Dyscalculie, theorie
1. Waarom deze cursus?
1.1. Geen wereld zonder cijfers
• Budgetbeheer/op tijd zijn/TV programmeren/wasmachine instellen
• Diverse beroepen:
o Dyscalculie is geen 3-23 stoornis (die zich beperkt tot de schoolleeftijd)
o Dyscalculie is geen 7 uur stoornis (die zich beperkt tot de schooluren)
Voorbeeld: verpleegkunde:
• Juiste dosis medicatie aflezen
• Berekenen hoeveel infuusvloeistof
• Beademingsmonitor instellen
• Patiënt 1 liter glucose van 5% over 24 u toedienen
Logopedist:
• Verband tussen rekenen en taal is zeer groot
• “Ik heb 3, hoeveel moet ik erbij doen om 7 te hebben?”
• Er is een grote comorbiditeit van dyslexie en dyscalculie (heb je het ene, dan heb je
hoogstwaarschijnlijk ook het ander)
Als er een persoon dyslexie heeft, dan is er 50% kans dat hij ook dyscalculie heeft
1.2. Rekenen is meer dan iets kunnen
• Kunnen rekenen = bagage van kennis en vaardigheden die we op school, op straat en thuis leren
• Durven rekenen = durven de stap zetten om, op risico van falen (math anxiety = angst om stap te zetten)
• Willen rekenen = de nood hebben om, behoefte hebben om juist te zijn
Rekenen gaat om welbevinden, betrokkenheid en competenties
Durven en willen rekenen: juiste vs onjuiste gevoelens
➔ Juiste gevoelens: gevoelens die ervoor zorgen dat de problemen niet vergroten en worden opgelost
➔ Onjuiste gevoelens: gevoelens die leiden tot verergeren van het probleem (onjuist = buiten proportie)
1.3. Dyscalculie heeft veel gevolgen:
• Dyscalculie heeft ook in secundair onderwijs en op volwassen leeftijd gevolgen
• 40 tot 80% van jongeren met leerstoornis ontwikkelt ook gedragsproblemen
• Invloed op zelfbeeld (angststoornis)
• Invloed op totale gezinsfunctioneren
1
,2. Psychologische stromingen over rekenen of rekendidactiek
2.1. Historisch overzicht
A. Historische voorlopers van meer recente stromingen vinden we terug in de denkpsychologie en in de
gestalltpsychologie
B. Meer recente stromingen zijn:
• Ontwikkelingspsychologie
• Cognitieve psychologie
• Handelingsleerpsychologie (zie 2.2.)
• Onderwijspsychologie
• Informatieverwerkingstheorie
• Neuropsychologie
• Vakdidactiek
C. Denkpsychologie kende vooral aanhangers in Duitsland:
• Kulpe (1922): “Rekenen is een uitvoerbare activiteit”
Rekenen is iets dat je moet uitvoeren met de handen
• Frohn (1926): “Controle”
Een handeling die je systematisch moet doen nadat je het al eens hebt gedaan
• Selz (1913, 1922): “Rekenen is je kunnen voorstellen wat er gebeurt”
• Kohnstamn (Ned., 1952): “Leraar moet de kinderen leren rekenen”
D. Gestalltpsychologie (ook Duits)
• Witteman (1952): “Rekenen moet je aanschouwelijk maken”
Je moet het je kunnen voorstellen (tekeningen, figuren, voorstellingen etc.)
• “Met behulp van VERBALISATIES”
Bij rekenen moet je taal gebruiken, verbaliseren
E. Ontwikkelingspsychologie (Piaget, 1967)
Piagetiaanse rekenvoorwaarden
F. De cognitieve leerpsychologie (1960, USA):
• Gesequentieerde instructie
• Leren van betekenisvolle ideeën
• Taakanalyse
G. Handelingsleerpsychologie (uit Rusland): !! (Enkel het woord kennen en de 2 namen)
• Gal’perin (1967)
• Davydov (1970): de trapsgewijze procedure (zie verder)
Wordt nog steeds gebruikt in de reken orthodidactiek
H. De onderwijspsychologie (Dewey, 1965)
• Leerlingkenmerken zijn ook belangrijk: intelligentie, motivatie en cognitieve stijl
• Omgevingsfactoren: hoe de school het kind aanspreekt op zijn vermogens
Als school moet je de kinderen gaan triggeren
2
, I. De neuropsychologie: de problemen liggen in neuro-anatomische en neurofysiologische factoren in het
kind
J. De vakdidactiek (Realistische methoden, jaren 90 en begin 2000)
• Gebruik maken van heuristieken
• Topdownprocessen (piramidemodel)
• Korte inleiding door leraars, probleemoplossend denken stimuleren door de groep
• Sterke visuele inhoud
Dit staat tegenover de vroegere visies:
• Algoritmen
• Bottom-up processen
• Gedifferentieerde instructie door leerkracht in 1-1 situatie
• Formulerekenopgaven: stap voor stap
De onderwijsevolutie staat haaks op de visie van de orthodidactiek
Voor kinderen met rekenproblemen is dit een negatieve evolutie
BESLUIT: we moeten eclectisch tewerk gaan ➔ we kiezen uit iedere theorie iets
2.2. Enkele basisprincipes uit de handelingsleertheorie
2.2.1. Van Parreren (gebaseerd op de Russische leerpsychologie)
2.2.1.1. Soorten leerprocessen
• Inzichtbevorderend leren (wag positief):
Beroep doen op een aantal regels, begrippen en oplossingsmethodes om een oplossing voor een probleem te
vinden
Als therapeut moet je die regels, begrippen en oplossingsmethodes aanleren
• Leren van feitenkennis (noch positief, noch negatief):
Feiten die op zichzelf belangrijk zijn of bepaalde regels die voor het inzichtbevorderend leren belangrijk zijn
Zaken die op zichzelf boeiend zijn, die je niet letterlijk moet kunnen reproduceren en/of die belangrijk zijn voor
het inzichtbevorderend leren
• Memoriseren (negatief):
Letterlijk reproduceren ➔ weinig wendbaar (wendbaar: in andere situaties kunnen toepassen)
• Automatiseren (positief):
Kan met motorische of zuiver theoretische vaardigheden
Iets doen zonder er nog bij na te moeten denken
• Leren leren (positief):
Leren is een activiteit en alles wat een activiteit is, moet je leren
Leren leren is dan de doeltreffendste leerstrategieën vinden om te leren
3
1. Waarom deze cursus?
1.1. Geen wereld zonder cijfers
• Budgetbeheer/op tijd zijn/TV programmeren/wasmachine instellen
• Diverse beroepen:
o Dyscalculie is geen 3-23 stoornis (die zich beperkt tot de schoolleeftijd)
o Dyscalculie is geen 7 uur stoornis (die zich beperkt tot de schooluren)
Voorbeeld: verpleegkunde:
• Juiste dosis medicatie aflezen
• Berekenen hoeveel infuusvloeistof
• Beademingsmonitor instellen
• Patiënt 1 liter glucose van 5% over 24 u toedienen
Logopedist:
• Verband tussen rekenen en taal is zeer groot
• “Ik heb 3, hoeveel moet ik erbij doen om 7 te hebben?”
• Er is een grote comorbiditeit van dyslexie en dyscalculie (heb je het ene, dan heb je
hoogstwaarschijnlijk ook het ander)
Als er een persoon dyslexie heeft, dan is er 50% kans dat hij ook dyscalculie heeft
1.2. Rekenen is meer dan iets kunnen
• Kunnen rekenen = bagage van kennis en vaardigheden die we op school, op straat en thuis leren
• Durven rekenen = durven de stap zetten om, op risico van falen (math anxiety = angst om stap te zetten)
• Willen rekenen = de nood hebben om, behoefte hebben om juist te zijn
Rekenen gaat om welbevinden, betrokkenheid en competenties
Durven en willen rekenen: juiste vs onjuiste gevoelens
➔ Juiste gevoelens: gevoelens die ervoor zorgen dat de problemen niet vergroten en worden opgelost
➔ Onjuiste gevoelens: gevoelens die leiden tot verergeren van het probleem (onjuist = buiten proportie)
1.3. Dyscalculie heeft veel gevolgen:
• Dyscalculie heeft ook in secundair onderwijs en op volwassen leeftijd gevolgen
• 40 tot 80% van jongeren met leerstoornis ontwikkelt ook gedragsproblemen
• Invloed op zelfbeeld (angststoornis)
• Invloed op totale gezinsfunctioneren
1
,2. Psychologische stromingen over rekenen of rekendidactiek
2.1. Historisch overzicht
A. Historische voorlopers van meer recente stromingen vinden we terug in de denkpsychologie en in de
gestalltpsychologie
B. Meer recente stromingen zijn:
• Ontwikkelingspsychologie
• Cognitieve psychologie
• Handelingsleerpsychologie (zie 2.2.)
• Onderwijspsychologie
• Informatieverwerkingstheorie
• Neuropsychologie
• Vakdidactiek
C. Denkpsychologie kende vooral aanhangers in Duitsland:
• Kulpe (1922): “Rekenen is een uitvoerbare activiteit”
Rekenen is iets dat je moet uitvoeren met de handen
• Frohn (1926): “Controle”
Een handeling die je systematisch moet doen nadat je het al eens hebt gedaan
• Selz (1913, 1922): “Rekenen is je kunnen voorstellen wat er gebeurt”
• Kohnstamn (Ned., 1952): “Leraar moet de kinderen leren rekenen”
D. Gestalltpsychologie (ook Duits)
• Witteman (1952): “Rekenen moet je aanschouwelijk maken”
Je moet het je kunnen voorstellen (tekeningen, figuren, voorstellingen etc.)
• “Met behulp van VERBALISATIES”
Bij rekenen moet je taal gebruiken, verbaliseren
E. Ontwikkelingspsychologie (Piaget, 1967)
Piagetiaanse rekenvoorwaarden
F. De cognitieve leerpsychologie (1960, USA):
• Gesequentieerde instructie
• Leren van betekenisvolle ideeën
• Taakanalyse
G. Handelingsleerpsychologie (uit Rusland): !! (Enkel het woord kennen en de 2 namen)
• Gal’perin (1967)
• Davydov (1970): de trapsgewijze procedure (zie verder)
Wordt nog steeds gebruikt in de reken orthodidactiek
H. De onderwijspsychologie (Dewey, 1965)
• Leerlingkenmerken zijn ook belangrijk: intelligentie, motivatie en cognitieve stijl
• Omgevingsfactoren: hoe de school het kind aanspreekt op zijn vermogens
Als school moet je de kinderen gaan triggeren
2
, I. De neuropsychologie: de problemen liggen in neuro-anatomische en neurofysiologische factoren in het
kind
J. De vakdidactiek (Realistische methoden, jaren 90 en begin 2000)
• Gebruik maken van heuristieken
• Topdownprocessen (piramidemodel)
• Korte inleiding door leraars, probleemoplossend denken stimuleren door de groep
• Sterke visuele inhoud
Dit staat tegenover de vroegere visies:
• Algoritmen
• Bottom-up processen
• Gedifferentieerde instructie door leerkracht in 1-1 situatie
• Formulerekenopgaven: stap voor stap
De onderwijsevolutie staat haaks op de visie van de orthodidactiek
Voor kinderen met rekenproblemen is dit een negatieve evolutie
BESLUIT: we moeten eclectisch tewerk gaan ➔ we kiezen uit iedere theorie iets
2.2. Enkele basisprincipes uit de handelingsleertheorie
2.2.1. Van Parreren (gebaseerd op de Russische leerpsychologie)
2.2.1.1. Soorten leerprocessen
• Inzichtbevorderend leren (wag positief):
Beroep doen op een aantal regels, begrippen en oplossingsmethodes om een oplossing voor een probleem te
vinden
Als therapeut moet je die regels, begrippen en oplossingsmethodes aanleren
• Leren van feitenkennis (noch positief, noch negatief):
Feiten die op zichzelf belangrijk zijn of bepaalde regels die voor het inzichtbevorderend leren belangrijk zijn
Zaken die op zichzelf boeiend zijn, die je niet letterlijk moet kunnen reproduceren en/of die belangrijk zijn voor
het inzichtbevorderend leren
• Memoriseren (negatief):
Letterlijk reproduceren ➔ weinig wendbaar (wendbaar: in andere situaties kunnen toepassen)
• Automatiseren (positief):
Kan met motorische of zuiver theoretische vaardigheden
Iets doen zonder er nog bij na te moeten denken
• Leren leren (positief):
Leren is een activiteit en alles wat een activiteit is, moet je leren
Leren leren is dan de doeltreffendste leerstrategieën vinden om te leren
3