Anatomie Gewrichten van het been
Bekkengordel
De gewrichtsvlakken van het heiligbeen en heupbeen (SI- gewricht) zijn met kraakbeen
bedenkt en verbonden met collagene vezels. Ze zijn slechts weinig beweegbaar. In de
symfyse (schaambeennaad, de verbinding van de beide schaambeendenderen) bevindt zich
een kraakbeenschijf welke boven en onder versterkt wordt door banden.
De heupbeenderen vormen een diepe kom, het acetabulum (= azijnnapje) waarin de kop van
het dijbeen past (articulatio coxae).
Drie stevige banden versterken het gewricht:
- Het ligamentum pubofemorale,
- Het ligamentum ischiofemorale
- Het ligamentum iliofemorale
Men spreekt van een kogelgewricht, dus 3-assig.
1. Acetabulum
2. Trochanter major
3. Trochanter minor
4. Os ischii
5. Os pubis
6. Os ilium
7. Femur
, Vrije onderste extremiteit = been
Deze bestaat uit:
1. Het femur (dijbeen)
2. Art. genus (kniegewricht)
3. Os tibia + os fibula (scheenbeen + kuitbeen)
4. Ossa tarsália (voetwortelbeentjes)
5. Ossa metatarsalia (middenvoetsbeentjes)
6. Digiti (kootjes)
Femur – het bijbeen
1. Caput femoris
2. Cóllum femoris
3. Trochanter major
4. Trochanter minor
5. Corpus femoris
6. Epicondylus lateralis
7. Epicondylus medialis
8. Linea aspera
Het femur is een pijpbeen met in de groeiperiode een kraakbeenschijf
tussen de diafyse en het proximale zowel als distale gewrichtseinde.
Het bovenste gewrichtseinde vormt de caput femoris, het onderste de
condylus femoris.
Het bovenste einde vertoont buiten de trochanter major, waaraan de abductoren
vasthechtem; binnen en achter de trochanter minor waaraan de m. iliopsoas vasthecht.
De femurschacht is glad. De licht gekromde achterzijde bezit een ruwe lijn (linea aspera) met
een lábium mediale en een lábium laterale.
Articulatio Genus – het kniegewricht
1. Dijbeen (femur)
2. Gewrichtskraakbeen
3. Scheenbeen (tibia)
4. Kuitbeen (fibula)
5. Achterste kruisband
6. Voorste kruisband
7. Laterale meniscus
8. Mediale meniscus
9. Laterale collaterale band
10. Mediale collaterale band
Bekkengordel
De gewrichtsvlakken van het heiligbeen en heupbeen (SI- gewricht) zijn met kraakbeen
bedenkt en verbonden met collagene vezels. Ze zijn slechts weinig beweegbaar. In de
symfyse (schaambeennaad, de verbinding van de beide schaambeendenderen) bevindt zich
een kraakbeenschijf welke boven en onder versterkt wordt door banden.
De heupbeenderen vormen een diepe kom, het acetabulum (= azijnnapje) waarin de kop van
het dijbeen past (articulatio coxae).
Drie stevige banden versterken het gewricht:
- Het ligamentum pubofemorale,
- Het ligamentum ischiofemorale
- Het ligamentum iliofemorale
Men spreekt van een kogelgewricht, dus 3-assig.
1. Acetabulum
2. Trochanter major
3. Trochanter minor
4. Os ischii
5. Os pubis
6. Os ilium
7. Femur
, Vrije onderste extremiteit = been
Deze bestaat uit:
1. Het femur (dijbeen)
2. Art. genus (kniegewricht)
3. Os tibia + os fibula (scheenbeen + kuitbeen)
4. Ossa tarsália (voetwortelbeentjes)
5. Ossa metatarsalia (middenvoetsbeentjes)
6. Digiti (kootjes)
Femur – het bijbeen
1. Caput femoris
2. Cóllum femoris
3. Trochanter major
4. Trochanter minor
5. Corpus femoris
6. Epicondylus lateralis
7. Epicondylus medialis
8. Linea aspera
Het femur is een pijpbeen met in de groeiperiode een kraakbeenschijf
tussen de diafyse en het proximale zowel als distale gewrichtseinde.
Het bovenste gewrichtseinde vormt de caput femoris, het onderste de
condylus femoris.
Het bovenste einde vertoont buiten de trochanter major, waaraan de abductoren
vasthechtem; binnen en achter de trochanter minor waaraan de m. iliopsoas vasthecht.
De femurschacht is glad. De licht gekromde achterzijde bezit een ruwe lijn (linea aspera) met
een lábium mediale en een lábium laterale.
Articulatio Genus – het kniegewricht
1. Dijbeen (femur)
2. Gewrichtskraakbeen
3. Scheenbeen (tibia)
4. Kuitbeen (fibula)
5. Achterste kruisband
6. Voorste kruisband
7. Laterale meniscus
8. Mediale meniscus
9. Laterale collaterale band
10. Mediale collaterale band