WEEK 1: THOMAS KUHN
CHRONOLOGIE VAN WETENSCHAPSFILOSOFISCHE STANDPUNTEN
• Standaardbeeld:
- Wetenschap is objectief, universeel, en progressief
- Logisch redeneren vormt de taal van de wetenschap
- Duidelijke scheiding tussen observatie- en theoretische termen
- Door wiskundige manipulaties of waarneming kunnen we hypotheses
bevestigen/verifiëren
- Wetenschap: chronologische opeenvolging van: ontdekkingen en verworven
inzichten; van oude Grieken tot op heden; op gebieden die nu tot de natuurkunde
worden gerekend; onafhankelijk van maatschappelijke inbedding
- Ontdekkingen: gebeurtenissen, gekoppeld aan een specifieke wetenschapper;
welbepaald tijdstip en plaats
• Karl Popper:
- Probleem met inductie (manier van abductief redeneren, waarbij er op grond van
een aantal specifieke waarnemingen tot een algemene regel (generalisatie) wordt
gekomen)
- Falsificatie is een beter criterium dan verificatie om de accuraatheid van
wetenschappelijke hypotheses en theorieën te onderzoeken
• Rudolph Carnap:
‘Logisch empiricisme’
- Filosofie moet theoretische wetenschap in logisch format vatten
- Eronder liggen zintuiglijke waarnemingen
- Wetenschappelijke claims reduceren tot claims over directe
waarnemingennemingen
- Wiskundig theoretische claims worden logische tautologieën
• Thomas Kuhn:
Problemen van oude opvatting
- Eerdere opvattingen van wetenschap te normatief (normatieve uitspraak (of
prescriptief) schrijft voor hoe iets zou moeten zijn. Deze uitspraak is
waardeafhankelijk; hij is niet juist of onjuist, maar volgt uit
de normen en waarden van degene die de uitspraak doet.)
- Eenmaal verworven kennis niet statisch en cumulatief à wetenschap (en begrip
‘natuurkunde’) veranderlijk
- Rol bredere context is essentieel voor historisch begrip
- Naïef beeld van wetenschap en ‘ontdekkingen’, veeleer proces dan gebeurtenis
, - Descriptieve aanpak:
- Wetenschap is een menselijke bezigheid waarin sociale processen essentieel zijn
- Wetenschap is discontinu -> er zijn revoluties die tot een nieuw paradigma leiden
dat incommensurabel (geen gemeenschappelijke maat meer) is met het oude
-> paradigma = samenhangend stelsel van modellen en theorieën waarbinnen de
werkelijkheid beschreven wordt
- Belangrijkste ‘ontdekkingen’ geven een paradigmawisseling
- Wetenschap geeft geen definitieve oordelen maar bijv. een tijdelijke consensus
(algemene instemming/general agreement)
- Revolutie = een niet cumulatieve verandering van incommensurabele paradigma’s
Logica en experiment bieden geen uitsluitsel; debat onmogelijk wegens gebrek
aan gedeelde basis
Anomalie: conflict tussen oude en nieuwe paradigma tussen wat verklaard kan
worden
- Ontdekking: nieuw verschijnsel als nieuw en interessant herkennen; interpretatie;
relatie tot bekende kennis vaststellen; conflict en discussie; acceptatie/afwijzing
door (deel) van wetenschappelijke gemeenschap; vorming nieuwe consensus;
incommensurabiliteit à vestiging nieuw paradigma
- Meting
- Meting geeft zelden nieuwe wet, het vereist een theorie
- Resultaten worden aan theorie aangepast i.p.v. andersom
- Pas wanneer theorie is bevestigd, weet je dat je instrument werkt
- Theorie geeft getal, meting neutrale test
- Geen objectieve norm voor ‘redelijke overeenstemming’ (reasonable agreement),
afspraak is een theoretische constructie
- ‘Normal science’ meting volgt theorie
- Anomalie brengt mogelijk crisis/revolutie
• Duhem-Quine:
- Een hypothese kan niet geïsoleerd worden getest -> ‘holisme’; hypotheses kunnen
alleen in netwerken worden onderzocht -> een hypothese wordt onderbepaald
door het experiment
- Historiografie met wetenschap als ‘sociale cultuur’ belangrijkste perspectief
, SCIENCE WARS OFWEL DE “RELATIVISME-DISCUSSIE”
• Wetenschappelijk realisme:
- Theorieën zijn een accurate representatie van de werkelijkheid
- Wetenschap is een rationeel proces dat waarde hecht aan logische argumentatie
en empirische bewijsvoering
- Recht op geprivilegieerde positie in de maatschappij
• Postmodern relativisme:
- Waarheid bestaat niet
- Wetenschap is onderhevig aan sociale factoren
- Feiten zijn sociaal geconstrueerd
- Waarom zouden wetenschappelijke theorieën geprivilegieerd zijn?
• Belangrijk: Postmodernisme bouwt voort op Kuhns ideeën, maar hij heeft zelf nooit aan
“Science Wars” meegedaan en had zich waarschijnlijk nooit met de relativistische kant
geïdentificeerd.
REVOLUTIE
• Niet-cumulatieve verandering van incommensurabele paradigma’s
• Net als politieke revoluties: verandering die oude instituties ‘illegaal’ acht (eerste
hoofdwet vs. Calorische theorie)
• Logica en experiment bieden geen uitsluitsel (Einstein vs. Lorentz)
• Debat onmogelijk wegens gebrek aan gedeelde basis; keuzes gemaakt d.m.v.
persuasie;
• Bij anomalie (afwijking of tegenspraak van verwachting/regel bijvoorbeeld toename i.p.v.
afname) is er conflict tussen het oude en het nieuwe paradigma
• Vereist niet-continue herdefinitie van concepten
• Keuze tussen paradigma’s bepaald door waardeoordeel over welk probleem het
belangrijkst is
• In een revolutie zullen oude geïnstitutionaliseerde gebruiken vervangen worden door
nieuwe