Boek Houtman.
3.2 bloed en zijn bestanddelen.
bloed bestaat uit bloedplasma (55%) en bloedcellen (45%).
bloedcellen:
- rode bloedcellen = erytrocyten.
-witte bloedcellen = leukocyten.
-bloedplaatjes = trombocyten.
hematocriet = percentage bloedcellen van het totale hoeveelheid bloed.
man: 0,41-0,51 liter per liter bloed = 41-51%
vrouw: 0,36- 0,47 liter per liter bloed = 36-47%
tijdens inspanning en ziekte is hematocriet verhoogd. ( kan zowel door afname bloedplasma door
zweten, overgeven etc. of toegenomen hoeveelheid bloedcellen.)
3.2.1 bloedplasma.
functies:
- oplosmiddel voor oa glucose, vetzuren, eiwitten, zouten en hormonen.
- warmteopslag
- transport.
eiwitten in het bloed:
plasma eiwitten = in het bloed opgeloste eiwitten.
functies plasma eiwitten:
-verversing milieu interieur
- grootste opgeloste stoffen in bloedplasma kunnen bloedvaten niet passeren. daarom oefenen
ze een vocht aantrekkende kracht op het MI uit deze kracht heet het colloïd osmotische druk, wat
van groot belang is voor de vochtafvoer vanuit de omgeving van lichaamscellen naar de bloedvaten.
(osmose).
plasma eiwitten worden gevormd in de lever, ze verschillen in functie en grootte. Een aantal worden
in de lymfeknopen gevormd.
Osmose kan zowel met vloeistof als gasmengsel.
Isotoon, hypertoon, hypotoon:
isotoon = 2 oplossingen met dezelfde concentratie.
hypotoon = concentratie A is minder geconcentreerd ( lagere osmotische waarde) dan B. en A is dan
hypotoon ten opzichte van B.
hypertoon = concentratie B is geconcentreerder dan A, B is dan hypertoon ten opzichte van A.
isotone sportdranken:
in sportdranken wordt isotone dranken vaan als reden geen verschil is tussen de concentratie
drankje en lichaamsvloeistoffen en daardoor sneller opgenomen wordt, dit klopt niet.
minder geconcentreerde drank wordt sneller opgenomen in het lichaam, omdat na het sporten je
lichaamsvloeistof erg geconcentreerd is. (hypotone drank).