Registraties kunnen gebruikt worden om inzicht te bieden in wanneer, onder welke omstandigheden,
hoe vaak en hoe heftig de problemen voorkomen. Registraties dienen twee algemene doelen:
informatie verzamelen en de behandeling structureren. Registraties zijn behulpzaam bij het
structureren van de behandeling omdat dit de patiënt stimuleert om bewust te worden van de
problemen en voortdurend te werken aan het oplossen ervan. Wanneer de registraties te veel tijd in
beslag nemen, kan dit leiden tot verminderde motivatie en drop-out. Daarom wordt aangeraden om
zelfregistratie te beperken tot maximaal 15 minuten per dag. Wanneer (zelf)registratie goed ingezet
wordt, is er vaak sprake van reactiviteit; een (tijdelijke) afname van de klacht. Soms geven patiënten
echter aan dat de klacht juist is toegenomen, maar dit is vaak het gevolg van een toegenomen
bewustzijn van de klacht in plaats van een daadwerkelijke toename. Soms registreert iemand anders
het gedrag van de patiënt. Een vuistregel bij registraties door een ander is dat degene die registreert
het meeste last heeft van het gedrag of de gevolgen daarvan. In een latere fase van de behandeling
kunnen ook positieve gebeurtenissen geregistreerd worden. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat
mensen hier gelukkiger van worden en een hogere zelfwaardering ervaren. Soms is het niet nodig om
de omstandigheden waarin de klacht voorkomt te registreren. In dit geval kunnen de frequentie en/of
tijdsduur interessanter zijn. Om de baseline hiervan te bepalen, kunnen frequentie en/of
tijdsduurregistraties gebruikt worden. Meestal wordt dit simpelweg gedaan aan de hand van turven.
Op het einde van de dag wordt dan het totaal opgeschreven en de volgende dag begint de patiënt
weer opnieuw. Wanneer het probleem beter gemeten kan worden in minuten dan in aantallen, kan
een tijdsduurregistratie gebruikt worden. In dit geval kan de patiënt bijvoorbeeld een stopwatch bij
zich dragen die die steeds aanzet op het moment dat het probleem begint en weer pauzeert zodra
het voorbij is.
Frequentie- en tijdsduurregistraties kunnen in vijf stappen worden opgesteld: 1. Selecteer een
probleemgedrag (R), problematisch gevoel (CR) of problematische situatie (CS). 2. Kies een
registratie-instrument (bijv. stopwatch). 3. Kies een registratieperiode (bijv. continu of alleen boven
een bepaalde intensiteit). 4. Patiënt noteert dagscores. 5. Therapeut verwerkt dagscores in een
grafiek. Bij iedere vorm van registraties worden de dagtotalen aan het begin van de volgende
therapiesessie in een grafiek gezet. Hierdoor wordt inzichtelijk hoe de patiënt ervoor staat. Aan de
hand van deze grafiek kunnen ook doelen worden opgesteld
De eerste ronde van registraties bestaat over het algemeen simpelweg uit het opschrijven wanneer,
onder welke omstandigheden, hoe vaak en hoe heftig het probleem zich heeft voorgedaan. In een
tweede ronde komt hier nog een stap bij. Na het registreren moet de patiënt ook opschrijven hoe
tevreden die is over het gedrag en wat die eventueel anders had willen/kunnen doen. Dit wordt
registratie + bezinning genoemd. In een derde ronde kan de patiënt vervolgens gaan registreren of