Procesmanagement
Thuis, P. (2021). Toegepaste Organisatiekunde (editie). Nederland: Uitgever: Noordhoff
PDCA
- Voor het verbeteren van processen kun je de PDCA-cyclus gebruiken (plan, do, check,
act)
Plan = maak een plan voor verandering en leg vast wat je wil veranderen. Benoem de stappen
die genomen moeten worden, schat de risico’s in en benoem de resultaten van de verandering.
Do = voer het plan uit
Check = controleer met de resultaten of je het proces hebt verbeterd
Act = plan evalueren en eventueel bijstellen
Organiseren
- Organiseren is de managementfunctie die erop gericht is in een organisatie de
structuur van relaties tussen het personeel te creëren waardoor het personeel in staat
is geplande doelen te behalen.
Redenen om te organiseren
1. Het voorkomen van de duplicatie van middelen
2. Het bereiken van synergie
Redenen om een organisatiestructuur te maken
1. Het instellen van autoriteit en hiërarchie
2. Het bewerkstelligen van goede communicatie
Motieven voor arbeidsverdeling
1. Bestuurs-motief = er moet worden gezorgd dat de organisatie bestuurbaar blijft.
2. Kosten-motief = gekozen organisatiewijze moet wel betaalbaar blijven
3. Gedragskundig-motief = de taken moeten werknemers de kans geven tot ontplooiing,
en mogen niet eentonig zijn.
4. Maatschappelijk-motief = rekening houden met normen, waarden en wetten.
4 regels om tot een geschikte taakdefinitie te komen
1. De taak moet op niveau zijn
2. Taak moet logisch, overzichtelijk en afgerond geheel vormen
3. Taken moeten mogelijkheid tot ontplooiing bieden en niet eentonig zijn.
4. Taken mogen geen tegenstrijdigheden bevatten
, 3 oplossingen Herzberg om werkzaamheden gemotiveerd te houden
1. Taakverruiming = taken wat iemand heeft wordt uitgebreid
2. Taakroulatie = volgens tijdschema taken tussen werknemers ruilen.
3. Taakverrijking = meer taken op hoger niveau
Functie bepaal je d.m.v. de functie-analyse (4 a’s)
1. Arbeidsinhoud = aard van het werk en vraag wat iemand precies doet
2. Arbeidsomstandigheden = omstandigheden waaronder het werk wordt uitgevoerd
3. Arbeidsverhouding = hierbij gaat het om de macht en de verantwoordelijkheid van de
functie.
4. Arbeidsvoorwaarden = primaire arbeidsvoorwaarden (salaris, lease auto etc)
6 technieken maken functie-analyse
1. Observeren = iemand die de taak uitvoert nauwlettend observeren.
2. Expertmethode = vragen aan een expert, wat de functie inhoudt.
3. Individueel interview = men interviewt iemand die de functie uitvoert
4. Groepsinterview = men interviewt een groep mensen die de functie uitvoert
5. Vragenlijstmethode = en legt uitvoerder van de functie een gestandardiseerde lijst voor
6. Dagboekmethode = gedurende de functie een dagboek bij houden
Verticale en horizontale arbeidsverdeling
à voordeel van arbeidsverdeling = stijging van de productiviteit
Verticale arbeidsverdeling = als een medewerker iemand onder zich krijgt, er is sprake van
een hiërarchisch niveau
Delegeren = het overdragen van bevoegdheid en verantwoordelijkheid aan een lager niveau.
Centralisatie = wanneer alle macht bij de centrale top ligt, weinig delegeren
Decentralisatie = macht wordt verdeeld aan onderliggende lagen (veel sprake van delegeren)
Horizontale differentiatie = uitbreiding op gelijkwaardig niveau, dus overhandigen taken,
daarmee vervalt de verantwoordelijkheid.
Organisatiestelsels
- Functies groeperen tot afdelingen, deze afdelingen ook weer groeperen in de
organisatiestructuur.
Twee manieren van onderscheiden
1. Interne differentiatie = groepeert men de mensen op hun functie ook wel f-indeling
genoemd.
Nadeel = de samenhang tussen de afdeling wordt gemakkelijk uit het oog verloren
Thuis, P. (2021). Toegepaste Organisatiekunde (editie). Nederland: Uitgever: Noordhoff
PDCA
- Voor het verbeteren van processen kun je de PDCA-cyclus gebruiken (plan, do, check,
act)
Plan = maak een plan voor verandering en leg vast wat je wil veranderen. Benoem de stappen
die genomen moeten worden, schat de risico’s in en benoem de resultaten van de verandering.
Do = voer het plan uit
Check = controleer met de resultaten of je het proces hebt verbeterd
Act = plan evalueren en eventueel bijstellen
Organiseren
- Organiseren is de managementfunctie die erop gericht is in een organisatie de
structuur van relaties tussen het personeel te creëren waardoor het personeel in staat
is geplande doelen te behalen.
Redenen om te organiseren
1. Het voorkomen van de duplicatie van middelen
2. Het bereiken van synergie
Redenen om een organisatiestructuur te maken
1. Het instellen van autoriteit en hiërarchie
2. Het bewerkstelligen van goede communicatie
Motieven voor arbeidsverdeling
1. Bestuurs-motief = er moet worden gezorgd dat de organisatie bestuurbaar blijft.
2. Kosten-motief = gekozen organisatiewijze moet wel betaalbaar blijven
3. Gedragskundig-motief = de taken moeten werknemers de kans geven tot ontplooiing,
en mogen niet eentonig zijn.
4. Maatschappelijk-motief = rekening houden met normen, waarden en wetten.
4 regels om tot een geschikte taakdefinitie te komen
1. De taak moet op niveau zijn
2. Taak moet logisch, overzichtelijk en afgerond geheel vormen
3. Taken moeten mogelijkheid tot ontplooiing bieden en niet eentonig zijn.
4. Taken mogen geen tegenstrijdigheden bevatten
, 3 oplossingen Herzberg om werkzaamheden gemotiveerd te houden
1. Taakverruiming = taken wat iemand heeft wordt uitgebreid
2. Taakroulatie = volgens tijdschema taken tussen werknemers ruilen.
3. Taakverrijking = meer taken op hoger niveau
Functie bepaal je d.m.v. de functie-analyse (4 a’s)
1. Arbeidsinhoud = aard van het werk en vraag wat iemand precies doet
2. Arbeidsomstandigheden = omstandigheden waaronder het werk wordt uitgevoerd
3. Arbeidsverhouding = hierbij gaat het om de macht en de verantwoordelijkheid van de
functie.
4. Arbeidsvoorwaarden = primaire arbeidsvoorwaarden (salaris, lease auto etc)
6 technieken maken functie-analyse
1. Observeren = iemand die de taak uitvoert nauwlettend observeren.
2. Expertmethode = vragen aan een expert, wat de functie inhoudt.
3. Individueel interview = men interviewt iemand die de functie uitvoert
4. Groepsinterview = men interviewt een groep mensen die de functie uitvoert
5. Vragenlijstmethode = en legt uitvoerder van de functie een gestandardiseerde lijst voor
6. Dagboekmethode = gedurende de functie een dagboek bij houden
Verticale en horizontale arbeidsverdeling
à voordeel van arbeidsverdeling = stijging van de productiviteit
Verticale arbeidsverdeling = als een medewerker iemand onder zich krijgt, er is sprake van
een hiërarchisch niveau
Delegeren = het overdragen van bevoegdheid en verantwoordelijkheid aan een lager niveau.
Centralisatie = wanneer alle macht bij de centrale top ligt, weinig delegeren
Decentralisatie = macht wordt verdeeld aan onderliggende lagen (veel sprake van delegeren)
Horizontale differentiatie = uitbreiding op gelijkwaardig niveau, dus overhandigen taken,
daarmee vervalt de verantwoordelijkheid.
Organisatiestelsels
- Functies groeperen tot afdelingen, deze afdelingen ook weer groeperen in de
organisatiestructuur.
Twee manieren van onderscheiden
1. Interne differentiatie = groepeert men de mensen op hun functie ook wel f-indeling
genoemd.
Nadeel = de samenhang tussen de afdeling wordt gemakkelijk uit het oog verloren
