Samenvatting MDL 4 blok 4
Turnen:
H4 Faseren van bewegingen:
- Bewegingsfasering: we delen bewegingen in in 4 fasen:
- voorbereidende fase
- inleidende fase
- kernfase
- eindfase
- Faseren →
- positieve invloed op de bewegingsonderwijsleersituatie
- docent kan hoger rendement uit de BOLS halen, want hij kan doordachte keuzes maken
- in een beweging zoeken naar vereenvoudiging
- inzicht in de beweging
- de kern van de beweging vinden en de beweging aanpassen zonder dat de kern veranderd
- voorbereidende fase:
- beweger breidt zich fysiek en mentaal voor op de beweging
- beweger verzameld energie voor de beweging
- staat in dienst van de kernfase
- inleidende fase:
- lichaam wordt in de juiste positie gebracht
- kinetische energie wordt verzameld:
- potentiële energie wordt omgezet in kinetische energie
- arbeid wordt omgezet in kinetische energie
- combinatie van beide
- kernfase:
- het essentiële moment van de beweging
- cruciaal voor het slagen van de beweging, bepaald of de beweging slaagt
- het deel van de motorische actie waarin het lichaam kracht levert of energie behoudt die leidt tot
het beoogde bewegingsresultaat
- 2 delen:
- hoofdfase:
- deel van de beweging waarin de beweger dmv spieractiviteit de energie levert die nodig is voor
de oplossing van de bewegingsuitdaging.
- direct of indirect contact met de grond
- potentiële energie komt vrij als kinetische energie
- resultaatfase:
- er wordt geen energie meer toegevoegd aan de beweging
- mogelijk door verandering van lichaamshouding de rotatie te versnellen of te vertragen
- eindfase:
- wenselijke eindhouding van de beweging
- bijv. landing
- doel: stabiele eindhouding
- kinetische energie afgebouwd tot 0
- Motorische taakcategorieën:
- groepen met dezelfde kenmerken → motorische taakcategorieën
, - kan een analyse van gemaakt worden
- 4 groepen:
- enkelvoudige bewegingen:
- duidelijk begin en eind
- 1 kern → 1 moment waarop kracht geleverd wordt. Bijv.salto, streksprong
- 2 kernen → 2 momenten waarop kracht wordt geleverd. Bijv. overslag
- gekoppelde bewegingen:
- 2 afzonderlijke bewegingen die aan elkaar geplakt worden
- de slotfase van de 1e beweging en de inleidende fase van de 2e beweging versmelten tot een
tussenfase (extra kernfase)
- eindfase en inleidende fase dienen op elkaar afgesteld te worden op gebied van:
lichaamshouding, lichaamspositie, bewegingsenergie en bewegingsrichting
- bijv. arabier flikflak
- repeterende/cyclische bewegingen:
- de fasering herhaalt zich vele malen
- bijv. strekhangzwaai
- combinatiebewegingen:
- 2 verschillende subtaken binnen 1 hoofdtaak
- bijv. schroefsalto
- salto = 1A
- schroef = 1B
- faseren van bewegingen en motorische taakcategorieën toegepast:
- differentiëren vanuit faseren:
- door de voorbereidende-, inleidende- en eindfase aan te passen kan de beweging vereenvoudigd
worden zonder dat de kern verloren gaat.
- bijv. salto met afzet vanaf de kast
- faseren gekoppeld aan de bouwstenen van turnen:
- aandacht ligt op de kernfase
- alle kernfases zijn al aangeleerd middels de bouwstenen
H5 Veiligheid:
- veiligheid binnen BOLS:
- kennis van de docent:
- verantwoordelijk voor het in orde hebben van je kennis zodat je verantwoordelijke keuzes maakt
met betrekking tot DLTC
- werken vanuit een plan:
- deming cirkel om te verbeteren:
- plan van aanpak
- uitvoering
- evaluatie
- verbeteren
- opbouwen: leren in een oefensituatie in de uiteindelijke beweging te kunnen uitvoeren.
- faseren van bewegingen:
- docent inzicht in beweging → verantwoordelijke keuzes kunnen maken
- bouwstenen:
- bouwstenen als basis → op terug kunnen vallen
- aandachtspunten noemen → eenduidige opbouw van verschillende bewegingen
, - toepassing van bouwstenen → minimaal verschil in bewegingsactiviteit voor leerlingen →
veiligheid vergroot
- beïnvloedt de zelfredzaamheid van leerlingen positief
- bewegingsondersteuning
- hulpverlenen: waarborgt veiligheid
- heffen en dragen:
- pakt zo vroeg mogelijk vast en begeleidt zo lang mogelijk
- steunen:
- geven van een steuntjes/ zetje om de beweging te voltooien
- toevoegen van ontbrekende kracht
- sturen:
- leerling beweging laten voelen
- vangen: ingrijpen in een beweging die fout gaat of fout dreigt te gaan
- beveiligen:
- op het moment dat de beweging dreigt te mislukken
- sturen:
- beweger richting geven
- grijpt in als het fout dreigt te gaan
- positie in bewegingsarrangement
- coachende rol
- aandachtspunten bij bewegingsondersteuning:
- de manier waarop het hulpverlenen/ vangen gebeurt bepaald de veiligheid
- regels bewegingsondersteuning:
- duidelijk contact met de beweger
- afspraken over moment van uitvoeren van de beweging
- 1 hulpverlener telt hardop het aantal afgesproken voorbeweging
- tegen de bewegingsbaan aan staan ter hoogte van de beweger
- vast pakken voordat de hoofdfase begint
- meebewegen langs de bewegingsbaan
- pas loslaten als de beweger stil staat
- vermijd de gewrichten vast pakken
- hulpverlenen: waar begin ik?
- leerlingen “watervrij” maken:
- leerlingen leren om op een verantwoorde wijze aan elkaar te zitten
- richtlijnen:
- begin van schoolcarrière starten
- beginnen in simpele situaties
- beginnen met sporten waarbij lichamelijk contact vereist is
- goede voorbeeld laten zien als docent
- leerlingen met turn achtergrond laten hulpverlenen in het begin
- basisprincipes hulpverlenen bijbrengen
- basisprincipes die we niet uit het oog mogen verliezen:
- pedagogisch klimaat moet hulpverlenen toe staan
- duidelijke afspraken maken
- zorg dat de beweger de beweging precies haalt
, - rugzijde kiezen bij keuze tussen buik- en rugzijde
- van eenvoudige naar complexe bewegingen:
- bewegingsbeeld wordt geleerd
- pedagogisch klimaat
- intensiteit van bewegen:
- hoge intensiteit → leerlingen bezig met bewegen en niet met andere dingen
- veel oefenen
- niveau verschil:
- als docent door niveauverschil genoodzaakt om te differentiëren om iedereen te bereiken en te
laten leren
- bewegingsondersteuning:
- als de bewegingsondersteuning op verantwoorde manier uitgevoerd kan worden draagt dit bij aan
een positieve turnsfeer
- leerlingen krijgen vertrouwen in zichzelf, medeleerlingen, de taak, de context en de docent
- bewegingsondersteuning: grepen en plaatsing:
- steungrepen:
- beweger ondersteunen
- translatie in bewegingen die afgeremd of versterkt moeten worden
- kan je combineren met andere grepen
- draaigrepen:
- toevoegen of afremmen van rotatie energie
- bewegingen waarbij de kern van de beweging gericht is op het opwekken van rotatie
- handen in gedraaide positie
- samengestelde grepen:
- combinatie van de draaigreep en de steungreep
- combinatie van translatie en rotatie toevoegen of afremmen
H7 Bouwstenen
- bouwstenen: elementen met overkoepelende aandachtspunten, die toegepast kunnen worden binnen
andere bewegingen
- technisch, fysiek en mentaal vlak
- 2 vormen: centraal binnen een toestel, centraal binnen de deelgebieden
- Centraal binnen een toestel:
- Hoofdgroepen vormen de essentie van een toestel
- Profielelementen staan aan de basis van een hoofgroep
- Centraal binnen de deelgebieden
- Zwaaien, draaien, springen en balanceren
Bouwstenen met aandachtspunten: rode draad van begingen
- Door de bouwstenen wordt er een basis gelegd waar leerlingen mee verder kunnen
- Sneller zelfstandig aan het werk
- Instructie wordt meer coachen
- Activerende didactiek leerlingen kunnen taak docent overnemen
- Veiliger
- Springen/ balanceren:
- Handstand, rollen en streksprong
- Rollen
- Zwaaien/ draaien:
- Strekhangzwaai, streksteunzwaai en duikelen
Turnen:
H4 Faseren van bewegingen:
- Bewegingsfasering: we delen bewegingen in in 4 fasen:
- voorbereidende fase
- inleidende fase
- kernfase
- eindfase
- Faseren →
- positieve invloed op de bewegingsonderwijsleersituatie
- docent kan hoger rendement uit de BOLS halen, want hij kan doordachte keuzes maken
- in een beweging zoeken naar vereenvoudiging
- inzicht in de beweging
- de kern van de beweging vinden en de beweging aanpassen zonder dat de kern veranderd
- voorbereidende fase:
- beweger breidt zich fysiek en mentaal voor op de beweging
- beweger verzameld energie voor de beweging
- staat in dienst van de kernfase
- inleidende fase:
- lichaam wordt in de juiste positie gebracht
- kinetische energie wordt verzameld:
- potentiële energie wordt omgezet in kinetische energie
- arbeid wordt omgezet in kinetische energie
- combinatie van beide
- kernfase:
- het essentiële moment van de beweging
- cruciaal voor het slagen van de beweging, bepaald of de beweging slaagt
- het deel van de motorische actie waarin het lichaam kracht levert of energie behoudt die leidt tot
het beoogde bewegingsresultaat
- 2 delen:
- hoofdfase:
- deel van de beweging waarin de beweger dmv spieractiviteit de energie levert die nodig is voor
de oplossing van de bewegingsuitdaging.
- direct of indirect contact met de grond
- potentiële energie komt vrij als kinetische energie
- resultaatfase:
- er wordt geen energie meer toegevoegd aan de beweging
- mogelijk door verandering van lichaamshouding de rotatie te versnellen of te vertragen
- eindfase:
- wenselijke eindhouding van de beweging
- bijv. landing
- doel: stabiele eindhouding
- kinetische energie afgebouwd tot 0
- Motorische taakcategorieën:
- groepen met dezelfde kenmerken → motorische taakcategorieën
, - kan een analyse van gemaakt worden
- 4 groepen:
- enkelvoudige bewegingen:
- duidelijk begin en eind
- 1 kern → 1 moment waarop kracht geleverd wordt. Bijv.salto, streksprong
- 2 kernen → 2 momenten waarop kracht wordt geleverd. Bijv. overslag
- gekoppelde bewegingen:
- 2 afzonderlijke bewegingen die aan elkaar geplakt worden
- de slotfase van de 1e beweging en de inleidende fase van de 2e beweging versmelten tot een
tussenfase (extra kernfase)
- eindfase en inleidende fase dienen op elkaar afgesteld te worden op gebied van:
lichaamshouding, lichaamspositie, bewegingsenergie en bewegingsrichting
- bijv. arabier flikflak
- repeterende/cyclische bewegingen:
- de fasering herhaalt zich vele malen
- bijv. strekhangzwaai
- combinatiebewegingen:
- 2 verschillende subtaken binnen 1 hoofdtaak
- bijv. schroefsalto
- salto = 1A
- schroef = 1B
- faseren van bewegingen en motorische taakcategorieën toegepast:
- differentiëren vanuit faseren:
- door de voorbereidende-, inleidende- en eindfase aan te passen kan de beweging vereenvoudigd
worden zonder dat de kern verloren gaat.
- bijv. salto met afzet vanaf de kast
- faseren gekoppeld aan de bouwstenen van turnen:
- aandacht ligt op de kernfase
- alle kernfases zijn al aangeleerd middels de bouwstenen
H5 Veiligheid:
- veiligheid binnen BOLS:
- kennis van de docent:
- verantwoordelijk voor het in orde hebben van je kennis zodat je verantwoordelijke keuzes maakt
met betrekking tot DLTC
- werken vanuit een plan:
- deming cirkel om te verbeteren:
- plan van aanpak
- uitvoering
- evaluatie
- verbeteren
- opbouwen: leren in een oefensituatie in de uiteindelijke beweging te kunnen uitvoeren.
- faseren van bewegingen:
- docent inzicht in beweging → verantwoordelijke keuzes kunnen maken
- bouwstenen:
- bouwstenen als basis → op terug kunnen vallen
- aandachtspunten noemen → eenduidige opbouw van verschillende bewegingen
, - toepassing van bouwstenen → minimaal verschil in bewegingsactiviteit voor leerlingen →
veiligheid vergroot
- beïnvloedt de zelfredzaamheid van leerlingen positief
- bewegingsondersteuning
- hulpverlenen: waarborgt veiligheid
- heffen en dragen:
- pakt zo vroeg mogelijk vast en begeleidt zo lang mogelijk
- steunen:
- geven van een steuntjes/ zetje om de beweging te voltooien
- toevoegen van ontbrekende kracht
- sturen:
- leerling beweging laten voelen
- vangen: ingrijpen in een beweging die fout gaat of fout dreigt te gaan
- beveiligen:
- op het moment dat de beweging dreigt te mislukken
- sturen:
- beweger richting geven
- grijpt in als het fout dreigt te gaan
- positie in bewegingsarrangement
- coachende rol
- aandachtspunten bij bewegingsondersteuning:
- de manier waarop het hulpverlenen/ vangen gebeurt bepaald de veiligheid
- regels bewegingsondersteuning:
- duidelijk contact met de beweger
- afspraken over moment van uitvoeren van de beweging
- 1 hulpverlener telt hardop het aantal afgesproken voorbeweging
- tegen de bewegingsbaan aan staan ter hoogte van de beweger
- vast pakken voordat de hoofdfase begint
- meebewegen langs de bewegingsbaan
- pas loslaten als de beweger stil staat
- vermijd de gewrichten vast pakken
- hulpverlenen: waar begin ik?
- leerlingen “watervrij” maken:
- leerlingen leren om op een verantwoorde wijze aan elkaar te zitten
- richtlijnen:
- begin van schoolcarrière starten
- beginnen in simpele situaties
- beginnen met sporten waarbij lichamelijk contact vereist is
- goede voorbeeld laten zien als docent
- leerlingen met turn achtergrond laten hulpverlenen in het begin
- basisprincipes hulpverlenen bijbrengen
- basisprincipes die we niet uit het oog mogen verliezen:
- pedagogisch klimaat moet hulpverlenen toe staan
- duidelijke afspraken maken
- zorg dat de beweger de beweging precies haalt
, - rugzijde kiezen bij keuze tussen buik- en rugzijde
- van eenvoudige naar complexe bewegingen:
- bewegingsbeeld wordt geleerd
- pedagogisch klimaat
- intensiteit van bewegen:
- hoge intensiteit → leerlingen bezig met bewegen en niet met andere dingen
- veel oefenen
- niveau verschil:
- als docent door niveauverschil genoodzaakt om te differentiëren om iedereen te bereiken en te
laten leren
- bewegingsondersteuning:
- als de bewegingsondersteuning op verantwoorde manier uitgevoerd kan worden draagt dit bij aan
een positieve turnsfeer
- leerlingen krijgen vertrouwen in zichzelf, medeleerlingen, de taak, de context en de docent
- bewegingsondersteuning: grepen en plaatsing:
- steungrepen:
- beweger ondersteunen
- translatie in bewegingen die afgeremd of versterkt moeten worden
- kan je combineren met andere grepen
- draaigrepen:
- toevoegen of afremmen van rotatie energie
- bewegingen waarbij de kern van de beweging gericht is op het opwekken van rotatie
- handen in gedraaide positie
- samengestelde grepen:
- combinatie van de draaigreep en de steungreep
- combinatie van translatie en rotatie toevoegen of afremmen
H7 Bouwstenen
- bouwstenen: elementen met overkoepelende aandachtspunten, die toegepast kunnen worden binnen
andere bewegingen
- technisch, fysiek en mentaal vlak
- 2 vormen: centraal binnen een toestel, centraal binnen de deelgebieden
- Centraal binnen een toestel:
- Hoofdgroepen vormen de essentie van een toestel
- Profielelementen staan aan de basis van een hoofgroep
- Centraal binnen de deelgebieden
- Zwaaien, draaien, springen en balanceren
Bouwstenen met aandachtspunten: rode draad van begingen
- Door de bouwstenen wordt er een basis gelegd waar leerlingen mee verder kunnen
- Sneller zelfstandig aan het werk
- Instructie wordt meer coachen
- Activerende didactiek leerlingen kunnen taak docent overnemen
- Veiliger
- Springen/ balanceren:
- Handstand, rollen en streksprong
- Rollen
- Zwaaien/ draaien:
- Strekhangzwaai, streksteunzwaai en duikelen