Beschrijf altijd:
- Articulatie
- Stem
- Ademing
- Resonans
- Prosodie
- Spreektempo
- Verstaanbaarheid
Hoofdkenmerken van de typen dysartrie.
- Slappe dysartrie; zwakte, kan aanwezig zijn in
alle aspecten van de spraak (te veel nasaliteit
(hypernasaliteit)).
Bulbair, CVA (UUMN), Mononeuropatisch (poloneuropatisch (zenuw is aangedaan))
- Spastische dysartrie; te veel spierspanning, waardoor trage gespannen spraak
(gespannen stemgeving)
- Atactische dysartrie; coördinatie van spraakbewegingen is gestoord, m.n.in prosodie
en articulatie hoorbaar (cerebellum is aangedaan, vind coördinatie van bewegingen
plaats, ook ataxie van de spraak)
- Hypokinetische dysartrie; weinig/kleine bewegingen in de spraak, gaat vaak gepaard
met hypertonie/rigiditeit (Parkinson)
- Hyperkinetische dysartrie; onwillekeurige (te veel) bewegingen in de spraak
(Huntington)
- Gemengde dysartrie; kenmerken van verschillende dysartrieën zijn consequent
aanwezig (verschillende symptomen)
Stappen in het dysartrie onderzoek.
Dossier en aanmelding - Medisch dossier
- Paramedisch dossier
Vragenlijst en intake Anamnese NDO-V
Oraal onderzoek ROO
Auditief-perceptuele evaluatie van de NDO-V dysartrieschaal functieniveau
spraakcomponenten
Spraakverstaanbaarheid - NSDO en NSDO-Z
- NDO-V dysartrieschaal
activiteitenniveau
Psychosociale impact SHI Spraak Handicap Index
Dysartrietypologie NDO-V
Waarom classificatie van de typen dysartrie?
- Zeer belangrijk en bijdragend voor de (ook medische) differentiaaldiagnose,
bijvoorbeeld in het ziekenhuis.
, - De behandeling en met name de cues die wel of niet werken kunnen per dysartrie
verschillen.
Nederlandstalig Spraakverstaanbaarheid Onderzoek – Zinnen (NSVO-Z).
Patiënt moet zinnen voorlezen van bestaande woorden, maar de zinsbouw is raar.
Voorbeeld: noteer wat je verstaat
- Hij kan een schoorsteen kopen
- Deze bloemmékor is niet gevoelig
- Waarom hebben de leidingen een kleur gekozen?
- De knappe sinaasappels verdwijnen maandag niet
- De post is rond
- Waren de reekfouten aan ’t praten in ’t hoofdstuk?
- De vakbond heeft genoten
Spraakapraxie.
‘Ik geef mijn mond het commando iets te doen maar hij doet iets anders.’
Diagnostisch instrument voor apraxie van de spraak (DIAS)
Therapeutisch instrument voor apraxie van de spraak (TIAS)
Buccofaciale apraxie.
Moeite met uitvoeren van willekeurige niet-spraakbewegingen met de tong, lippen, kaak,
stemapparaat en/of aangezicht… die niet verklaard kan worden door verminderde
spierkracht sensibiliteit.
Voorbeelden kunt u eens blazen? Nu met een kaars. (met een kaars lukt het wel)
Het verschil tussen dysartrie en Spraakapraxie:
Bij een spraakapraxie weet je niet goed de volgorde meer, of wat je moet doen. Bij dysartrie
weet je dat heel goed, maar daarbij lukt het niet. Dysartrie is er altijd.
Bij spraakapraxie zijn er opeens taken die ze wel kunnen uitvoeren.
Nazeggen is een oefening, automatische reeksen (1 t/m 20 tellen) is een goede oefening.
Logopedische therapie bij dysartrie.
Algemene principes volgens Darley
- Bewustwording (‘ziektebesef’) (moet weten wat er aan de hand is)
- Motivatie (Spraak Handicap Index!) (hoe gemotiveerd is iemand + gesprek) heeft de
patiënt een hulpvraag? Essentieel
- Terugkoppeling (van externe feedback naar interne) (audio opname laat maken)
- Vroege start (begin niet te laat met oefenen als iemand een dysartrie heeft)
- Compensatie (schrijf kenwoorden op van de patiënt)
- En verder:
o Oefeningen inpassen in ADL (Activiteiten Dagelijks Leven)
o Multidisciplinaire aanpak
o Ook de omgeving/ luisteraar trainen!