaalmembraan
⤷ dunne elastische laag
⤷ verbind epitheel met onderliggend weefsel
→ epitheelcellen continu vervangen
⤷ slijten nl. snel af
→ heeft levenslang vermogen om te delen
2. Functies epitheel:
● bescherming
→ tegen bedreigingen
→ • beschadiging
• binnendringende ziekteverwekkers
• aantasting chemische stoffen
• uitdroging
● transportfunctie
→ stoffen vanuit omgeving organen binnenkomen
→ voorbeeld:
- darmepitheel: voedingsstoffen vanuit darmholte in bloed
- longepitheel: O2 vanuit longblaasjes door diffusie in bloed
1
, ● secretie (afscheiding)
→ meestal slijm
→ verschillende functies slijm
- plakmiddel (stofjes in luchtwegen)
- glijmiddel (in darmen of vagina)
- bescherming tegen uitdrogen (in luchtwegen)
- bescherming tegen inwerking enzymen of zuren (urinewegen en maag)
● afscheiding specifiek product
→ alleen door klierweefsel!
vb. speeksel door speekselklier, hormoon door hormoonklier, …
3. Locaties epitheel:
① trilhaarepitheel in neus en bovenste luchtwegen
② kubisch epitheel in de nieren
③ overgangsepitheel in de urineblaas
④ niet-verhoornend plaveiselepitheel (slijmvlies) in slokdarm en keelholte
⑤ eenlagig plaveiselepitheel in longblaasjes
⑥ cilindrisch epitheel in dunnen darm
⑦ huid
4. Soorten epitheel:
● eenlagig epitheel
→ 1 rij epitheelcellen
→ dun vliesje, erg kwetsbaar maar hersteld zich snel
→ 4 typen:
- plaveiselepitheel
⤷ platte cellen
⤷ synoniem: • plaatepitheel
vb. huid
• endotheel (als het inwendig ligt)
vb. binnenbekleding van hart, bloed- en lymfevaten, …
• mesotheel (vliesje rond orgaan)
vb. longvlies, hartzakje, buikvlies, …
2
, - kubisch epitheel
⤷ even hoog en even breed
vb. in nierbuizen, wand van klierbuizen
- cilindrisch epitheel
⤷ groot met zeer veel organellen
⤷ sommige plekken bevatten microvilli
↳ uitstulpingen die voor oppervlaktevergroting zorgen
↳ in darmholte van dunne darm zo
vb. binnenbekleding darm, galblaas, baarmoeder, …
- trilhaarepitheel
⤷ hoge cellen die aan kant van holte bedekt zijn met trilharen
⤷ cilia = trilharen
⤷ trilharen vol met slijm
vb. binnenbekleding luchtwegen, eileider, neus, …
plaveisel kubisch cilindrisch trilhaar
→ epitheel dunne darm
→ cilindrisch epitheel
→ longblaasjes en → trilharen (bovenaan)
bloedbaan → bindweefsel (onder)
→ plaveiselepitheel → trilhaarepitheel
→ binnenkleding maag
→ cilindrisch epitheel
● meerlagig epitheel
→ meerdere lagen epitheelcellen
→ onderste lagen zijn kubisch of cilindrisch
→ constant nieuwe toevoeging van cellen aan bovenlaag
⤷ cellen steeds verder afgeplat
⤷ bovenste cellen slijtfunctie
3
, → 3 typen:
- verhoornend plaveiselepitheel
⤷ dieper gelegen cellen zijn kubisch
⤷ door continu deling schuift deel van dochtercellen naar opp.
⤷ worden steeds platter als ze naar opp. schuiven
⤷ ze verhoorn, waardoor ze dood gaan
↳ dode plaveiselcellen
⤷ onderingbare laag voor water
⤷ biedt bescherming voor gevaren buitenaf
vb. in opperhuid
- niet-verhoornend plaveiselepitheel
⤷ zelfde bouw als verhoornd epitheel
↳ maar geen verhoorning bij buitenste laag cellen
⤷ functie: beschermen tegen beschadiging buitenaf
⤷ slijmvlies aanwezig (slijmcellen tussen epitheelcellen)
vb. orale mucosa in mondholte, vagina, slokdarm, anus, …
tandheelkunde: aanhechtingsepitheel in sulcus
- overgangsepitheel
⤷ lagen kubische of bolvormige cellen
↳ kunnen van vorm veranderen zonder dat ze beschadigen
⤷ epitheel in gerekte toestand: cellen plat getrokken
⤷ functie: elasticiteit
↳ bij rekken geen ontstaan van spleten
vb. binnenzijde urineblaas
→ huid
→ bovenste laag is
verhoornd → niet-verhoornde → aanhechtingsepitheel
plaveiselcellen → binnenkant
(bovenaan) ⇒ gekeratiniseerd → binnenkant urineblaas
→ bindweefsel (onder) → buitenkant
→ tussenin: basaal ⇒ niet
membraan (die lijn) gekeratiniseerd
4