samenvatting fysische middelen, theorie vd praktijk, 2de bach

Deel 1: elektrische prikkeling vd
perifere motorische zenuw=
ENMS
ENMS= elektrische neuromusculaire stimulatie

1. Contractie v skeletspieren
 AP v motorische zenuwuitloper: wet van alles of niet
 Geen sprake van halve AP
 Zorgt vr activatie  ontstaat
 AP wordt verder geleid tot motorische eindplaat => spiercontractie
 Gebeurt sprongsgewijs
 Myelineschede zorgt vr ideale geleiding (waar zenuwvezel zich in bevint
 Enkelvoudige contractie
 1 contractie met gering causiteit erna
 1x met daarna rustpauze
Tetanische contractie:
 #stimulaties/prikkels korter & korter opeen laten volgen zonder pauze
 Spier kent geen relaxtie & zit in continue werkfase
 Verkramping
 Slow-twitch /type I/rode vezel: trage spierwerk (lage rugspieren)
Fast-twitch/ type II/ witte vezel: explosief spierwerk (topsporter trekt sprintje)
 Spierbundel is altijd mix van beide spiervezels MAAR altijd wel dominantie aanwezig
 FT heeft hogere kracht ontwikkeling (curve komt hoger)
 Contractie & relaxatie zit erop na 30ms bij FT
 ST bereikt na 30ms pas zijn absolute top

2. Getande VS gladde tetanisatie
Tetanisatie= opeenvolging v meerdere enkelvoudige contracties waarbij opeenvolging volgt op een
maximum vd vorige prikkel
 Optellend/summerend effect
2.1. Getande/gekartelde tetanisatie
Minst getande (bovenste grafiek) is de krachtigste
 Gaat meer naar gladde tetanisatie
2.2. gladde tetanisatie
ST/type I FT/ type II
 25-45 Hz  60-85 Hz
 Lange tetanisatie contractie  Korte tetanisatie contractie
 Contractie= relaxtie (7s/7s)  Contractie << relaxatie (4s/10s)

3. ontwikkelen van kracht
 Synchroon laten samenstrekken v motorische units
Spiercontracite= zoveel mogelijk spiervezels aanspreken
 Maximaal effect
 2 zaken beïnvloeden dat:
- Recrutering id tijd: temporele summatie
 Leidt tot tetanisatie: FREQUENTIE

,  Frequentie zo hoog mogelijk houden & geen rustfase
 Gladde tetanisatie
 Krachtsontwikkeling wordt gesummeerd door meerdere impulsen
- Recrutering id ruimte: spatiële summatie
 Zoveel mogelijk vezels betrekken: INTENSITEIT
 # vezels die bereikt worden is afhankelijk v intensiteit vd stroom
 Hoe hoger intensiteit, hoe dieper op spierbundel werken & hoe meer spiervezels
rekruteren
 Summatie v contractie door id ruimte meer spiervezels aan te spreken

4. Welke vezels versterken?
 ST: in kader van:
- Atrofie vd spier (tgv immobilisatie)
- Specifieke spiergroepen (lage rugspieren)
 FT: in kader van:
- Verdere spierversterking na opheffen atrofie
- Compensatoire hypertrofie
- Bepaalde sporten
- Specifieke spieren (mm. Peronei)

5. Opmerkingen
 Elektrode kan op spier worden gelegd OF direct op zenuwvezel
 Kleine elektrode op motorisch punt, grote elektrode id buurt
 Meerdere kleine elektrodes gebruiken (1 kleine per spierbuik)
 Houd de getetaniseerde spier in elongatie: vermijden spierkramp
 Voorkeur vr kleefelektrodes ipv sponselektrode
 Lichaamsbeharing maakt moeilijker vr geleiding

6. Voordelen
 Tetanisatie wordt bereikt zonder mentale inspanning & bij submaximale inspanningen
 Geen cardiovasculaire belasting
 Overtreft inhibitie door pijn
 Specifieke trainingseffecten door niet-fysiologische schema’s (20’ aan 10 Hz)
 Kan functioneel gebruikt worden bij centrale verlammingen (CVA)

7. Nadelen
 Hoge intensiteiten zijn noodzakelijk => spatiële recruetering
 Prikkeling v pijnreceptoren en -vezels
 ES is een lokaal fenomeen
 Veel elektrodes gebruiken/stimulatie via zenuwbundel
 Bij quadriceps: 4x uitvoeren
 Weinig relaxaties

8. Pulsvorm
8.1. Laagfrequente stroom (altijd id praktijk)
 TENS-stroom= transcutane elektrische neuro stimulatie
- Geen motorische contractie te zien tijdens rustfase
- Prikkelsynchrone ontlading: 25-45 Hz of 60-85 Hz
- t= chronaxie v motorische vezel
- BL: 150-250 µsec