Thema 2.2, anesthesie
Werkcollege 1
Leerdoelen
- de opbouw van de zenuwcel: cellichaam, axon, dendrieten, insnoering van Ranvier,
myelineschede, synaps, semipermeabele membraam met ionenkanalen
- basaal het ontstaan van pijn en de voortgeleiding van pijn over de celmembraan
1ste fase: nociceptie: het vermogen van een mens, een dier of organisme om een beschadiging
in waar te nemen.
Waardoor de weefsel beschadig raken door
-Mechanisch irritatie: boren
-Thermisch: als er geen water uit komt tijdens boren warm
-Chemisch: ets die dicht bij de pulpa kamer komt
-Galvanisch: oplossen van animilium (metal) (nood)kroon, zoals vieze smaak
Tijdens de beschadiging van de weefsels komen er allerlei stoffen vrij, bijv. histamine,
bradykininen, serotonine, Interleukinen en prostaglandine E2.
,2de fase: transductie : het omzetten van de prikkel naar een elektrisch zenuwsignaal
3de fase: transmissie: het geleiding van pijnsignaal via dun gemyeliniseerde A delta vezels en
ongemyeliniseerde C vezels naar het CZ. Het tramsport van pijnprikkel gaat via de A delta vezels
sneller dan via de C vezel, omdat de A delta vezel in de gemyeliniseerde schede in snoering van
ranvier hebben(saltatoir- stap voor stap). in deze fase wordt een actiepotentiaal opgewekt door
het verplaatsen van natrium en kalium ionen door de kanalen in de celmembraan. Natrium+
stroomt de cel binnen, hierdoor neemt de potentiaalverschil af tussen de binnenzijde van de cel
en de buitenzijde van de cel, want de buitenkant van de celmembraan wordt minder positief ten
opzichte van binnen( dit proces heet depolarisatie). Direct daarna stroomt K+ de cel uit, dit
proces is minder dan duizenden seconden
4e fase: modulatie: de modulatie is de verandering van de pijnmechanismen van perifeer naar
centraal. Er kunnen perifeer op centraal portjes aanwezig zijn in schakelstation die open of dicht
zitten en in meer of mindere maten de pijn door laten gaan naar de CZ
- de functie en werking van lokale anesthetica, het blokkeren en het ontstaan van de
actiepotentiaal en de geleiding ervan over de celmembraan.
Blokkade door anesthetica
Lokale anesthetica stabiliseren de celmembraan in een rusttoestand door te voorkomen
dat natriumkanalen openen, waardoor de depolarisatie en actiepotentiaal volledig
geblokkeerd worden. Zonder actiepotentiaal stopt de pijngeleiding in de zenuwvezel.
, - het werkingsmechanisme, intreetijd, werkingsduur, sterkte van het analgetisch effect en
eiwitbinding van lokaal anesthesie.
Lokaal anesthetica binden reversibel aan zowel plasma- als weefseleiwitten. Zij binden
primair aan globulinen, erytrocyten en veel minder een plasma-albumine. De mate van
eiwitbinding is een bepalende factor voor de werkingsduur van een anestheticum. Over
het algemeen geldt: hoe sterker de binding aan plasma-eiwitten, hoe langer het Lokaal
anestheticum werkzaam is.
- de eigenschappen van vasoconstrictiva.
1. Vaatvernauwing
2. Verlengde werking anesthetica
3. Minder systemische bijwerkingen
4. Verminderen van bloeding
5. Werkingsmechanisme: Veel vasoconstrictiva, zoals adrenaline (epinefrine), werken
via stimulatie van adrenerge receptoren (vooral alfa-1-receptoren), wat leidt tot
samentrekking van gladde spiercellen in de bloedvaten.
- de werking van epinefrine en felypressine.
Studievragen
1. Welke lokaal anesthetica worden veel gebruikt in de tandheelkunde?
(amino) esters zoals procaïne, (amino) amides zoals lidocaïne. Ook antwoorden als
citanest, lidocaïne, ultracaïne, articaïne, procaïne zijn goed
2. Wat zijn drie ingrediënten van een verdovingscarpule?
het lokaal anestheticum met conserveringsmiddel (bijvoorbeeld HCl), een
vasoconstrictor (zoals adrenaline of felypressine die wordt toegevoegd om de
bloedvaten in de buurt van het injectiegebied te vernauwen. Dit vermindert bloeding,
verlengt de werkingsduur van het anestheticum en vermindert de kans op bijwerkingen
, door de opname van het anestheticum in de bloedsomloop.) en een conserveermiddel
voor de vasocontrictor (vaak een anti oxidant: bisulfiet).
3. Wat zijn de voor- en nadelen van mepivacaïne?
Een voordeel is dat het vasocontrictieve eigenschappen heeft. Een nadeel is dat het toch
al na 15 minuten gaat uitwerken
4. Op welke manieren wordt lidocaïne gebruikt als verdoving in de mond?
Injectie, gel of spray
5. Wat is de functie van HCL in verdovingsvloeistof?
Verhoogde wateroplosbaarheid. Door de toevoeging van HCl wordt het anestheticum
omgezet in een zoutvorm (bijvoorbeeld lidocaïnehydrochloride), die beter oplosbaar is in
waterige oplossingen. Is een conserveringsmiddel
6. Wat is de functie van een vasoconstrictor?
Samenknijpen van bloedvaten. Verlengen werkingsduur anestheticum, minder bloeding
en verminderen systemische bijwerkingen zoals duizeligheid of hartkloppingen die
kunnen optreden als de anesthesie in het bloed terecht komt Het wordt als het ware
tijdelijk minder snel weggevoerd door de bloedsomloop.
7. Noem verschillende vasoconstrictoren met zijn eigenschappen.
Adrenaline (epinefrine) en felypressine. Adrenaline knijpt de aanvoerende, zuurstofrijke
vaten dicht. Is effectiever dan felypressine, werkt langer. Wordt geproduceerd door het
bijniermerg. De verdovingsvloeistof blijft langer op z’n plek. En werkt langer, ongeveer
2,5x zo lang
Felypressine is een synthetisch middel, zorgt voor vasoconstrictie van de afvoerende
(zuurstofarme) veneuze vaten. Het wordt ook wel octapressine genoemd, kijk maar een
naar een carpule citanest, waar het in zit. Felypressine lijkt op vasopressine, dat maken
we wel zelf aan als hormoon en zorgt ervoor dat we vocht vasthouden in de nieren.
8. Op welke natuurlijke (lichaamseigen) stof lijkt felypressine, en wat doet die stof in ons
lichaam? Is dat ook een eigenschap van felypressine?
Felypressine is een synthetische vasoconstrictor, lijkt op de natuurlijke variant
vasopressine (=antidiuretisch hormoon ADH). Dit hormoon zorgt ervoor dat we vocht
vasthouden via de nieren. Vasopressine wordt geproduceerd door de hypothalamus en
afgegeven door de hypofyse, en het heeft verschillende belangrijke functies in het
lichaam:
- Regulatie van de waterhuishouding: Vasopressine zorgt ervoor dat de nieren meer
water terugwinnen uit de urine, wat helpt om de water- en zoutbalans in het lichaam te
handhaven. Het vermindert urineproductie en voorkomt uitdroging
- Vasoconstrictie: Net als felypressine kan vasopressine de bloedvaten vernauwen
(vasoconstrictie), wat leidt tot een verhoogde bloeddruk. Dit is vooral belangrijk bij
situaties waarin het lichaam vocht wil vasthouden of de bloeddruk moet verhogen
- Felypressine deelt de eigenschap van vasoconstrictie met vasopressine. In lokale
verdovingsmiddelen wordt felypressine gebruikt om de bloedvaten in het geïnjecteerde
gebied te vernauwen. Dit vertraagt de opname van het anestheticum in de
bloedsomloop en verlengt zo de verdoving, terwijl het ook de bloeding vermindert in het
behandelde gebied.
- Belangrijk verschil: Felypressine heeft nauwelijks effect op de regulatie van de
waterhuishouding, wat een belangrijke functie van vasopressine, ADH, in het lichaam is.
Het wordt specifiek gebruikt voor zijn vasocontrictieve werking in tandheelkundige en
medische verdovingsmiddelen.
,Samenvatting powerpoint opname
Perifeer: ( medisch ) aan de buitenzijde. Het perifeer zenuwstelsel is het zenuwstelsel dat buiten
het centrale zenuwstelsel ligt. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en
ruggenmerg. (algehele narcose)
Reversibel: het is omkeerbaar, werkt ook weer uit.
Pijn kunnen we voelen met nociceptoren, d.m.v. fysiologische sensoren. De fysiologische
eindorgaantjes zitten bijvoorbeeld in de huid, om druk en temperatuur te voelen.
Het verplaatsen van de prikkel naar de hersenen gaat over drie zenuwvezels.
1. Ligt in het perifere zenuwstelsel
2. En 3 liggen in het czs (dus in ruggenmerg en hersenen) en vormen zenuwbanen (tracti).
De celkernen van individuele zenuwcellen liggen bij elkaar gegroepeerd in ganglia en
zenuwkernen (nuclei). Ganglia zijn gegroepeerde celkernen (perifeer), nuclei zijn
zenuwkernen in het czs.
Lokaal-anesthetica blokkeren het ontstaan van de actiepotentiaal en de geleiding ervan over
de celmembraan door het blokkeren van de Na en K pomp.
, De werking van de Na/K-pomp:
Kalium gaat actief naar binnen
en Natrium actief naar buiten,
en daardoor ontstaat een
actiepotentiaal. Kalium is
blauw, natrium is rood. Met een
voltmeter zou je meten: -70
mVolt. Komt er een prikkel, dan
wordt het pompmechanisme
gestopt en gaat hij naar 0, en
moet weer herstellen. Dat kost
energie. Met verdoven blokkeer
je de actiepotentiaal. Verdoving
grijpt dus in op de Na/K-pomp.
De natrium-kaliumpomp of
Na+-K+-ATPase is een enzym
dat zich in het celmembraan
van dierlijke cellen bevindt en
door middel van actief
transport natrium-ionen de
cel uitpompt, en kalium-
ionen de cel in. Dit kost
energie in de vorm van ATP,
omdat beide ionen tegen hun
elektrochemische gradiënt in
worden gepompt
De natrium-kaliumpomp
zorgt ervoor dat de
natriumconcentratie in de cel lager is dan erbuiten, en de kaliumconcentratie juist hoger.
Dankzij deze concentratieverschillen is er in de rusttoestand een verschil in elektrische
potentiaal aanwezig tussen de binnenkant en de buitenkant van de cel (de rustpotentiaal) en
kunnen natriumkanalen en kaliumkanalen vervolgens een actiepotentiaal genereren om
signalen door te geven (in neuronen) of om de cel aan het werk te zetten (in spiercellen en
klieren). Deze signalen worden tijdens een verdoving niet meer doorgegeven.
Ontladen = depolariseren, er is een drempelwaarde voordat hij het doet. En hij heeft
hersteltijd nodig.
Je ziet van links naar rechts in de tijd dat de cel opgeladen begint, met -70 mV. Na een
prikkel geeft de cel een stroompje af en ontlaadt, ofwel depolariseert. Je ziet dat hij de 0
zelfs iets voorbij schiet. Vervolgens, meer naar rechts dus verder in de tijd zie je dat de cel
weer gaat opladen (repolarisatie) richting -70 mV, er zelfs iets voorbij schiet
(hyperpolarisatie), herstelt en dan in rust weer klaar staat voor de volgende actie.
Werkcollege 1
Leerdoelen
- de opbouw van de zenuwcel: cellichaam, axon, dendrieten, insnoering van Ranvier,
myelineschede, synaps, semipermeabele membraam met ionenkanalen
- basaal het ontstaan van pijn en de voortgeleiding van pijn over de celmembraan
1ste fase: nociceptie: het vermogen van een mens, een dier of organisme om een beschadiging
in waar te nemen.
Waardoor de weefsel beschadig raken door
-Mechanisch irritatie: boren
-Thermisch: als er geen water uit komt tijdens boren warm
-Chemisch: ets die dicht bij de pulpa kamer komt
-Galvanisch: oplossen van animilium (metal) (nood)kroon, zoals vieze smaak
Tijdens de beschadiging van de weefsels komen er allerlei stoffen vrij, bijv. histamine,
bradykininen, serotonine, Interleukinen en prostaglandine E2.
,2de fase: transductie : het omzetten van de prikkel naar een elektrisch zenuwsignaal
3de fase: transmissie: het geleiding van pijnsignaal via dun gemyeliniseerde A delta vezels en
ongemyeliniseerde C vezels naar het CZ. Het tramsport van pijnprikkel gaat via de A delta vezels
sneller dan via de C vezel, omdat de A delta vezel in de gemyeliniseerde schede in snoering van
ranvier hebben(saltatoir- stap voor stap). in deze fase wordt een actiepotentiaal opgewekt door
het verplaatsen van natrium en kalium ionen door de kanalen in de celmembraan. Natrium+
stroomt de cel binnen, hierdoor neemt de potentiaalverschil af tussen de binnenzijde van de cel
en de buitenzijde van de cel, want de buitenkant van de celmembraan wordt minder positief ten
opzichte van binnen( dit proces heet depolarisatie). Direct daarna stroomt K+ de cel uit, dit
proces is minder dan duizenden seconden
4e fase: modulatie: de modulatie is de verandering van de pijnmechanismen van perifeer naar
centraal. Er kunnen perifeer op centraal portjes aanwezig zijn in schakelstation die open of dicht
zitten en in meer of mindere maten de pijn door laten gaan naar de CZ
- de functie en werking van lokale anesthetica, het blokkeren en het ontstaan van de
actiepotentiaal en de geleiding ervan over de celmembraan.
Blokkade door anesthetica
Lokale anesthetica stabiliseren de celmembraan in een rusttoestand door te voorkomen
dat natriumkanalen openen, waardoor de depolarisatie en actiepotentiaal volledig
geblokkeerd worden. Zonder actiepotentiaal stopt de pijngeleiding in de zenuwvezel.
, - het werkingsmechanisme, intreetijd, werkingsduur, sterkte van het analgetisch effect en
eiwitbinding van lokaal anesthesie.
Lokaal anesthetica binden reversibel aan zowel plasma- als weefseleiwitten. Zij binden
primair aan globulinen, erytrocyten en veel minder een plasma-albumine. De mate van
eiwitbinding is een bepalende factor voor de werkingsduur van een anestheticum. Over
het algemeen geldt: hoe sterker de binding aan plasma-eiwitten, hoe langer het Lokaal
anestheticum werkzaam is.
- de eigenschappen van vasoconstrictiva.
1. Vaatvernauwing
2. Verlengde werking anesthetica
3. Minder systemische bijwerkingen
4. Verminderen van bloeding
5. Werkingsmechanisme: Veel vasoconstrictiva, zoals adrenaline (epinefrine), werken
via stimulatie van adrenerge receptoren (vooral alfa-1-receptoren), wat leidt tot
samentrekking van gladde spiercellen in de bloedvaten.
- de werking van epinefrine en felypressine.
Studievragen
1. Welke lokaal anesthetica worden veel gebruikt in de tandheelkunde?
(amino) esters zoals procaïne, (amino) amides zoals lidocaïne. Ook antwoorden als
citanest, lidocaïne, ultracaïne, articaïne, procaïne zijn goed
2. Wat zijn drie ingrediënten van een verdovingscarpule?
het lokaal anestheticum met conserveringsmiddel (bijvoorbeeld HCl), een
vasoconstrictor (zoals adrenaline of felypressine die wordt toegevoegd om de
bloedvaten in de buurt van het injectiegebied te vernauwen. Dit vermindert bloeding,
verlengt de werkingsduur van het anestheticum en vermindert de kans op bijwerkingen
, door de opname van het anestheticum in de bloedsomloop.) en een conserveermiddel
voor de vasocontrictor (vaak een anti oxidant: bisulfiet).
3. Wat zijn de voor- en nadelen van mepivacaïne?
Een voordeel is dat het vasocontrictieve eigenschappen heeft. Een nadeel is dat het toch
al na 15 minuten gaat uitwerken
4. Op welke manieren wordt lidocaïne gebruikt als verdoving in de mond?
Injectie, gel of spray
5. Wat is de functie van HCL in verdovingsvloeistof?
Verhoogde wateroplosbaarheid. Door de toevoeging van HCl wordt het anestheticum
omgezet in een zoutvorm (bijvoorbeeld lidocaïnehydrochloride), die beter oplosbaar is in
waterige oplossingen. Is een conserveringsmiddel
6. Wat is de functie van een vasoconstrictor?
Samenknijpen van bloedvaten. Verlengen werkingsduur anestheticum, minder bloeding
en verminderen systemische bijwerkingen zoals duizeligheid of hartkloppingen die
kunnen optreden als de anesthesie in het bloed terecht komt Het wordt als het ware
tijdelijk minder snel weggevoerd door de bloedsomloop.
7. Noem verschillende vasoconstrictoren met zijn eigenschappen.
Adrenaline (epinefrine) en felypressine. Adrenaline knijpt de aanvoerende, zuurstofrijke
vaten dicht. Is effectiever dan felypressine, werkt langer. Wordt geproduceerd door het
bijniermerg. De verdovingsvloeistof blijft langer op z’n plek. En werkt langer, ongeveer
2,5x zo lang
Felypressine is een synthetisch middel, zorgt voor vasoconstrictie van de afvoerende
(zuurstofarme) veneuze vaten. Het wordt ook wel octapressine genoemd, kijk maar een
naar een carpule citanest, waar het in zit. Felypressine lijkt op vasopressine, dat maken
we wel zelf aan als hormoon en zorgt ervoor dat we vocht vasthouden in de nieren.
8. Op welke natuurlijke (lichaamseigen) stof lijkt felypressine, en wat doet die stof in ons
lichaam? Is dat ook een eigenschap van felypressine?
Felypressine is een synthetische vasoconstrictor, lijkt op de natuurlijke variant
vasopressine (=antidiuretisch hormoon ADH). Dit hormoon zorgt ervoor dat we vocht
vasthouden via de nieren. Vasopressine wordt geproduceerd door de hypothalamus en
afgegeven door de hypofyse, en het heeft verschillende belangrijke functies in het
lichaam:
- Regulatie van de waterhuishouding: Vasopressine zorgt ervoor dat de nieren meer
water terugwinnen uit de urine, wat helpt om de water- en zoutbalans in het lichaam te
handhaven. Het vermindert urineproductie en voorkomt uitdroging
- Vasoconstrictie: Net als felypressine kan vasopressine de bloedvaten vernauwen
(vasoconstrictie), wat leidt tot een verhoogde bloeddruk. Dit is vooral belangrijk bij
situaties waarin het lichaam vocht wil vasthouden of de bloeddruk moet verhogen
- Felypressine deelt de eigenschap van vasoconstrictie met vasopressine. In lokale
verdovingsmiddelen wordt felypressine gebruikt om de bloedvaten in het geïnjecteerde
gebied te vernauwen. Dit vertraagt de opname van het anestheticum in de
bloedsomloop en verlengt zo de verdoving, terwijl het ook de bloeding vermindert in het
behandelde gebied.
- Belangrijk verschil: Felypressine heeft nauwelijks effect op de regulatie van de
waterhuishouding, wat een belangrijke functie van vasopressine, ADH, in het lichaam is.
Het wordt specifiek gebruikt voor zijn vasocontrictieve werking in tandheelkundige en
medische verdovingsmiddelen.
,Samenvatting powerpoint opname
Perifeer: ( medisch ) aan de buitenzijde. Het perifeer zenuwstelsel is het zenuwstelsel dat buiten
het centrale zenuwstelsel ligt. Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en
ruggenmerg. (algehele narcose)
Reversibel: het is omkeerbaar, werkt ook weer uit.
Pijn kunnen we voelen met nociceptoren, d.m.v. fysiologische sensoren. De fysiologische
eindorgaantjes zitten bijvoorbeeld in de huid, om druk en temperatuur te voelen.
Het verplaatsen van de prikkel naar de hersenen gaat over drie zenuwvezels.
1. Ligt in het perifere zenuwstelsel
2. En 3 liggen in het czs (dus in ruggenmerg en hersenen) en vormen zenuwbanen (tracti).
De celkernen van individuele zenuwcellen liggen bij elkaar gegroepeerd in ganglia en
zenuwkernen (nuclei). Ganglia zijn gegroepeerde celkernen (perifeer), nuclei zijn
zenuwkernen in het czs.
Lokaal-anesthetica blokkeren het ontstaan van de actiepotentiaal en de geleiding ervan over
de celmembraan door het blokkeren van de Na en K pomp.
, De werking van de Na/K-pomp:
Kalium gaat actief naar binnen
en Natrium actief naar buiten,
en daardoor ontstaat een
actiepotentiaal. Kalium is
blauw, natrium is rood. Met een
voltmeter zou je meten: -70
mVolt. Komt er een prikkel, dan
wordt het pompmechanisme
gestopt en gaat hij naar 0, en
moet weer herstellen. Dat kost
energie. Met verdoven blokkeer
je de actiepotentiaal. Verdoving
grijpt dus in op de Na/K-pomp.
De natrium-kaliumpomp of
Na+-K+-ATPase is een enzym
dat zich in het celmembraan
van dierlijke cellen bevindt en
door middel van actief
transport natrium-ionen de
cel uitpompt, en kalium-
ionen de cel in. Dit kost
energie in de vorm van ATP,
omdat beide ionen tegen hun
elektrochemische gradiënt in
worden gepompt
De natrium-kaliumpomp
zorgt ervoor dat de
natriumconcentratie in de cel lager is dan erbuiten, en de kaliumconcentratie juist hoger.
Dankzij deze concentratieverschillen is er in de rusttoestand een verschil in elektrische
potentiaal aanwezig tussen de binnenkant en de buitenkant van de cel (de rustpotentiaal) en
kunnen natriumkanalen en kaliumkanalen vervolgens een actiepotentiaal genereren om
signalen door te geven (in neuronen) of om de cel aan het werk te zetten (in spiercellen en
klieren). Deze signalen worden tijdens een verdoving niet meer doorgegeven.
Ontladen = depolariseren, er is een drempelwaarde voordat hij het doet. En hij heeft
hersteltijd nodig.
Je ziet van links naar rechts in de tijd dat de cel opgeladen begint, met -70 mV. Na een
prikkel geeft de cel een stroompje af en ontlaadt, ofwel depolariseert. Je ziet dat hij de 0
zelfs iets voorbij schiet. Vervolgens, meer naar rechts dus verder in de tijd zie je dat de cel
weer gaat opladen (repolarisatie) richting -70 mV, er zelfs iets voorbij schiet
(hyperpolarisatie), herstelt en dan in rust weer klaar staat voor de volgende actie.