Het is belangrijk om vroeg in te grijpen bij problemen, omdat:
- Psychologische stoornissen bij kinderen tussen de 10 en 24 jaar zorgt voor grote lasten voor
het kind.
- De stoornissen hebben lange termijn effecten op het functioneren in volwassenheid.
- Voorkomen dat de kinderen geïnstitutionaliseerd moeten worden, want dat is veel duurder.
- Door de problemen vroegtijdig te ondervangen kan het kind zich nog verder ontwikkelen om
zo verdere problematiek te voorkomen.
Jongens hebben meer externaliserende problematiek, meisjes meer internaliserende problemen.
Externaliserende problematiek zorgt voor meer gezondheidsproblemen, internaliserende problemen
is meer voorspellend voor slecht psychologische functioneren.
Angst heeft een hogere prevalentie, maar gedragsproblemen worden meer behandeld. Dit komt
doordat gedragsproblemen duidelijk observeerbaar zijn door de omgeving, dan internaliserende
problematiek zoals angst.
Interventiespectrum:
- Promotion = versterken van positieve factoren en reduceren van risicofactoren bij de
algemene populatie.
- Prevention = informatie geven over wat er kan gebeuren (negatieve factoren)
o Universal prevention = gericht op de algemene populatie
o Selective prevention = gericht op risicogroepen
o Indicated prevention = selecteren van groepen die tekenen vertonen van een
stoornis, maar nog niet geïndiceerd zijn.
Hoe meer gericht de preventie is, hoe effectiever de programma’s zijn.
- Treatment = behandeling van kinderen die een identificatie hebben. Het zijn interventies
zonder medicijnen die zich richten op het verlichten van psychologische stress, reduceren
van maladaptief gedrag, of het versterken van adaptief functioneren door gesprekken,
gestructureerde of ongestructureerde interacties, trainingsprogramma’s of specifieke
veranderingen in de omgeving van het kind,
- Maintenance = onderhouden van het effect van de behandeling
Evidence-based treatments:
- Cognitive-behavioural therapy (CBT):
Veranderen van maladaptieve gedachten en het gedrag.
Naar deze interventie is het meest onderzoek naar gedaan en hij blijkt effectief. De basis van
CBT is cognitive theory Beck: een situatie op zich bepaald niet hoe iemand zich voelt, maar
de gevoelens en het gedrag worden bepaald door de interpretatie van de situatie.
Behaviorism is het andere deel van de basis van CBT = psychologische stoornissen zijn het
resultaat van maladaptief leren.
o Classical conditioning = een stimuli produceert onbewust gedrag door aangeleerde
associaties.
o Operant conditioning = bepaald gedrag zal vaker voorkomen, omdat er een beloning
verbonden is aan dat gedrag.
CBT heeft dus een cognitief- (psychologische stoornissen worden in stand gehouden door
cognitieve factoren de maladaptieve cognities moeten aangepast worden) en een
gedragscomponent (psychologische stoornissen zijn het resultaat van maladaptief leren
de associatie moet opnieuw aangeleerd worden).
Het focust op de symptomen zoals ze nu zijn. De sessies zijn gestructureerd en doelgericht.
Sessies focussen op het aanleren van cognitieve en gedragsvaardigheden om de symptomen