H7
7. 1
Hoofdconcept vorming →De wijze waarop mensen zich van elkaar
onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarop
samenlevingen in sociale zin vormgeven aan deze verschillen. Het
verwijst ook naar onderlinge betrekkingen tussen staten.
Kernconcept sociale ongelijkheid →Een situatie waarin verschillen tussen
mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben
voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling
van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en
behandeling.
4 soorten sociale ongelijkheid:
- Ongelijke verdeling van economische hulpbronnen
- Ongelijke verdeling van sociale hulpbronnen
- Ongelijke verdeling van symbolische hulpbronnen
- Ongelijke verdeling van politieke hulpbronnen
7.2
Maatschappelijke ladder = Een indeling van sociale lagen waarbij mensen met
meer bezit, status of macht hoger staan dan anderen.
Maatschappelijke positie =De positie die iemand (op basis van bijvoorbeeld status,
bezit, macht of beroep) heeft in de maatschappij.
Sociale laag = Een grote groep mensen met dezelfde maatschappelijke positie,
bijvoorbeeld de arbeidersklasse.
Sociale stratificatie = De indeling van de samenleving in sociale lagen waartussen
een ongelijke verhouding bestaat.
Sociale mobiliteit = Het stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder.
Standensamenleving = Een samenleving waarbij iemands positie vanaf zijn
geboorte al vast staat.
Klassensamenleving = Een samenleving waarbij iemand in een klasse wordt
geboren maar wel kan opklimmen/dalen in klassen.
, Klassen sociale stratificatie Nederland:
- Kapitaalbezitters
● Mensen met veel kapitaal
- Ondernemers klasse
● Mensen met een onderneming (bijv een café, bedrijf of winkel)
- Middenklasse
● Mensen met een relatief hoog gewaardeerde opleiding (bijv
universiteit, hbo of mbo 4)
- Arbeidersklasse
● Mensen met een relatief laag gewaardeerde opleiding (bijv
schoonmaker of bouwvak)
- Onderklasse
● Mensen met weinig geld, status en macht
Positietoewijzing = Maatschappelijke oorzaken waardoor een persoon of groep op
een bepaalde positie terecht komt.
Positieverwerving = Het verkrijgen van een maatschappelijke positie door het
leveren van een eigen bijdrage van een persoon of de groep waar hij toebehoort.
3 soorten kapitaal:
- Economisch kapitaal
→bezitten van schaarse middelen
- Sociaal kapitaal
→bezitten van een sociaal netwerk
- Cultureel kapitaal
→bezitten van culturele kennis (van de dominante cultuur) van een
samenleving/land
Bij de onderklasse is er regelmatig sprake van sociale uitsluiting.
4 componenten van sociale uitsluiting:
1. Beperkte politieke participatie
2. Beperkte normatieve integratie (culturele normen)
3. Niet goed kunnen voorzien in levensbehoefte
4. Weinig/geen toegang tot sociale grondrechten
7. 1
Hoofdconcept vorming →De wijze waarop mensen zich van elkaar
onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarop
samenlevingen in sociale zin vormgeven aan deze verschillen. Het
verwijst ook naar onderlinge betrekkingen tussen staten.
Kernconcept sociale ongelijkheid →Een situatie waarin verschillen tussen
mensen in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben
voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling
van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en
behandeling.
4 soorten sociale ongelijkheid:
- Ongelijke verdeling van economische hulpbronnen
- Ongelijke verdeling van sociale hulpbronnen
- Ongelijke verdeling van symbolische hulpbronnen
- Ongelijke verdeling van politieke hulpbronnen
7.2
Maatschappelijke ladder = Een indeling van sociale lagen waarbij mensen met
meer bezit, status of macht hoger staan dan anderen.
Maatschappelijke positie =De positie die iemand (op basis van bijvoorbeeld status,
bezit, macht of beroep) heeft in de maatschappij.
Sociale laag = Een grote groep mensen met dezelfde maatschappelijke positie,
bijvoorbeeld de arbeidersklasse.
Sociale stratificatie = De indeling van de samenleving in sociale lagen waartussen
een ongelijke verhouding bestaat.
Sociale mobiliteit = Het stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder.
Standensamenleving = Een samenleving waarbij iemands positie vanaf zijn
geboorte al vast staat.
Klassensamenleving = Een samenleving waarbij iemand in een klasse wordt
geboren maar wel kan opklimmen/dalen in klassen.
, Klassen sociale stratificatie Nederland:
- Kapitaalbezitters
● Mensen met veel kapitaal
- Ondernemers klasse
● Mensen met een onderneming (bijv een café, bedrijf of winkel)
- Middenklasse
● Mensen met een relatief hoog gewaardeerde opleiding (bijv
universiteit, hbo of mbo 4)
- Arbeidersklasse
● Mensen met een relatief laag gewaardeerde opleiding (bijv
schoonmaker of bouwvak)
- Onderklasse
● Mensen met weinig geld, status en macht
Positietoewijzing = Maatschappelijke oorzaken waardoor een persoon of groep op
een bepaalde positie terecht komt.
Positieverwerving = Het verkrijgen van een maatschappelijke positie door het
leveren van een eigen bijdrage van een persoon of de groep waar hij toebehoort.
3 soorten kapitaal:
- Economisch kapitaal
→bezitten van schaarse middelen
- Sociaal kapitaal
→bezitten van een sociaal netwerk
- Cultureel kapitaal
→bezitten van culturele kennis (van de dominante cultuur) van een
samenleving/land
Bij de onderklasse is er regelmatig sprake van sociale uitsluiting.
4 componenten van sociale uitsluiting:
1. Beperkte politieke participatie
2. Beperkte normatieve integratie (culturele normen)
3. Niet goed kunnen voorzien in levensbehoefte
4. Weinig/geen toegang tot sociale grondrechten
