3016BA131Z
¨ 1. BACTERIËN
à 1.1 Bacteriële structuur en taxonomie
Prokaryoten : geen celkern ® archaea1 – bacteriën
Eukaryoten : met celkern ® eucarya: planten – dieren – schimmels – protozoa2
Bacteriën
Vorm ® bepaald door stugge celwand
o Coccen : bolvormig
o Bacillen : staafvormig
o Spirocheten : spiraalvormig
o Pleomorf : variabele vorm
Rangschikking
o Paren : diplo-
o Ketens : strepto-
o Druiventrossen : stafylo-
o Hoeken : corynebacterium
Grootte
o ca. 0.2 – 5 micronmeter
Structuur:
o Celwand ® omringt protoplast
o Capsule – glycocalyx laag
o Flagel
o Fimbrium en Pilus
fimbria pili
1
Oerbacteriën of archaebacteriën genoemd, vormen in de taxonomie één van de drie biologische domeinen
2
Eencellige
,Flagel
= zweepvormig organel ® beweging: propeller
o flagellin eiwit
Fimbrium – fimbria
= haarachtige structuur
Pilus – pili
= haarachtige structuur Fimbrium + Pilus
o pilin eiwit ® korter dan Flagel
o adhesie bacterie ® uitwisseling DNA
Protoplast
= bacterie zonder celwand ® wel een celmembraan
Glycocalyx
= slijmlaag ® hechting
o polysaccharide
o bevordert vorming biofilm
Capsule
= gel-achtige laag voor polysaccharide – eiwit
o Belangrijk voor:
§ Adhesie
§ Remming fagocytose
§ Identificatie door suikermoleculen ® in elke bacterie anders
§ Antigeen in vaccin
Celwand
= stugheid – permeabel kleine stoffen
o gram positief : dikke peptidoglycaan3 laag
o gram negatief : dunne peptidoglycaan3 laag
• buiten membraan
• Lipopolysaccharide (LPS)
Ø bevat porinen ® transport hydrofiele moleculen
Ø endotoxine ® toxisch onderdeel
Periplasma
= periplasmatische ruimte tussen twee membranen
o tussen celmembraan – peptidoglycaan laag
Celmembraan
= fosfolipide bilaag met receptoren + andere eiwitten
o Actief transport – selectieve diffusie moleculen
o Synthese celwand precursors ® voorlopermoleculen
o Secretie enzymen + toxinen
Cytoplasma
o Nucleoïd : genetisch materiaal ® chromosoom
o Ribosomen : eiwitsynthese
o Inclusies : insluitsels ® opslag energie
3
Laag uit eiwit en suikers
, Gram kleuring:
Þ onderscheidt tussen gram positieve – gram negatieven
1. Hitte fixatie
2. Kristal violet ® paars
3. Wassen
4. Lugol oplossing4
= gaat een complex aan met kristalviolet
5. Wassen
6. Ontkleuren met aceton – alcohol
= gram positieve bacteriën houden kleur vast ® dikke peptidoglycaan laag
7. Wassen
8. Tegenkleuren met fuchsineoplossing ® roze
9. Wassen en drogen
Gram-positieve bacteriën : paars – blauwzwart
Gram-negatieve bacteriën : roze
Bacteriële sporen
Þ als omgevingscondities ongunstig zijn
o Heel resistent tegen omgeving ® moeilijk onschadelijk te maken
o Vorming: bij tekort aan voedingsstoffen
ß ® in rust – moeilijke periode overleven – deelt weer bij gunstige condities
Bevat:
§ DNA
§ Cytoplasma
§ Celmembraan
§ Peptidoglycaan ® cortex (beschermende laag)
§ Water (heel weinig)
§ Dikke keratineachtige laag
§ Calcium
Taxonomie
= systematische classificatie van organismen
1. Genotypische classificatie
Þ DNA homologie
2. Fenotypische classificatie
• Morfologie
• Kleuringseigenschappen
• Kweekcondities
• Biochemische reacties
• Antigeen structuren
Bacterienaam
= combinatie van geslacht – soortnaam
o cursief geschreven
4
Jodium en kaliumjodide in water
, à 1.2 Bacteriële fysiologie
Voedingseisen
1. Zuurstof + waterstof : bron: water
§ Aerobe bacteriën : zuurstof essentieel
§ Anaerobe bacteriën : zuurstof remmende factor
2. Koolstof
a. Autotrofe bacteriën : vrijlevende bacteriën ® bron: CO2
Ø zelf uit CO2 zuurstof halen
b. Heterotrofe bacteriën : parasitaire bacteriën ® bron: complex
organische verbindingen
3. Anorganische ionen
= molecuul zonder koolstof (C) – waterstof (H) verbinding
4. Organische voedingsstoffen
= molecuul met koolstof (C) – waterstof (H) verbinding
o koolhydraten – aminozuren – vitaminen, purinen, pyrimidinen
Reproductie
= vermenigvuldiging door deling
1. Lag-fase : aanpassing
2. Logaritmische fase : snelle celdeling
Þ voeding raakt op – afvalstoffen hopen op
3. Stationaire fase : balans tussen bacteriën – stervende bacteriën
4. Afstervingsfase : afname aantal levende bacteriën
Þ aanwezigheid van voedingsstoffen is het belangrijkste voor bacteriën om te groeien
Regulatie groei
Þ bacterie groei: aanwezigheid voedingsstoffen
o Snelheid:
§ Intracellulaire factoren
§ Extracellulaire factoren
Ø Temperatuur
v Psychrofiele : < 20 °C
v Mesofiele : 25 – 40 °C
v Thermofiele : 55 – 90 °C
Ø pH
Ø Zuurstof