Hoorcolleges, Werkcolleges, Artikelen en het boek Plato’s Probleem
Oud Nederlands – bestaat niet, maar is een term voor dialecten voor 1200 in Nederland
Oud NL komt van de Zuidwest Germaanse talen
Corpus Gysseling = verzameling van Vroeg Middelnederlandse teksten tot 1300
Indo-Europees
Synchroon = 1 of meerdere dialecten/talen in dezelfde tijd
Diachroon = 1 of meerdere talen veranderen door de tijd
Standaardisatie
Selectie
Codificatie
Functie uitbreiding
Acceptatie
Generatieve Taalkunde – tak van de moderne wetenschap (’50) – onderzoekt het menselijk
aangeboren taalvermogen.
Onderdeel taalwetenschap: taal als object van onderzoek.
Universele Grammatica – het menselijk aangeboren taalvermogen.
Niet weigeren | geen motivatie | geen instructie | ongevoelig correcte | intelligentie niet belangrijk
De openplekken moeten ingevuld worden – parameters. (variabel, veranderlijk)
Grammatica – stelsel van regels en principes
Regels – doe dit of dat
Principes – wat je ook doet, het resultaat moet deze eigenschappen hebben. (niet-variabel)
Plato’s Probleem voor taalkunde – armoede van stimulus, maar toch volledige competence. De kennis
is niet aangeboren, afgesproken of aangeleerd.
Competence – kennis die een mens van zijn moedertaal heeft.
Performance – toepassen van die kennis
Taal is aangeboren en genetisch vastgelegd – primaire taalverwerving – kritische periode.
- Welgevormdheidsoordeel & betekenisoordeel
Taal is uniform over de populatie + geen instructie – eerder groei dan leren.
(zonder negatieve evidentie nooit mogelijk een taal te leren)
Fonetiek – onderzoekt de feitelijke realisering van klanken
Fonologie – onderzoekt de klankeigenschappen van woorden van een taal
1
,Morfologie – woorddelen die samen een welgevormd woord vormen
Syntaxis – welke woorden vormen in welke volgorde een welgevormde zin = zinsopbouw
Semantiek – wat bepaalt de betekenis van woorden en zinnen van een taal
Fonologie (klankleer) – is het deel van de taalwetenschap dat de kleinste, nog betekenis genererende
onderdelen (klanken, fonemen) van de gesproken taal bestudeert. Bestuderen klankpatronen in een
natuurlijke taal, gesproken taal. Houdt zich bezig met het klanksysteem van een taal
Foneem – kleinste betekenisonderscheidende klankeenheid
Fonen = klanken
Allofonen – bijvoorbeeld L, R is Japan hebben geen verschil en dus niet betekenis onderscheidend.
Hoe maken we spraakklanken
1. Opbouw luchtdruk
2. Productie van brongeluid
3. Aanpassing brongeluid
Klemtoon – klemtoonsysteem : gevolg van een mentaal systeem dan het spraakgeluid waarneemt als
een verzameling elementen met een bepaalde structuur. – fonologische component van grammatica.
Klemtoon toekennen
Ritmeregel – 2 adjacente V’s, krijgt de een meer klemtoon dan de ander
Klemtoonregel – X’jes uitdelen
Hoofdklemtoonregel – er is altijd 1 V met 3 x’jes
Onregelmatigheden
Zwaar – extrametrisch – telt niet mee wanneer deze rechts staat. (V+C)
Superzwaar – VCC of V lang C
Natuurlijke klasse – groep klanken delen dezelfde distinctieve kenmerken
Syllabe – lettergreep | /ba – ken/ = klankvorm | /bak – ken/ = spellingsvorm
Vocalen en Consonanten
Vocalen – weinig tot geen obstructie (vocalen worden ook tot sonoranten gerekend)
Consonanten – wel obstructie (obstruenten)
Plaats van articulatie
Labiaal (lippen) = /p/ /b/ /f/ /v/ | /m/ | /w/
Dentaal (tanden) = /t/ /d/ /s/ /z/ | /n/ | /l/ /r/
Palataal (harde gehemelte) = /j/
Velair (zachte gehemelte) = /k/ /ch/ /g/ | /ng/
Coronaal (voorkant tong) = /t/ /d/ /s/ /z/ /n/ /l/
Varianten van obstructie
1. Plosieven (plofklank) – obstruenten = /p/ /t/ /k/ /b/ /d/
2. Fricatieven (wrijfklank) – obstruenten = /f/ /s/ /ch/ /v/ /z/ /g/
2
, Stemhebbend of stemloos
Stemloos – ’t kofschip
3. Nasalen (via neus) – sonoranten = /m/ /n/ /ng/
4. Liquidae (via mondholte) – sonoranten = /l/ /r/
5. Glijklanken – sonoranten = /j/ /w/
Syllabestructuur
O = C voor V | R = N+C | N = V | C = C
Morfologie = vormleer ; vormen en vorming van woorden
Principes die de structuur van de taal bepalen
Syntactici = woordgroepen | Fonologen = klankgroepen | Morfologen = morfeemgroepen
Mentale lexicon – in de hersenen opgeslagen hoeveelheid kennis
Uitspraak
Woordklasse
Combinatiemogelijkheden
Betekenis
Boeken | Boek = lexicale betekenis | - en = grammaticale functie
Klank – betekenis = willekeurig (arbitrair) | minder willekeurig = onomatopeeën & ideofonen
Morfeem – elementen waaruit woorden bestaan. Kleinste betekenisdragende element (-ier, -je, -es)
Ongeleed = 1 morfeem (papier)
Geleed = meerdere morfemen (koetsier)
Gelede woorden d.m.v.
Derivatie – afleiding – woordsoort verandert – d.m.v. prefix (gebonden morfemen) of suffix
Samenstelling – w + w=w Meeste rechte heeft betekeniskern; Rechts-is-Hoofd-regel
Inflectie – verbuiging – behoud van woordsoort – werk, werkt (V)
Rechts-is-Hoofd-regel
Betekeniskern
Woordsoort
Meervoud
Geslacht
Suffigering – suffix bepaalt woordsoort
Prefigering – prefix bepaalt niet woordsoort
Affixen = prefix, suffix, Circumfix, infix
3