Paragraaf 1 Sporen uit de ijstijd
Het Pleistoceen
IJstijd/ glaciaal = koud. Tussenijstijd/ interglaciaal = warm (nu)
Argentinië → ijs en water (natuurkrachten)
Pleistoceen (12.000 - 2,5 miljoen jaar geleden) → afwisseling van koude/warme perioden.
IJstijd:
- Steenkoud
- Sneeuw wordt samengedrukt tot ijs
- Meer landijs→ lagere zeespiegel → delen van Noordzee vallen droog
- Gletsjers (Scandinavië) → richting nederland (duurde minstens duizend jaar)
Rivierenland
IJstijden? → Nederland meestal ‘ijsvrij’, ijs in NL? → koud klimaat en toendralandschap
Koude perioden? → rivieren hoofdrol
- Vlakke land → beddingen verstopt → water zoekt nieuwe uitweg
- Vlechtende rivier → groot gebied in beslag + veel zand en grind → brede puinwaaier
- Zomer → breed want veel smeltwater uit middelgebergten
- Winter → rivieren droog en bevroren
- Zomer + winter = regiem (schommelingen in de waterafvoer)
Oprukkend ijs
Noordelijke helft van NL bedekt met ijs in 2 fasen:
- Noord- en Oost- Nederland: Landijs neemt zand, grind, klei, leem en stenen mee →
stenen vermengen met de andere → keileem (grondmorene bestaande uit…) →
Opgeperst als heuvels (kleileemkoppen) = stevig → spoelt niet makkelijk weg.
- Ongeveer Haarlem-Utrecht-Nijmegen: Tongbekkens (door landijs uitgediept rivierdal) →
ijs drukte rivierzand en -grind weg → stuwwallen (door landijs opgedrukte heuvel)
- Eind fase 2: warmer (Eem-interglaciaal, lijkt op Holoceen)
, Poolwoestijn
Laatste ijstijd → ijs bereikte Nederland niet meer
- Poolwoestijn of -steppe → dekzand (afzetting van zand door de wind) of löss (fijnere
stofdeeltjes) kwamen overal terecht.
- Rivieren vallen droog → breiden uit naar westen → invloed landschap
BB 143
Verschil met temperatuurstijgingen in het verleden: de rol van de mens.
behalve het natuurlijk broeikaseffect
ook het versterkte broeikaseffect
gevolg: terugkoppelingen
BB 145
Sterkte van zonnestraling verandert door:
- weerkaatsing van het zonlicht door deeltjes in de dampkring
- weerkaatsing van het zonlicht op het aardoppervlak
- albedo (weerkaatsing van zonlicht op aarde)
- witte oppervlakten weerkaatsen meer
BB 146
Opwarming:
- albedo-effect = hogere temperaturen meer sneeuw smelt minder weerkaatsing
meer opwarming, enz.
Temperatuurdaling:
- waterdamp- en wolken terugkoppeling = opwarming meer verdamping meer lage
bewolking extra zonlicht reflectie minder zonlicht op aarde temperatuurdaling
Paragraaf 2 De zeespiegel stijgt
Klimaat warmt op, zeespiegel stijgt
Holoceen (12.000 jaar geleden tot nu):
- warmer → landijs smelt → zeespiegel stijgt
- Noordzee vol met water → kustlijn verschuift landinwaarts (transgressie)
Transgressie = periode waarin de invloed van de zee toeneemt.
Regressie = kustlijn verschuift weer de andere kant op.